Luister- en leesmateriaal
Oefen woordenschat in context met echte materialen.
Woordenschat (17) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
La videollamada
De videobel
2
La plataforma
Het platform
3
Las herramientas
De hulpmiddelen
4
Desconectarse
Zich afmelden
5
El equipamiento
De uitrusting
Ejercicio 2: Ejercicio de conversación
Instrucción:
- ¿Trabajas en remoto, presencial o ambos? (Werk je op afstand, op locatie of beide?)
- Da tu opinión sobre el trabajo remoto. (Geef je mening over werken op afstand.)
- ¿Prefieres las videollamadas o las reuniones presenciales? (Heeft u liever videogesprekken of vergaderingen in persoon?)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
Hago ambos. Trabajo desde casa dos días y voy a la oficina tres días. Ik doe beide. Ik werk twee dagen vanuit huis en ga drie dagen naar kantoor. |
Voy a la oficina. Trabajo en persona con mi equipo. Ik ga naar het kantoor. Ik werk persoonlijk samen met mijn team. |
En mi opinión, el trabajo remoto es mejor. Puedo estar más tiempo con mi familia. Naar mijn mening is thuiswerken beter. Ik kan meer bij mijn familie zijn. |
Creo que sí, el trabajo remoto es útil. Puedo trabajar en un lugar tranquilo. Ik denk van wel, remote werken is nuttig. Ik kan op een rustige plek werken. |
Las videollamadas son mejores para mí. Ahorro tiempo y no viajo. Videogesprekken zijn beter voor mij. Ik bespaar tijd en hoef niet te reizen. |
Prefiero las reuniones presenciales. Es más fácil hablar y entender. Ik geef de voorkeur aan vergaderingen in persoon. Het is makkelijker om te spreken en te begrijpen. |
... |
Oefening 3: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 4: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Me parece que ___ conectado cuando haces teletrabajo para colaborar con el equipo.
(Het lijkt me dat je ___ verbonden bent wanneer je thuiswerkt om met het team samen te werken.)2. No me parece que ___ rápido los correos de los clientes por la plataforma digital.
(Ik vind het niet dat je ___ snel de mails van klanten via het digitale platform beantwoordt.)3. Claro que sí, tú ___ siempre con amabilidad durante las videollamadas.
(Natuurlijk, jij ___ altijd vriendelijk tijdens videogesprekken.)4. Por supuesto que no ___ desconectado en horas de trabajo, es importante respetar la jornada.
(Natuurlijk ben je niet ___ afwezig tijdens werktijd, het is belangrijk om de werkdag te respecteren.)Oefening 5: Thuiswerken of kantoor?
Instructie:
Werkwoordschema's
Estar - Estar
Presente de subjuntivo
- yo esté
- tú estés
- él/ella/Ud. esté
- nosotros/nosotras estemos
- vosotros/vosotras estéis
- ellos/ellas/Uds. estén
Trabajar - Trabajar
Presente
- yo trabajo
- tú trabajas
- él/ella/Ud. trabaja
- nosotros/nosotras trabajamos
- vosotros/vosotras trabajáis
- ellos/ellas/Uds. trabajan
Contestar - Contestar
Presente de subjuntivo
- yo conteste
- tú contestes
- él/ella/Ud. conteste
- nosotros/nosotras contestemos
- vosotros/vosotras contestéis
- ellos/ellas/Uds. contesten
Oefening 6: ¿Cómo expresar opiniones?
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: Hoe geef je meningen weer?
Toon vertaling Toon antwoordenNo me parece que, no me parece que, claro que sí, en mi opinión, no estoy de acuerdo, estoy de acuerdo, me parece que sí, por supuesto que no
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Estar zijn Delen Gekopieerd!
Subjuntivo presente
Spaans | Nederlands |
---|---|
(yo) esté | ik ben |
(tú) estés | jij bent |
(él/ella) esté | hij/zij is |
(nosotros/nosotras) estemos | wij zijn |
(vosotros/vosotras) estéis | jullie zijn |
(ellos/ellas) estén | zij zijn |
Contestar antwoorden Delen Gekopieerd!
Subjuntivo presente
Spaans | Nederlands |
---|---|
(yo) conteste | ik antwoorden |
(tú) contestes | jij antwoorden |
(él/ella) conteste | hij/zij antwoorden |
(nosotros/nosotras) contestemos | wij antwoorden |
(vosotros/vosotras) contestéis | jullie antwoorden |
(ellos/ellas) contesten | zij antwoorden |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Spaans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.