10K+ studenten - 4.8/5

Zelfstudie Gesprekslessen Gepersonaliseerd leerpad

Spaanse werkwoordenlijst

Spaanse werkwoordenlijst geoptimaliseerd door CEFR-niveau met vervoegingstabellen, voorbeeldzinnen, audio en oefeningen geoptimaliseerd voor conversatielessen.

    Werkwoord vervoegingen oefeningen Gestructureerd naar CEFR-niveau Oefeningen en werkbladen

Niveau Werkwoord Gerundium Deelwoord Werkwoordeinde Stamverandering Regelmatig Syllabus Acties
B1
Quejarse (Klagen)
Quejándose (klagend) Quejado (geklaagd) Injusticias y quejas (Dat is oneerlijk!)
B1
Abrazarse (Omklemmen)
Abrazándose (elkaar aan het omhelzen) Abrazado (omhelst) -ar Hábitos saludables y nocivos (Gezonde en ongezonde gewoontes)
A2
Abrocharse (Zich vastmaken)
Abrochando (aan het vastmaken) Abrochado (vastgemaakt) -ar En el aeropuerto y en el aire (Op het vliegveld en in de lucht)
A2
Acabar (Beëindigen)
Acabando (Aan het eindigen) Acabado (afgemaakt) -ar ¡Qué sorpresa! (Wat een verrassing)
A2
Aceptar (accepteren)
Aceptando (accepterend) Aceptado (Geaccepteerd) -ar Oficina y reuniones (Kantoor en vergaderingen)
A2
Acordarse (Herinneren)
Acordándose (herinnerend) Acordado (herinnerd) -ar Recuerdo cuando... (Ik herinner me nog toen...)
A1
Acostarse (zich neerleggen)
Acostándose (gaan slapen) Acostado (Liggen) -ar o => ue Rutinas diarias (Dagelijkse routines)
B1
Actuar (acteren)
Actuando (Acterend) Actuado (Geacteerd) -ar Películas y sus géneros (Films en genres)
B1
Adaptarse (aanpassen)
Adaptándose (Aanpassen) Adaptado (Aangepast) -ar Choque cultural (Cultuurschok)
B1
Adelgazar (afvallen)
Adelgazando (afslankend) Adelgazado (afgevallen) -ar Hábitos saludables y nocivos (Gezonde en ongezonde gewoontes)
A2
Adivinar (raden)
Adivinando (aan het raden) Adivinado (Gegist) -ar Suponiendo y adivinando (Veronderstellen en raden)
A2
Admirar (bewonderen)
Admirando (Admirerend) Admirado (bewonderd) -ar Los diferentes lados de la naturaleza (De verschillende kanten van de natuur)
B1
Adoptar (Adopteren)
Adoptando (adopterend) Adoptado (aangenomen) -ar Convertirse en padres (Becoming parents)
B1
Afectar (Beïnvloeden)
Afectando (Affecterend) Afectado (Geraakt) -ar La era de las redes sociales (Het tijdperk van de sociale media)
A1
Afeitarse (zich scheren)
Afeitándose (zich aan het scheren) Afeitado (geschoren) -ar Apariencia física (Fysiek en uiterlijk)
A2
Ahorrar (sparen)
Ahorrando (aan het sparen) Ahorrado (Gespaard) -ar ¡Salvemos nuestro planeta! (Laten we onze planeet redden!)
A2
Alejarse (zich verwijderen)
Alejando (zich aan het verwijderen) Alejado (Afgelegen) -ar En el safari (Op safari)
A2
Alimentar (voeden)
Alimentando (aan het voeren) Alimentado (gevoed) -ar Animales de granja (Boerderijdieren)
B1
Alimentarse (Zich voeden)
Alimentándose (zich voedend) Alimentado (gevoed) -ar Nutrición y dieta (Voeding en dieet)
A1
Alquilar (huren)
Alquilando (Huren) Alquilado (Gehuurd) -ar Vivienda y alojamiento (Huisvesting en accommodatie)
A1
Amar (Beminnen)
Amando (aan het beminnen) Amado (Geliefde) -ar Amor y amistad (Liefde en vriendschap)
B1
Analizar (analyseren)
Analizando (analyserende) Analizado (geanalyseerd) -ar Películas y sus géneros (Films en genres)
A2
Andar (lopen)
Andando (lopende) Andado (gelopen) -ar Mezclando los pasados (Het verleden door elkaar halen)
B1
Anunciar (Aankondigen)
Anunciando (aanhetadverteren) Anunciado (Aangekondigd) -ar Publicidad (Reclame en publiciteit)
A1
Apagar (uitzetten)
Apagando (Uitzetten) Apagado (Uitgeschakeld) -ar Electrodomésticos (Huishoudelijke apparaten)
A2
Aplicar (toepassen)
Aplicando (toepassend) Aplicado (Toegepast) -ar Contrátame (Huur mij in)
A2
Apoyarse (Steunen op)
Apoyándose (ondersteunend) Apoyado (gesteund) -ar Trabajo en equipo (Teamwerk)
A2
Aprobar (Goedkeuren)
Aprobando (aan het goedkeuren) Aprobado (Goedgekeurd) -ar o => ue Educación y graduación (Onderwijs en afstuderen)
B1
Aprovechar (Gebruikmaken van)
Aprovechando (profiterend) Aprovechado (Benut) -ar Tiempos felices y difíciles (Gelukkige en moeilijke tijden)
B1
Arreglar (Regelen)
Arreglando (aan het repareren) Arreglado (Geregeld) -ar Seguros (Insurances)
A2
Arriesgarse (Risico nemen)
Arriesgándose (Riskerend) Arriesgado (Gewaagd) -ar ¿Cómo se ve tu futuro? (Hoe ziet jouw toekomst eruit?)
A1
Ayudar (Helpen)
Ayudando (aan het helpen) Ayudado (geholpen) -ar Salud y Bienestar (Gezondheid)
A1
Bailar (dansen)
Bailando (Aan het dansen) Bailado (gedanst) -ar Música y arte (Muziek en kunst)
B1
Besarse (elkaar kussen)
Besándose (aan het kussen) Besado (gekust) -ar Relaciones y rupturas (Relaties en breuken)
A2
Buscar (Zoeken)
Buscando (aan het zoeken) Buscado (Gezocht) -ar Buscando alojamiento (Accommodatie zoeken)
A1
Calentar (Verwarmen)
Calentando (aan het verwarmen) Calentado (Verwarmd) -ar e => ie Electrodomésticos (Huishoudelijke apparaten)
A1
Cambiar (veranderen)
Cambiando (Veranderend) Cambiado (Veranderd) -ar Estaciones, meses y partes del año. (Seizoenen, maanden en delen van het jaar)
A2
Caminar (Lopen)
Caminando (Lopend) Caminado (Wandelen) -ar De senderismo en la montaña (Wandelen en bergen)
B1
Cancelar (annuleren)
Cancelando (aan het annuleren) Cancelado (Geannuleerd) -ar Seguros (Insurances)
A1
Cantar (zingen)
Cantando (Zingend) Cantado (gezongen) -ar Música y arte (Muziek en kunst)
A1
Casarse (trouwen)
Casándose (zich aan het trouwen) Casado (Getrouwd) -ar Amor y amistad (Liefde en vriendschap)
A1
Celebrar (vieren)
Celebrando (Aan het vieren) Celebrado (Gevierd) -ar Decir tu edad (Je leeftijd zeggen)
A1
Cenar (avondeten)
Cenando (aan het dineren) Cenado (gedineerd) -ar Rutinas diarias (Dagelijkse routines)
A1
Cepillar (borstelen)
Cepillando (aan het borstelen) Cepillado (geborsteld) -ar Cuidando a la mascota (Zorgen voor je huisdier.)
A1
Cerrar (sluiten)
Cerrando (Sluitend) Cerrado (Gesloten) -ar Muebles (Meubilair)
B1
Charlar (kletsen)
Charlando (aan het kletsen) Charlado (gepraat) -ar Integración y entorno social (Integratie en sociaal netwerk)
A2
Chatear (chatten)
Chateando (aan het chatten) Chateado (gechat) -ar ¡Mira qué pequeño! (Kijk eens hoe klein!)
B1
Cobrar (innen)
Cobrando (aan het innen) Cobrado (geïncasseerd) -ar Desempleo (Werkloosheid)
A1
Cocinar (koken)
Cocinando (aan het koken) Cocinado (gekookt) -ar Cocinar (Koken)
B1
Coleccionar (Verzamelen)
Coleccionando (verzamelen) Coleccionado (Verzameld) -ar Pasiones pendientes (Wachten op passies)
B1
Colgar (ophangen)
Colgando (aan het ophangen) Colgado (opgehangen) -ar Hablando por teléfono (Praten aan de telefoon)
B1
Comentar (Commentaar geven)
Comentando (aan het becommentariëren) Comentado (Benoemd) -ar La era de las redes sociales (Het tijdperk van de sociale media)
B1
Comparar (vergelijken)
Comparando (vergelijkend) Comparado (vergeleken) -ar Choque cultural (Cultuurschok)
A2
Completar (voltooien)
Completando (completerend) Completado (Gecompleteerd) -ar Organización y delegación (Organisatie en delegatie)
A1
Comprar (Kopen)
Comprando (aan het kopen) Comprado (gekocht) -ar Precios y dinero (Prijzen en geld)
A2
Comprobar (controleren)
Comprobando (Aan het controleren) Comprobado (Geverifieerd) -ar ¿Un desastre de vacaciones? (Vakantieramp?)
B1
Comunicar (communiceren)
Comunicando (Communicerend) Comunicado (Gecommuniceerd) -ar Radio y podcasts (Radio en podcasts)
A2
Comunicarse (zich communiceren)
Comunicándose (Communicerend) Comunicado (gecommuniceerd) -ar Trabajo en equipo (Teamwerk)
A2
Conectarse (zich verbinden)
Conectándose (aan het verbinden) Conectado (Verbonden) -ar ¿Teletrabajo u oficina? (Thuiswerken of op kantoor?)
A1
Confiar (Vertrouwen)
Confiando (vertrouwend) Confiado (Vertrouwd) -ar Amor y amistad (Liefde en vriendschap)
A2
Confirmar (Bevestigen)
Confirmando (Bevestigend) Confirmado (Bevestigd) -ar Buscando alojamiento (Accommodatie zoeken)
B1
Consultar (Raadplegen)
Consultando (aan het raadplegen) Consultado (Geraadpleegd) -ar Navegando por la web (Surfen op het web)
B1
Contagiarse (Besmetten)
Contagiándose (besmettend) Contagiado (besmet) -ar En la farmacia (Bij de apotheek)
A1
Contar (tellen)
Contando (tellend) Contado (Geteld) -ar Números y contar (Cijfers en tellen)
A2
Contestar (antwoorden)
Contestando (beantwoorden) Contestado (Beantwoord) -ar Contrátame (Huur mij in)
B1
Contrastar (Contrasteren)
Contrastando (contrasterend) Contrastado (gecontrasteerd) -ar ¿Vida de ciudad o de campo? (Stadsleven of platteland?)
A2
Contratar (contracteren)
Contratando (aan het aannemen) Contratado (Aangenomen) -ar Entrevista de trabajo (Sollicitatiegesprek)
A2
Cooperar (samenwerken)
Cooperando (samenwerkend) Cooperado (gecoöpereerd) -ar Trabajo en equipo (Teamwerk)
A1
Cortar (snijden)
Cortando (Snijden) Cortado (Gesneden) -ar Vajilla (Servies)
A1
Costar (Kosten)
Costando (kosten) Costado (gekost) -ar o => ue Precios y dinero (Prijzen en geld)
B1
Cotizar (offreren)
Cotizando (Offerte) Cotizado (gecotiseerd) -ar Planes de jubilación (Retirement plans)
A2
Crear (Maken)
Creando (creërend) Creado (gemaakt) -ar Planes familiares (Gezinsplannen)
A1
Cuidar (zorgen voor)
Cuidando (zorgend) Cuidado (Gezorgd) -ar Cuidando a la mascota (Zorgen voor je huisdier.)
A1
Cuidarse (Voorzichzelf zorgen)
Cuidándose (Zorgend voor zichzelf) Cuidado (Voorzichtig) -ar Estado físico y sensaciones. (Fysieke toestanden en sensaties)
A1
Cultivar (Kweken)
Cultivando (aan het kweken) Cultivado (Gekweekt) -ar En el jardín (In de tuin)
B1
Curar (Genezen)
Curando (aan het genezen) Curado (Genezen) -ar En la farmacia (Bij de apotheek)
A1
Dar (geven)
Dando (gevend) Dado (gegeven) -ar Pedir y dar direcciones. (Routebeschrijving vragen en geven)
B1
Demostrar (Demonstreren)
Demostrando (aan het demonstreren) Demostrado (Aangetoond) -ar Grandes cambios vitales (Grote veranderingen in het leven)
A1
Desayunar (Ontbijten)
Desayunando (ontbijtend) Desayunado (ontbeten) -ar Rutinas diarias (Dagelijkse routines)
A2
Descansar (uitrusten)
Descansando (uitrustend) Descansado (uitgerust) -ar En el hotel (Op hotel)
B1
Descargarse (Downloaden)
Descargando (aan het downloaden) Descargado (gedownload) -ar Navegando por la web (Surfen op het web)
B1
Descolgar (opnemen)
Descolgando (opnemend) Descolgado (opgenomen) -ar Hablando por teléfono (Praten aan de telefoon)
A2
Desconectarse (zich afmelden)
Desconectándose (aan het uitloggen) Desconectado (Afgekoppeld) -ar ¿Teletrabajo u oficina? (Thuiswerken of op kantoor?)
A2
Desear (Wensen)
Deseando (Verlangend) Deseado (Gewenst) -ar Planes familiares (Gezinsplannen)
A1
Despertarse (Zich wakker maken)
Despertándose (wakker wordend) Despierto (wakker) -ar Rutinas diarias (Dagelijkse routines)
A1
Dibujar (tekenen)
Dibujando (tekenen) Dibujado (Getekend) -ar Describir pasatiempos (Hobby's beschrijven)
B1
Discriminar (Discrimineren)
Discriminando (discriminerend) Discriminado (Gediscrimineerd) -ar Dilemas sociales (Sociale dilemma's)
A2
Disfrutar (genieten)
Disfrutando (aan het genieten) Disfrutado (Genoten) -ar En mi tiempo libre (In mijn vrije tijd)
A1
Divorciarse (Scheiden)
Divorciándose (aan het scheiden) Divorciado (gescheiden) -ar Amor y amistad (Liefde en vriendschap)
B1
Doblarse (zich buigen)
Doblándose (buigend) Doblado (gebogen) -ar Anatomía (Anatomie)
A1
Ducharse (zich douchen)
Duchándose (douchend) Duchado (gedoucht) -ar Rutinas diarias (Dagelijkse routines)
A2
Dudar (Twijfelen)
Dudando (Aan het twijfelen) Dudado (getwijfeld) -ar Suponiendo y adivinando (Veronderstellen en raden)
B1
Educar (Onderwijzen)
Educando (opvoedend) Educado (Opgevoed) -ar Convertirse en padres (Becoming parents)
A1
Empezar (beginnen)
Empezando (beginnend) Empezado (Begonnen) -ar e => ie Fechas del calendario y días festivos. (Kalenderdata en feestdagen)
B1
Enamorarse (verliefd worden)
Enamorándose (verliefd worden) Enamorado (verliefd) -ar Relaciones y rupturas (Relaties en breuken)
A1
Encontrar (Vinden)
Encontrando (aan het vinden) Encontrado (Gevonden) -ar o => ue Pedir y dar direcciones. (Routebeschrijving vragen en geven)
B1
Encontrarse (Zich bevinden)
Encontrándose (zich bevindend) Encontrado (Gevonden) -ar Autocuidado y mindfulness (Zelfzorg en mindfulness)
A1
Enfadarse (Boos worden)
Enfadándose (boos worden) Enfadado (Boos) -ar Emociones y sentimientos (Emoties en gevoelens)
B1
Engordar (aankomen)
Engordando (aankomend) Engordado (aangekomen) -ar Hábitos saludables y nocivos (Gezonde en ongezonde gewoontes)
A2
Enterarse (zich informeren)
Enterandose (te weten komend) Enterado (Begrepen) -ar ¡Qué sorpresa! (Wat een verrassing)
A2
Entrenar (trainen)
Entrenando (Trainend) Entrenado (Getraind) -ar Ejercicio y estilo de vida (Oefening en levensstijl)
A2
Enviar (verzenden)
Enviando (Versturende) Enviado (Verzonden) -ar Contrátame (Huur mij in)
B1
Equivocarse (zich vergissen)
Equivocándose (Vergissende) Equivocado (vergist) -ar Trabajo: expectativas y realidad (Beroep: verwachtingen en realiteit)
A1
Escuchar (luisteren)
Escuchando (aan het luisteren) Escuchado (Geluisd) -ar Describir pasatiempos (Hobby's beschrijven)
A2
Esperar (Wachten)
Esperando (Aan het wachten) Esperado (verwacht) -ar Planes familiares (Gezinsplannen)
A1
Estar (zijn)
Estando (zijnde) Estado (geweest) -ar Saludos y despedidas (Groeten en afscheid)
A2
Estirar (uitrekken)
Estirando (aan het strekken) Estirado (Gestrekt) -ar Ejercicio y estilo de vida (Oefening en levensstijl)
B1
Estrenar (In première gaan)
Estrenando (in première gaande) Estrenado (In première gegaan) -ar ¿Qué pasan en la tele? (Wat is er op televisie?)
A1
Estudiar (studeren)
Estudiando (Aan het studeren) Estudiado (Gestudeerd) -ar Profesiones y estudios (Beroepen en studies)
B1
Experimentar (ervaren)
Experimentando (experimenterend) Experimentado (Ervaren) -ar Trabajo: expectativas y realidad (Beroep: verwachtingen en realiteit)
B1
Explicar (uitleggen)
Explicando (uitleggend) Explicado (Uitgelegd) -ar Barrera lingüística (Taalbarrière)
B1
Explorar (verkennen)
Explorando (Verkennende) Explorado (Onderzocht) -ar Pasiones pendientes (Wachten op passies)
B1
Expresar (Uitdrukken)
Expresando (uitdrukkend) Expresado (Uitgedrukt) -ar Escribir correos electrónicos y cartas (E-mails en brieven schrijven)
A2
Facturar (Inchecken)
Facturando (facturerend) Facturado (Gefactureerd) -ar En el aeropuerto y en el aire (Op het vliegveld en in de lucht)
A2
Firmar (ondertekenen)
Firmando (Ondertekenend) Firmado (Ondertekend) -ar Entrevista de trabajo (Sollicitatiegesprek)
A1
Fregar (afwassen)
Fregando (soppen) Fregado (Afwassen) -ar e => ie Vajilla (Servies)
B1
Fumar (Roken)
Fumando (aan het roken) Fumado (Gerookt) -ar Hábitos saludables y nocivos (Gezonde en ongezonde gewoontes)
A2
Ganar (winnen)
Ganando (aan het winnen) Ganado (gewonnen) -ar El pasado: ¿una parte del presente o del pasado? (Het verleden: onderdeel van het heden of voorbij?)
B1
Gastar (Uitgeven)
Gastando (aan het uitgeven) Gastado (uitgegeven) -ar Presupuesto personal (Persoonlijk budget)
A2
Graduarse (Afstuderen)
Graduándose (Afstuderend) Graduado (Afgestudeerd) -ar Educación y graduación (Onderwijs en afstuderen)
B1
Gritar (schreeuwen)
Gritando (schreeuwend) Gritado (Geschreeuwd) -ar Barrera lingüística (Taalbarrière)
A1
Gustar (bevallen)
Gustando (Smakend) Gustado (Geliefd) -ar Colores (Kleuren)
A1
Hablar (spreken)
Hablando (Aan het praten) Hablado (gesproken) -ar Pasiones pendientes (Wachten op passies)
B1
Hornear (bakken)
horneando (aan het bakken) hornado (gebakken) -ar *A lmacenamiento de Lecciones* (*Opslagles*)
A2
Idealizar (Idealiseren)
Idealizando (idealiserend) Idealizado (Idealiseerd) -ar Mi vida soñada (Mijn droomleven)
A2
Imaginar (Voorstellen)
Imaginando (Inbeeldend) Imaginado (Gefantaseerd) -ar Mi vida soñada (Mijn droomleven)
A2
Informar (informeren)
Informando (Informerend) Informado (geïnformeerd) -ar Organización y delegación (Organisatie en delegatie)
B1
Ingresar (Opnemen)
Ingresando (opnemend) Ingresado (ingeschreven) -ar Médicos especialistas (Gespecialiseerde artsen)
B1
Intentar (Proberen)
Intentando (Proberende) Intentado (Geprobeerd) -ar Grandes cambios vitales (Grote veranderingen in het leven)
B1
Intercambiar (Uitwisselen)
Intercambiando (uitwisselend) Intercambiado (Uitgewisseld) -ar Navegando por la web (Surfen op het web)
B1
Interpretar (interpreteren)
Interpretando (Interpreterend) Interpretado (Geïnterpreteerd) -ar Música: ayer y hoy (Muziek: gisteren en vandaag)
A2
Invitar (uitnodigen)
Invitando (uitnodigend) Invitado (Uitgenodigd) -ar Oficina y reuniones (Kantoor en vergaderingen)
B1
Jubilarse (Met pensioen gaan)
Jubilándose (met pensioen gaan) Jubilado (gepensioneerd) -ar Planes de jubilación (Retirement plans)
A1
Jugar (Spelen)
Jugando (Spelend) Jugado (Gespeeld) -ar Deportes y ejercicio (Sport en beweging)
A1
Lavarse (zich wassen)
Lavándose (zich aan het wassen) Lavado (Gewassen) -ar Rutinas diarias (Dagelijkse routines)
A2
Levantar (optillen)
Levantando (aan het opstaan) Levantado (Opgestaan) -ar Ejercicio y estilo de vida (Oefening en levensstijl)
A1
Levantarse (opstaan)
Levantándose (Opstaand) Levantado (Opgestaan) -ar Rutinas diarias (Dagelijkse routines)
B1
Ligar (versieren)
Ligando (aan het flirten) Ligado (Gebonden) -ar Relaciones y rupturas (Relaties en breuken)
A1
Limpiar (schoonmaken)
Limpiando (Aan het schoonmaken) Limpiado (Schoongemaakt) -ar Partes de la casa (Delen van het huis)
B1
Llamar (bellen)
Llamando (bellen) Llamado (gebeld) -ar Nostalgia del hogar (Heimwee)
A1
Llamarse (Zich noemen)
Llamándose (zich noemende) Llamado (Genoemd) -ar Decir tu nombre (Je naam zeggen)
A1
Llegar (Aankomen)
Llegando (Aankomend) Llegado (Aangekomen) -ar Decir la hora y leer el reloj. (Hoe laat is het? De klok lezen.)
A2
Llenar (Vullen)
Llenando (aan het vullen) Llenado (gevuld) -ar Empacar tu equipaje (Je bagage pakken)
A1
Llevar (dragen)
Llevando (brengend) Llevado (Gebracht) -ar Ropa (Kleding)
B1
Llorar (huilen)
Llorando (huilend) Llorado (gehuild) -ar Nostalgia del hogar (Heimwee)
B1
Lograr (bereiken)
Logrando (aan het bereiken) Logrado (Bereikt) -ar Buenos hábitos y valores (Ideale gewoontes en waarden)
A2
Mandar (sturen)
Mandando (Aan het sturen) Mandado (gestuurd) -ar Hacer un intercambio (Op uitwisseling gaan)
A1
Maquillarse (zich opmaken)
Maquillándose (zich aan het opmaken) Maquillado (opgemaakt) -ar Colores (Kleuren)
A1
Marcar (markeren)
Marcando (Markeren) Marcado (Gemarkeerd) -ar Decir la hora y leer el reloj. (Hoe laat is het? De klok lezen.)
B1
Marcharse (vertrekken)
Marchándose (Vertrekkend) Marchado (vertrokken) -ar Viajes soñados y planes (Reisaspiraties)
A1
Meditar (Mediteren)
Meditando (Aan het mediteren) Meditado (Gemediteerd) -ar Estado físico y sensaciones. (Fysieke toestanden en sensaties)
B1
Mejorar (verbeteren)
Mejorando (Verbeterend) Mejorado (Verbeterd) -ar Voluntariado y solidaridad (Vrijwilligerswerk en solidariteit)
A2
Memorizar (memoreren)
Memorizando (memoriserend) Memorizado (gememoriseerd) -ar Entrevista de trabajo (Sollicitatiegesprek)
A2
Merendar (tussendoortje eten)
Merendando (aan het snacken) Merendado (gegeten) -ar Comida y hábitos saludables (Gezonde voeding en gewoontes)
A1
Mezclar (Mengen)
Mezclando (mixer) Mezclado (gemengd) -ar Cocinar (Koken)
A1
Mirar (Kijken)
Mirando (kijkend) Mirado (Gekeken) -ar Todo tipo de formas (Vormen en vormen)
A2
Montar (fietsen)
Montando (aan het berijden) Montado (gemonteerd) -ar Transporte sostenible (Duurzaam vervoer)
A2
Mostrar (tonen)
Mostrando (tonend) Mostrado (Getoond) -ar ¡El mundo es enorme! (De wereld is enorm!)
B1
Mudarse (verhuizen)
Mudándose (aan het verhuizen) Mudado (Verhuisd) -ar Visita inmobiliaria (Huisbezichtiging)
A1
Multiplicar (Vermenigvuldigen)
Multiplicando (vermenigvuldigend) Multiplicado (Vermenigvuldigd) -ar Números y contar (Cijfers en tellen)
A1
Nadar (Zwemmen)
Nadando (zwemmend) Nadado (Gezwommen) -ar Deportes y ejercicio (Sport en beweging)
A1
Necesitar (nodig hebben)
Necesitando (nodig hebbende) Necesitado (nodig gehad) -ar Hacer la compra (Boodschappen doen)
A2
Negociar (onderhandelen)
Negociando (onderhandelend) Negociado (onderhandeld) -ar Opiniones y negociaciones (Meningen en onderhandelingen)
A2
Notar (opmerken)
Notando (noterend) Notado (Opgemerkt) -ar ¡Qué sorpresa! (Wat een verrassing)
A2
Opinar (meningen)
Opinando (menend) Opinado (Geadviseerd) -ar Opiniones y negociaciones (Meningen en onderhandelingen)
A1
Organizar (organiseren)
Organizando (Organiseren) Organizado (Georganiseerd) -ar Días de la semana y partes del día. (Dagen van de week en dagdelen)
A1
Pagar (betalen)
Pagando (betalende) Pagado (Betaald) -ar Precios y dinero (Prijzen en geld)
A2
Participar (deelnemen)
Participando (Participerend) Participado (deelnomen) -ar ¿Qué acaba de pasar? (Wat is er net gebeurd?)
A1
Pasar (passeren)
Pasando (Aan het gebeuren) Pasado (Gepasseerd) -ar Servicios cotidianos (Dagelijkse diensten)
A1
Pasear (Wandelen)
Paseando (Wandelen) Paseado (Wandelen) -ar Cuidando a la mascota (Zorgen voor je huisdier.)
A1
Peinarse (zich kammen)
Peinándose (zich aan het kammen) Peinado (gekamt) -ar Rutinas diarias (Dagelijkse routines)
A2
Pesarse (zich wegen)
Pesándose (zich aan het wegen) Pesado (gewogen) -ar Comida y hábitos saludables (Gezonde voeding en gewoontes)
A1
Pintar (schilderen)
Pintando (aan het schilderen) Pintado (geschilderd) -ar Describir pasatiempos (Hobby's beschrijven)
A1
Pintarse (zich schilderen)
Pintándose (zich aan het schilderen) Pintado (geschilderd) -ar Colores (Kleuren)
A2
Pisar (betreden)
Pisando (aan het stappen) Pisado (betreden) -ar De senderismo en la montaña (Wandelen en bergen)
A1
Planchar (strijken)
Planchando (aan het strijken) Planchado (gestreken) -ar Ropa (Kleding)
A1
Planear (plannen)
Planeando (Plannen) Planeado (Gepland) -ar Fechas del calendario y días festivos. (Kalenderdata en feestdagen)
A2
Planificar (Plannen)
Planificando (aan het plannen) Planificado (Gepland) -ar Lista de deseos (Bucketlist)
A2
Plantar (planten)
Plantando (plantend) Plantado (geplant) -ar Mira esas flores (Kijk eens naar die bloemen)
B1
Practicar (Oefenen)
Practicando (Aan het oefenen) Practicado (Geoefend) -ar Buenos hábitos y valores (Ideale gewoontes en waarden)
A1
Preguntar (vragen)
Preguntando (aan het vragen) Preguntado (gevraagd) -ar Preguntar cosas (Dingen vragen)
A1
Preparar (voorbereiden)
Preparando (Aan het voorbereiden) Preparado (Voorbereid) -ar Decir tu edad (Je leeftijd zeggen)
A1
Presentarse (zich voorstellen)
Presentándose (zich voorstellen) Presentado (Voorgesteld) -ar Decir tu nombre (Je naam zeggen)
A2
Probar (proberen)
Probando (aan het proberen) Probado (Getest) -ar o => ue Gastronomía (Gastronomie)
B1
Protestar (Protesteren)
Protestando (protesteren) Protestado (Geprotesteerd) -ar Injusticias y quejas (Dat is oneerlijk!)
B1
Publicar (Publiceren)
Publicando (Publicerend) Publicado (Gepubliceerd) -ar Periódicos y revistas (Kranten en tijdschriften)
A1
Quedar (Afspreken)
Quedando (afspraken makend) Quedado (afgesproken) -ar Días de la semana y partes del día. (Dagen van de week en dagdelen)
B1
Quedarse ((zich) blijven)
Quedándose (blijfend) Quedado (gebleven) -ar Buenos hábitos y valores (Ideale gewoontes en waarden)
B1
Quemar (Verbranden)
Quemando (aan het verbranden) Quemado (verbrand) -ar Nutrición y dieta (Voeding en dieet)
A2
Realizar (Realiseren)
Realizando (Realiseren) Realizado (Gerealiseerd) -ar Lista de deseos (Bucketlist)
B1
Recaudar (inzamelen)
Recaudando (inzamelend) Recaudado (Verzameld) -ar Voluntariado y solidaridad (Vrijwilligerswerk en solidariteit)
A2
Rechazar (afwijzen)
Rechazando (afwijzend) Rechazado (Afgewezen) -ar Opiniones y negociaciones (Meningen en onderhandelingen)
A1
Recordar (herinneren)
Recordando (herinnerend) Recordado (Herkend) -ar o => ue Números ordinales (Rangtelwoorden)
B1
Recuperarse (Herstellen)
Recuperándose (aan het herstellen) Recuperado (hersteld) -ar Consulta médica (Controle bij de dokter)
B1
Redactar (opstellen)
Redactando (aan het opstellen) Redactado (Geredigeerd) -ar Escribir correos electrónicos y cartas (E-mails en brieven schrijven)
B1
Reflexionar (Reflecteren)
Reflexionando (Reflecterend) Reflexionado (Nagedacht) -ar Legado y homenaje (Erfenis en eerbetoon)
A2
Regalar (schenken)
Regalando (aan het schenken) Regalado (geschonken) -ar Mira esas flores (Kijk eens naar die bloemen)
A1
Regar (sproeien)
Regando (aan het water geven) Regado (Besproeid) -ar e => ie En el jardín (In de tuin)
A2
Registrarse (zich registreren)
Registrando (zich aan het registreren) Registrado (Geregistreerd) -ar En el hotel (Op hotel)
A1
Relajarse (zich ontspannen)
Relajándose (Zich aan het ontspannen) Relajado (ontspannen) -ar Estado físico y sensaciones. (Fysieke toestanden en sensaties)
B1
Renovar (verlengen)
Renovando (aan het vernieuwen) Renovado (Verlengd) -ar Seguros (Insurances)
A1
Reservar (reserveren)
Reservando (Reserveren) Reservado (Gereserveerd) -ar Vivienda y alojamiento (Huisvesting en accommodatie)
A2
Respirar (ademhalen)
Respirando (ademend) Respirado (Geademd) -ar Los diferentes lados de la naturaleza (De verschillende kanten van de natuur)
A1
Restar (aftrekken)
Restando (aftrekkend) Restado (aangetrokken) -ar Números y contar (Cijfers en tellen)
A2
Robar (stelen)
Robando (steelend) Robado (Gestolen) -ar ¿Un desastre de vacaciones? (Vakantieramp?)
A1
Sacar (nemen)
Sacando (aan het pakken) Sacado (uitgehaald) -ar Describir pasatiempos (Hobby's beschrijven)
B1
Saltar (Springen)
Saltando (springend) Saltado (gesprongen) -ar Lesiones y dolores (Blessures en pijn)
A2
Salvar (redden)
Salvando (reddend) Salvado (gered) -ar ¡Salvemos nuestro planeta! (Laten we onze planeet redden!)
A1
Secar (drogen)
Secando (aan het drogen) Secado (aan het drogen) -ar Electrodomésticos (Huishoudelijke apparaten)
A1
Secarse (zich afdrogen)
Secándose (zich aan het afdrogen) Secado (gedroogd) -ar Apariencia física (Fysiek en uiterlijk)
A1
Sembrar (zaaien)
Sembrando (zaaiend) Sembrado (gezaaid) -ar e => ie En el jardín (In de tuin)
A1
Sentarse (Zitten)
Sentándose (zich zittende) Sentado (Zittend) -ar e => ie Cuidando a la mascota (Zorgen voor je huisdier.)
B1
Simular (simuleren)
Simulando (Simuleren) Simulado (Gesimuleerd) -ar Realidad virtual e inteligencia artificial (Virtuele realiteit en kunstmatige intelligentie)
B1
Solicitar (aanvragen)
Solicitando (aan het aanvragen) Solicitado (Aangevraagd) -ar Gestión de la burocracia (Omgaan met bureaucratie)
B1
Soltar (Loslaten)
Soltando (loslatend) Soltado (Losgelaten) -ar Grandes cambios vitales (Grote veranderingen in het leven)
B1
Solucionar (Oplossen)
Solucionando (oplossend) Solucionado (Opgelost) -ar Gestión de problemas (Problemen beheren)
B1
Soportar (Verduren)
Soportando (verdragend) Soportado (Gesteund) -ar Percepciones y acciones (Percepties en acties)
A1
Soñar (dromen)
soñando (dromend) soñado (gedroomd) -ar o => ue Rutinas diarias (Dagelijkse routines)
A1
Sumar (Optellen)
Sumando (optellend) Sumado (opgeteld) -ar Números y contar (Cijfers en tellen)
B1
Superar (Overwinnen)
Superando (aan het overwinnen) Superado (Overwonnen) -ar Tiempos felices y difíciles (Gelukkige en moeilijke tijden)
A2
Terminar (afmaken)
Terminando (Aan het eindigen) Terminado (Beëindigd) -ar ¡Qué sorpresa! (Wat een verrassing)
A1
Tocar (spelen)
Tocando (aan het spelen) Tocado (Gespeeld) -ar Describir pasatiempos (Hobby's beschrijven)
A1
Tomar (nemen)
Tomando (nemend) Tomado (genomen) -ar Pedir comida y salir a cenar (Eten bestellen en uit eten gaan)
A1
Trabajar (werken)
Trabajando (Werkend) Trabajado (gewerkt) -ar Profesiones y estudios (Beroepen en studies)
B1
Tratar (behandelen)
Tratando (behandelend) Tratado (Behandeld) -ar Percepciones y acciones (Percepties en acties)
A1
Usar (gebruiken)
Usando (gebruikend) Usado (gebruikt) -ar Servicios cotidianos (Dagelijkse diensten)
A2
Viajar (Reizen)
Viajando (reizende) Viajado (gereisd) -ar Planes de vacaciones (Vakantieplannen)
A2
Visitar (Bezoeken)
Visitando (bezoekend) Visitado (Bezocht) -ar Planes de vacaciones (Vakantieplannen)
A1
Volar (Vliegen)
Volando (vliegend) Volado (gevlogen) -ar o => ue Transporte (Transport)
A2
Aparecer (verschijnen)
Apareciendo (verschijnend) Aparecido (Verschenen) -er Mezclando los pasados (Het verleden door elkaar halen)
A2
Aprender (leren)
Aprendiendo (Aan het leren) Aprendido (Geleerd) -er Mi estilo de vida (Mijn levensstijl)
B1
Ascender (stijgen)
Ascendiendo (aan het stijgen) Ascendido (Gepromoveerd) -er Mudarse y trasladarse (Moving out and relocating)
A1
Beber (drinken)
Bebiendo (aan het drinken) Bebido (gedronken) -er Alimentación diaria (Dagelijks eten)
A2
Caber (Passen)
Cabiendo (passend) Cabido (gepaste) -er Planes familiares (Gezinsplannen)
B1
Caerse (Vallen)
Cayéndose (vallend) Caído (gevallen) -er Lesiones y dolores (Blessures en pijn)
A1
Coger (pakken)
Cogiendo (Pakkend) Cogido (genomen) -er Transporte (Transport)
A1
Comer (eten)
Comiendo (aan het eten) Comido (gegeten) -er Alimentación diaria (Dagelijks eten)
B1
Componer (componeren)
Componiendo (aan het componeren) Compuesto (samengesteld) -er Música: ayer y hoy (Muziek: gisteren en vandaag)
A1
Comprender (Begrijpen)
Comprendiendo (Begrijpend) Comprendido (Begrijpen) -er Amor y amistad (Liefde en vriendschap)
A1
Conocer (Ontmoeten)
Conociendo (Aan het ontmoeten) Conocido (Bekend) -er Carácter y personalidad (Karakter en persoonlijkheid)
B1
Contener (Bevatten)
Conteniendo (bevatten) Contenido (bevat) -er Nutrición y dieta (Voeding en dieet)
A1
Correr (rennen)
Corriendo (aan het rennen) Corrido (gelopen) -er Deportes y ejercicio (Sport en beweging)
B1
Crecer (Groeien)
Creciendo (groeiend) Crecido (Gegroeid) -er Legado y homenaje (Erfenis en eerbetoon)
A1
Creer (geloven)
Creyendo (gelovend) Creído (geloofd) -er Opiniones y negociaciones (Meningen en onderhandelingen)
A2
Deber (moeten)
Debiendo (Horende) Debido (Moeten) -er Comida y hábitos saludables (Gezonde voeding en gewoontes)
B1
Defender (verdedigen)
Defendiendo (verdedigend) Defendido (Verdedigd) -er Debates y opiniones (Laten we debatteren!)
B1
Depender (afhangen)
Dependiendo (afhankelijk) Dependido (afhankelijk geweest) -er Deseos y anhelos (Wensen en verlangens)
A2
Desaparecer (verdwijnen)
Desapareciendo (Verdwijnend) Desaparecido (verdwenen) -er Mezclando los pasados (Het verleden door elkaar halen)
A2
Deshacer (uitpakken)
Deshaciendo (aan het uitpakken) Deshecho (Uitgepakt) -er Empacar tu equipaje (Je bagage pakken)
A1
Doler (Pijn doen)
Doliendo (Pijn hebben) Dolido (Pijn doen) -er o => ue Salud y Bienestar (Gezondheid)
B1
Ejercer (uitoefenen)
Ejerciendo (uitoefenend) Ejercido (Geoefend) -er e => ie Una nueva rutina (Een nieuwe routine)
A1
Encender (aanzetten)
Encendiendo (Aanzetten) Encendido (Aangezet) -er e => ie Electrodomésticos (Huishoudelijke apparaten)
B1
Entender (begrijpen)
Entendiendo (Begrijpend) Entendido (Begrepen) -er e => ie Choque cultural (Cultuurschok)
A1
Haber (Hebben)
Habiendo (Habiendo) Habido (geweest) -er Partes de la casa (Delen van het huis)
A1
Hacer (doen)
Haciendo (Aan het doen) Hecho (gedaan) -er Rutinas diarias (Dagelijkse routines)
A1
Hacer ejercicio (Oefeningen doen)
Haciendo ejercicio (oefenen) Hecho ejercicio (Genoefend) -er Deportes y ejercicio (Sport en beweging)
A2
Hacerse (Worden)
Haciéndose (Wordende) Hecho (Gedaan) -er Cuando sea mayor... (Als ik groot ben...)
A1
Leer (lezen)
Leyendo (Lezend) Leído (Gelezen) -er Describir pasatiempos (Hobby's beschrijven)
A1
Llover (regenen)
Lloviendo (Regenen) Llovido (Geregend) -er o => ue El clima y el tiempo (Het weer)
B1
Mover (bewegen)
Moviendo (bewegend) Movido (Bewogen) -er Anatomía (Anatomie)
B1
Moverse (zich verplaatsen)
Moviéndose (bewegend) Movido (Bewogen) -er e => i Una nueva rutina (Een nieuwe routine)
A1
Nacer (geboren worden)
Naciendo (Aan het geboren worden) Nacido (Geboren) -er ¿De dónde eres? (Waar kom je vandaan?)
B1
Obedecer (Gehoorzamen)
Obedeciendo (gehoorzamend) Obedecido (gehoorzaamd) -er Convertirse en padres (Becoming parents)
B1
Ofrecer (aanbieden)
Ofreciendo (aanbieden) Ofrecido (aangeboden) -er Mudarse y trasladarse (Moving out and relocating)
A1
Oler (Ruiken)
Oliendo (ruikend) Olido (geroken) -er o => ue Sentidos y percepción (Zintuigen en waarnemen)
A1
Parecer (verschijnen)
Pareciendo (lijkend) Parecido (geleken) -er Carácter y personalidad (Karakter en persoonlijkheid)
A1
Pensar (denken)
Pensando (Aan het denken) Pensado (gedacht) -er e => ie Lista de deseos (Bucketlist)
B1
Perder (Verliezen)
Perdiendo (verliezend) Perdido (Verloren) -er Desempleo (Werkloosheid)
A2
Perderse (zich verliezen)
Perdiéndose (verdwijnend) Perdido (Verdwaald) -er e => ie ¿Un desastre de vacaciones? (Vakantieramp?)
A2
Poder (Kunnen)
Pudiendo (Kunnen) Podido (Gekund) -er o => ue ¡Salvemos nuestro planeta! (Laten we onze planeet redden!)
A1
Poner (Zetten)
Poniendo (aan het zetten) Puesto (gezet) -er Electrodomésticos (Huishoudelijke apparaten)
B1
Ponerse (worden)
Poniéndose (aan het worden) Puesto (geworden) -er o => ue Percepciones y acciones (Percepties en acties)
B1
Proteger (Beschermen)
Protegiendo (Beschermend) Protegido (Beschermd) -er Anatomía (Anatomie)
A1
Querer (willen)
queriendo (willen) querido (gewild) -er /
B1
Resolver (Oplossen)
Resolviendo (aan het oplossen) Resuelto (opgelost) -er Gestión de problemas (Problemen beheren)
A1
Responder (antwoorden)
Respondiendo (beantwoordend) Respondido (beantwoord) -er Preguntar cosas (Dingen vragen)
A1
Romper (Breken)
Rompiendo (aan het breken) Roto (gebroken) -er Amor y amistad (Liefde en vriendschap)
B1
Romperse (breken)
Rompiéndose (aan het breken) Roto (Gebroken) -er Lesiones y dolores (Blessures en pijn)
A2
Saber (weten)
Sabiendo (weten) Sabido (geweten) -er Alquila tu transporte (Transport huren)
A1
Ser (zijn)
Siendo (zijnde) Sido (geweest) -er Saludos y despedidas (Groeten en afscheid)
A2
Suponer (Veronderstellen)
Suponiendo (veronderstellende) Supuesto (verondersteld) -er Suponiendo y adivinando (Veronderstellen en raden)
A2
Suspender (stopzetten)
Suspendiendo (onderbrekend) Suspendido (Geschorst) -er Educación y graduación (Onderwijs en afstuderen)
A1
Tender (ophangen)
Tendiendo (aan het ophangen) Tendido (opgehangen) -er e => ie Electrodomésticos (Huishoudelijke apparaten)
A1
Tener (hebben)
Teniendo (Hebbende) Tenido (Gehad) -er e => ie Decir tu edad (Je leeftijd zeggen)
A1
Toser (Hoesten)
Tosiendo (Hoesten) Tosido (ik heb gehoest) -er Salud y Bienestar (Gezondheid)
A1
Traer (Brengen)
Trayendo (aan het brengen) Traído (gebracht) -er Electrodomésticos (Huishoudelijke apparaten)
B1
Vender (verkopen)
Vendiendo (aan het verkopen) Vendido (verkocht) -er Publicidad (Reclame en publiciteit)
A1
Ver (zien)
Viendo (aan het kijken) Visto (Gezien) -er Días de la semana y partes del día. (Dagen van de week en dagdelen)
A2
Volver (terugkeren)
Volviendo (terugkomend) Vuelto (teruggekeerd) -er ¿Qué acaba de pasar? (Wat is er net gebeurd?)
A1
Abrir (openen)
Abriendo (Openend) Abierto (Open) -ir Muebles (Meubilair)
A2
Asistir (Assisteren)
Asistiendo (bijwonend) Asistido (Geassisteerd) -ir ¿Cómo se ve tu futuro? (Hoe ziet jouw toekomst eruit?)
A1
Compartir (Delen)
Compartiendo (delend) Compartido (Gedeeld) -ir Vivienda y alojamiento (Huisvesting en accommodatie)
A1
Conducir (Rijden)
Conduciendo (Rijdend) Conducido (Geleid) -ir Transporte (Transport)
B1
Conseguir (Bereiken)
Consiguiendo (aan het verkrijgen) Conseguido (Gekregen) -ir Legado y homenaje (Erfenis en eerbetoon)
B1
Convivir (samenwonen)
Conviviendo (samenwonend) Convivido (samengewoond) -ir Relaciones y rupturas (Relaties en breuken)
B1
Corregir (verbeteren)
Corregiendo (corrigerend) Corregido (Verbeterd) -ir i => ie Barrera lingüística (Taalbarrière)
A1
Cumplir (vervullen)
Cumpliendo (Nakomen) Cumplido (Voltooide) -ir Decir tu edad (Je leeftijd zeggen)
B1
Debatir (Debatteren)
Debatiendo (aan het debatteren) Debatido (gedebatteerd) -ir Debates y opiniones (Laten we debatteren!)
A2
Decidir (Beslissen)
Decidiendo (beslissend) Decidido (Besloten) -ir ¿Cómo se ve tu futuro? (Hoe ziet jouw toekomst eruit?)
A1
Decir (zeggen)
Diciendo (Zeggend) Dicho (Gezegd) -ir Decir tu nombre (Je naam zeggen)
B1
Dejar (Laten)
Dejando (aan het laten) Dejado (gelaten) -ir Hablando por teléfono (Praten aan de telefoon)
A2
Describir (beschrijven)
Describiendo (beschrijvend) Descrito (beschreven) -ir ¡El mundo es enorme! (De wereld is enorm!)
A2
Descubrir (ontdekken)
Descubriendo (ontdekkend) Descubierto (Ontdekt) -ir ¡Qué sorpresa! (Wat een verrassing)
B1
Despedir (ontslaan)
Despidiendo (ontslag aan het geven) Despedido (ontslagen) -ir e => i Trabajo: expectativas y realidad (Beroep: verwachtingen en realiteit)
A1
Despedirse (zich afscheid nemen)
Despidiéndose (Afscheid nemend) Despedido (Afgescheid) -ir e => i Saludos y despedidas (Groeten en afscheid)
B1
Dirigir (Leiden)
Dirigiendo (leidend) Dirigido (Geleid) -ir Humor y salas de reuniones (Bestuurskamergeklets)
A1
Discutir (Discussiëren)
Discutiendo (Discussiëren) Discutido (Besproken) -ir Amor y amistad (Liefde en vriendschap)
A2
Divertirse (zich vermaken)
Divirtiéndose (Zich aan het vermaken) Divertido (Vermaakt) -ir e => ie A través de las décadas (Door de decennia heen)
A1
Dividir (Verdelen)
Dividiendo (aan het delen) Dividido (verdeeld) -ir Números y contar (Cijfers en tellen)
A1
Dormir (slapen)
Durmiendo (slapend) Dormido (geslapen) -ir o => ue Rutinas diarias (Dagelijkse routines)
A2
Elegir (kiezen)
Eligiendo (kiezend) Elegido (Gekozen) -ir Transporte sostenible (Duurzaam vervoer)
B1
Emitir (uitzenden)
Emitiendo (uitzendend) Emitido (uitgegeven) -ir Radio y podcasts (Radio en podcasts)
A1
Escribir (schrijven)
Escribiendo (Schrijvend) Escrito (Geschreven) -ir Decir tu nombre (Je naam zeggen)
A2
Huir (vluchten)
Huyendo (vluchtend) Huido (gevlucht) -ir En el bosque (In het bos)
A2
Imprimir (afdrukken)
Imprimiendo (aan het printen) Imprimido (geprint) -ir Oficina y reuniones (Kantoor en vergaderingen)
B1
Influir (beïnvloeden)
Influyendo (Beïnvloedend) Influido (Beïnvloed) -ir Realidad virtual e inteligencia artificial (Virtuele realiteit en kunstmatige intelligentie)
B1
Invertir (Investeren)
Invirtiendo (aan het investeren) Invertido (Geïnvesteerd) -ir Presupuesto personal (Persoonlijk budget)
A1
Ir (Gaan)
Yendo (aan het gaan) Ido (gegaan) -ir Estaciones, meses y partes del año. (Seizoenen, maanden en delen van het jaar)
A1
Irse (Weggaan)
Yéndose (weggaand) Ido (gegaan) -ir Transporte (Transport)
A2
Morir (sterven)
Muriendo (stervend) Muerto (gestorven) -ir o => ue Infancia y recuerdos (Jeugd en herinneringen)
A1
Oír (Horen)
Oyendo (horende) Oído (gehoord) -ir Sentidos y percepción (Zintuigen en waarnemen)
A1
Pedir (vragen)
Pidiendo (vraagd) Pedido (gevraagd) -ir e => i Preguntar cosas (Dingen vragen)
A1
Preferir (Verkiezen)
Prefiriendo (voorkeur gevend) Preferido (voorkeur) -ir e => ie Estaciones, meses y partes del año. (Seizoenen, maanden en delen van het jaar)
B1
Prevenir (voorkomen)
Previniendo (voorkomend) Prevenido (voorkomen) -ir e => ie Hábitos saludables y nocivos (Gezonde en ongezonde gewoontes)
B1
Recibir (ontvangen)
Recibiendo (Ontvangend) Recibido (Ontvangen) -ir Autocuidado y mindfulness (Zelfzorg en mindfulness)
B1
Repetir (herhalen)
Repitiendo (Aan het herhalen) Repetido (Herhaald) -ir e => i Barrera lingüística (Taalbarrière)
B1
Reunirse (Vergaderen)
Reuniendo (Verzamelend) Reunido (Verzameld) -ir Humor y salas de reuniones (Bestuurskamergeklets)
A2
Salir (uitgaan)
Saliendo (vertrekkende) Salido (Ging uit) -ir Infancia y recuerdos (Jeugd en herinneringen)
A2
Seguir (volgen)
Siguiendo (volgend) Seguido (gevolgd) -ir e => i En el aeropuerto y en el aire (Op het vliegveld en in de lucht)
B1
Sentir (voelen)
Sintiendo (voelende) Sentido (Gevonden) -ir e => i Nostalgia del hogar (Heimwee)
A1
Sentirse (Zich voelen)
Sintiéndose (Zich voelend) Sentido (gevoeld) -ir e => ie Emociones y sentimientos (Emoties en gevoelens)
A1
Sonreír (glimlachen)
Sonriendo (Glimlachend) Sonreído (Glimlachend) -ir e => i Emociones y sentimientos (Emoties en gevoelens)
A2
Subir (omhooggaan)
Subiendo (Aan het beklimmen) Subido (gestegen) -ir De senderismo en la montaña (Wandelen en bergen)
B1
Subirse (Opstappen)
Subiéndose (aan het instappen) Subido (opgestapt) -ir Viajes soñados y planes (Reisaspiraties)
B1
Suscribirse (Abonneren)
Suscribiendo (aan het abonneren) Suscrito (Ingeschreven) -ir Periódicos y revistas (Kranten en tijdschriften)
B1
Transmitir (uitzenden)
Transmitiendo (uitzending) Transmitido (Uitgezonden) -ir ¿Qué pasan en la tele? (Wat is er op televisie?)
A2
Venir (Komen)
Viniendo (komend) Venido (Gekomen) -ir e => ie Mezclando los pasados (Het verleden door elkaar halen)
A1
Vestirse (zich aankleden)
Vistiéndose (zich aan het aankleden) Vestido (Aangekleed) -ir e => i Rutinas diarias (Dagelijkse routines)
A1
Vivir (leven)
Viviendo (Levend) Vivido (Geleefd) -ir ¿De dónde eres? (Waar kom je vandaan?)