A1.25: Emoties en gevoelens

Emociones y sentimientos

Luister- en leesmateriaal

Oefen woordenschat in context met echte materialen.

Woordenschat (18)

 Sonreír (glimlachen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Sonreír

Show

Glimlachen Show

 Tranquilo: Rustig (Spaans)

Tranquilo

Show

Rustig Show

 Nervioso: nerveus (Spaans)

Nervioso

Show

Nerveus Show

 Aburrido: Saai (Spaans)

Aburrido

Show

Saai Show

 Feliz: Gelukkig (Spaans)

Feliz

Show

Gelukkig Show

 Triste: Verdrietig (Spaans)

Triste

Show

Verdrietig Show

 Contento: Tevreden (Spaans)

Contento

Show

Tevreden Show

 Enfadado: Boos (Spaans)

Enfadado

Show

Boos Show

 Cansado: Moe (Spaans)

Cansado

Show

Moe Show

 Sorprendido: Verbaasd (Spaans)

Sorprendido

Show

Verbaasd Show

 Asustado: Bang (Spaans)

Asustado

Show

Bang Show

 Confundido: verward (Spaans)

Confundido

Show

Verward Show

 Sentirse (zich voelen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Sentirse

Show

Zich voelen Show

 Enfadarse (boos worden) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Enfadarse

Show

Boos worden Show

 Deprimido: Deprimido (Spaans)

Deprimido

Show

Deprimido Show

 Bien: Goed (Spaans)

Bien

Show

Goed Show

 Mal: slecht (Spaans)

Mal

Show

Slecht Show

 Entender (begrijpen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Entender

Show

Begrijpen Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Gespreksoefening

Instructie:

  1. ¿Cuál es la emoción en cada imagen? (Wat is de emotie in elke afbeelding?)
  2. Pregunta a la persona a tu lado cómo se siente. (Vraag aan de persoon naast je hoe hij of zij zich voelt.)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

El niño en la primera imagen está feliz.

De jongen op de eerste foto is blij.

La chica se siente cansada.

Het meisje voelt zich moe.

Ella está muy enfadada.

Zij is erg boos.

¿Cómo te sientes?

Hoe voel je je?

Estoy tranquilo y feliz.

Ik ben rustig en gelukkig.

Estoy un poco cansado.

Ik ben een beetje moe.

...

Oefening 2: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 3: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Mal


Slecht

2

Sonreír


Glimlachen

3

Deprimido


Deprimido

4

Enfadarse


Boos worden

5

Asustado


Bang

Oefening 4: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling
1.
hoy? | ¿Cómo | sientes | te
¿Cómo te sientes hoy?
(Hoe voel je je vandaag?)
2.
trabajo. | después del | Estoy un | poco cansado
Estoy un poco cansado después del trabajo.
(Ik ben een beetje moe na het werk.)
3.
buen trabajo. | está muy | contento porque | Mi amigo | consiguió un
Mi amigo está muy contento porque consiguió un buen trabajo.
(Mijn vriend is erg blij omdat hij een goede baan heeft gekregen.)
4.
qué | estás | enfadado? | ¿Por
¿Por qué estás enfadado?
(Waarom ben je boos?)
5.
siempre estamos | juntos. | Platero y | amigos y | yo somos
Platero y yo somos amigos y siempre estamos juntos.
(Platero en ik zijn vrienden en we zijn altijd samen.)
6.
triste porque | no entiende | la lección. | Ella está
Ella está triste porque no entiende la lección.
(Ze is verdrietig omdat ze de les niet begrijpt.)

Oefening 5: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Estoy un poco aburrido porque no hay planes hoy. (Ik ben een beetje verveeld omdat er vandaag geen plannen zijn.)
Ella está nerviosa antes del examen importante. (Ze is nerveus voor het belangrijke examen.)
Nos sentimos contentos cuando paseamos por el parque. (We voelen ons blij wanneer we door het park wandelen.)
Mi amigo está sorprendido por la sorpresa en su cumpleaños. (Mijn vriend is verrast door de verrassing op zijn verjaardag.)

Oefening 6: Clusteren van woorden

Instructie: Sleep de woorden naar de categorie die het beste positieve of negatieve emoties weerspiegelt.

Emociones positivas

Emociones negativas

Oefening 7: Diferencia entre Ser vs Estar

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: Verschil tussen Ser vs Estar

Toon vertaling Toon antwoorden

eres, soy, están, estoy, estáis, es, sois, estamos

1.
La calle ... estrecha.
(De straat is smal.)
2.
Tú ... doctora.
(Jij bent dokter.)
3.
Nosotros ... felices.
(Wij zijn gelukkig.)
4.
Yo ... de España.
(Ik kom uit Spanje.)
5.
Ellos ... en casa ahora.
(Zij zijn nu thuis.)
6.
Yo ... cansado.
(Ik ben moe.)
7.
Vosotras ... cansadas.
(Jullie zijn moe.)
8.
Vosotros ... abogados.
(Jullie zijn advocaten.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A1.25.3 Gramática

Diferencia entre Ser vs Estar

Verschil tussen Ser vs Estar


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Sentirse zich voelen

Presente

Spaans Nederlands
(yo) me siento ik voel me
(tú) te sientes jij voelt je
(él/ella) se siente hij/zij voelt zich
(nosotros/nosotras) nos sentimos wij voelen ons
(vosotros/vosotras) os sentís jullie voelen je
(ellos/ellas) se sienten zij voelen zich

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Entender begrijpen

Presente

Spaans Nederlands
(yo) entiendo ik begrijp
(tú) entiendes jij begrijpt
(él/ella) entiende hij/zij begrijpt
(nosotros/nosotras) entendemos wij begrijpen
(vosotros/vosotras) entendéis jullie begrijpen
(ellos/ellas) entienden zij begrijpen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Spaans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏