A1.36: Kamerplanten en tuinplanten

Plantas de interior y de jardín

Luister- en leesmateriaal

Oefen woordenschat in context met echte materialen.

A1.36.1 Lectura

Un día en el jardín botánico

Een dag in de botanische tuin


A1.36.2 Cultura

El Jardín de los Naranjos en Sevilla

De Tuin van de Sinaasappels in Sevilla


Woordenschat (18)

 La rosa: de roos (Spaans)

La rosa

Show

De roos Show

 La margarita: De margriet (Spaans)

La margarita

Show

De margriet Show

 El cactus: de cactus (Spaans)

El cactus

Show

De cactus Show

 La flor: de bloem (Spaans)

La flor

Show

De bloem Show

 La planta: de plant (Spaans)

La planta

Show

De plant Show

 El árbol: de boom (Spaans)

El árbol

Show

De boom Show

 El césped: het gras (Spaans)

El césped

Show

Het gras Show

 El columpio: de schommel (Spaans)

El columpio

Show

De schommel Show

 La hoja: Het blad (Spaans)

La hoja

Show

Het blad Show

 La piedra: de steen (Spaans)

La piedra

Show

De steen Show

 La tierra: de aarde (Spaans)

La tierra

Show

De aarde Show

 La semilla: de zaad (Spaans)

La semilla

Show

De zaad Show

 Sembrar (zaaien) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Sembrar

Show

Zaaien Show

 El jardinero: de tuinman (Spaans)

El jardinero

Show

De tuinman Show

 Regar (sproeien) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Regar

Show

Sproeien Show

 Cultivar (kweken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Cultivar

Show

Kweken Show

 Plantar (planten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Plantar

Show

Planten Show

 El tulipán: de tulp (Spaans)

El tulipán

Show

De tulp Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Gespreksoefening

Instructie:

  1. Di lo que puedes ver en el jardín. (Zeg wat je in de tuin kunt zien.)
  2. Describe tu propio jardín o tu jardín ideal. (Beschrijf je eigen of je ideale tuin.)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Hay flores moradas en el jardín.

Er zijn paarse bloemen in de tuin.

Hay un gran árbol viejo.

Er is een grote oude boom.

Tengo flores amarillas y rosas en mi jardín.

Ik heb gele en roze bloemen in mijn tuin.

Tengo un columpio en mi jardín para mis hijos.

Ik heb een schommel in mijn tuin voor mijn kinderen.

No tengo cactus en mi jardín.

Ik heb geen cactussen in mijn tuin.

Riego mis plantas cada 3 días.

Ik water mijn planten elke 3 dagen.

...

Oefening 2: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 3: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

La piedra


De steen

2

La tierra


De aarde

3

El jardinero


De tuinman

4

El césped


Het gras

5

La margarita


De margriet

Oefening 4: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden
1.
jardín por | en el | la mañana. | las plantas | Estoy regando
Estoy regando las plantas en el jardín por la mañana.
(Ik ben 's ochtends de planten in de tuin aan het water geven.)
2.
margarita? | semillas de | plantando las | ¿Dónde estás
¿Dónde estás plantando las semillas de margarita?
(Waar plant je de madeliefjeszaadjes?)
3.
está cultivando | casa. | nuevo en | un cactus | El jardinero
El jardinero está cultivando un cactus nuevo en casa.
(De tuinman kweekt thuis een nieuwe cactus.)
4.
de azahar | las flores | que están | creciendo. | Estamos mirando
Estamos mirando las flores de azahar que están creciendo.
(We bekijken de bloesems van de sinaasappelboom die aan het groeien zijn.)
5.
el jardín. | están jugando | cerca del | Mis hijos | columpio en
Mis hijos están jugando cerca del columpio en el jardín.
(Mijn kinderen spelen vlakbij de schommel in de tuin.)
6.
la rosa | ¿Puedes oler | cortando? | que estoy
¿Puedes oler la rosa que estoy cortando?
(Kun je de roos ruiken die ik aan het knippen ben?)

Oefening 5: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Estoy cultivando un cactus en la maceta del salón. (Ik kweek een cactus in de bloempot van de woonkamer.)
El jardinero está regando las plantas del jardín ahora. (De tuinman is nu de planten in de tuin aan het water geven.)
Voy a sembrar semillas en la tierra del huerto. (Ik ga zaden in de grond van de moestuin zaaien.)
Las margaritas crecen bien en el césped del parque. (Madeliefjes groeien goed in het gras van het park.)

Oefening 6: Clusteren van woorden

Instructie: Sleep elk woord naar de categorie volgens waar deze planten en elementen zich bevinden of worden gebruikt.

Plantas y flores de interior

Elementos y plantas del jardín

Oefening 7: Estar + gerundio

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: Estar + gerundio

Toon vertaling Toon antwoorden

estás mirando, estamos sembrando, está cortando, estoy oliendo, está oliendo, estoy cultivando, están jugando, Está lloviendo

1. Oler:
Yo ... las hojas frescas del árbol.
(Ik ben de verse bladeren van de boom aan het ruiken.)
2. Llover:
... sobre las flores del jardín.
(Het is aan het regenen op de bloemen in de tuin.)
3. Oler:
Mi hermana ... las flores.
(Mijn zus is bloemen aan het ruiken.)
4. Cultivar:
Yo ... un cactus en mi terraza.
(Ik ben een cactus aan het kweken op mijn terras.)
5. Jugar:
Los niños ... en el columpio.
(De kinderen zijn aan het schommelen.)
6. Regar:
El jardinero ... el césped.
(De tuinman is het gras aan het maaien.)
7. Mirar:
Tú ... las plantas del jardín.
(Jij bent naar de planten in de tuin aan het kijken.)
8. Sembrar:
Nosotros ... semillas en la tierra.
(Wij zijn zaden aan het zaaien in de grond.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Cultivar kweken

Presente

Spaans Nederlands
(yo) cultivo ik kweek
(tú) cultivas jij kweekt
(él/ella) cultiva hij/zij kweekt
(nosotros/nosotras) cultivamos wij kweken
(vosotros/vosotras) cultiváis jullie kweken
(ellos/ellas) cultivan zij kweken

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Regar sproeien

Presente

Spaans Nederlands
(yo) riego ik sproei
(tú) riegas jij sproeit
(él/ella) riega hij/zij sproeit
(nosotros/nosotras) regamos wij sproeien
(vosotros/vosotras) regáis jullie sproeien
(ellos/ellas) riegan zij sproeien

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Spaans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏