Luister- en leesmateriaal

Oefen woordenschat in context met echte materialen.

A2.18.1 Lectura

Aventura y naturaleza en Albacete

Avontuur en natuur in Albacete


Woordenschat (17)

 La vaca: De koe (Spaans)

La vaca

Show

De koe Show

 El caballo: Het paard (Spaans)

El caballo

Show

Het paard Show

 El cerdo: Het varken (Spaans)

El cerdo

Show

Het varken Show

 La cabra: De geit (Spaans)

La cabra

Show

De geit Show

 El campo: Het platteland (Spaans)

El campo

Show

Het platteland Show

 Alimentar (voeden) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Alimentar

Show

Voeden Show

 La granja: De boerderij (Spaans)

La granja

Show

De boerderij Show

 El toro: De stier (Spaans)

El toro

Show

De stier Show

 La mosca: De vlieg (Spaans)

La mosca

Show

De vlieg Show

 La araña: De spin (Spaans)

La araña

Show

De spin Show

 Criar (grootbrengen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Criar

Show

Grootbrengen Show

 La naturaleza: de natuur (Spaans)

La naturaleza

Show

De natuur Show

 Al aire libre: In de open lucht (Spaans)

Al aire libre

Show

In de open lucht Show

 La hierba: het gras (Spaans)

La hierba

Show

Het gras Show

 El cordero: Het lam (Spaans)

El cordero

Show

Het lam Show

 El agricultor : de boer (Spaans)

El agricultor

Show

De boer Show

 El habitante: de inwoner (Spaans)

El habitante

Show

De inwoner Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

La naturaleza


De natuur

2

La granja


De boerderij

3

El toro


De stier

4

El agricultor


De boer

5

Alimentar


Voeden

Ejercicio 2: Ejercicio de conversación

Instrucción:

  1. ¿Dónde creciste? ¿En el campo o en la ciudad? (Waar ben je opgegroeid? Op het platteland of in de stad?)
  2. ¿Tuviste que cuidar animales? ¿Animales de granja o mascotas? (Heb je voor dieren moeten zorgen? Boerderijdieren of huisdieren?)
  3. ¿Qué opinas de las corridas de toros en España? (Wat vind je van het stierenvechten in Spanje?)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Crecí en el campo.

Ik ben opgegroeid op het platteland.

Mi familia tiene una granja, así que ayudé mucho a cuidar de los cerdos, vacas y gallinas.

Mijn familie heeft een boerderij, dus ik hielp veel met de verzorging van de varkens, koeien en kippen.

Crecí en una pequeña ciudad. Mi familia tenía un perro. Yo ayudaba a cuidarlo.

Ik ben opgegroeid in een kleine stad. Mijn familie had een hond. Ik hielp om voor hem te zorgen.

Crecí en Berlín, la capital de Alemania. Solo teníamos un pequeño apartamento, así que nunca tuvimos una mascota.

Ik ben opgegroeid in Berlijn, de hoofdstad van Duitsland. We hadden maar een klein appartement, dus hadden we nooit een huisdier.

Creo que la tauromaquia es una tradición importante en España y quiero ver una corrida.

Ik denk dat stierenvechten een belangrijke traditie in Spanje is en ik wil graag een gevecht zien.

La tauromaquia en España es cruel. Esa tradición tiene que terminar pronto para proteger a los toros.

Het stierenvechten in Spanje is wreed. Die traditie moet snel eindigen om de stieren te beschermen.

...

Oefening 3: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 4: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. El próximo fin de semana ___ al campo para visitar la granja.

(Volgend weekend ___ ik naar het platteland om de boerderij te bezoeken.)

2. Cuando llegué, el agricultor ___ a las vacas y a las cabras.

(Toen ik aankwam, ___ de boer de koeien en de geiten aan het voeren.)

3. Nosotros ___ los alrededores mientras escuchábamos los sonidos de la naturaleza.

(Wij ___ de omgeving terwijl we naar de geluiden van de natuur luisterden.)

4. ___ mucho en la granja para criar a los animales correctamente.

(___ veel op de boerderij om de dieren goed te verzorgen.)

Oefening 5: Bezoek aan het platteland

Instructie:

El fin de semana pasado, mis amigos y yo (Visitar - Pretérito imperfecto) una granja en el campo para aprender sobre los animales y la naturaleza. Yo (Ir - Pretérito imperfecto) con ellos porque quería (Explorar - Pretérito imperfecto) la zona y pasar tiempo al aire libre. Mientras (Explorar - Pretérito imperfecto) los alrededores, se (Escuchar - Pretérito imperfecto) el sonido de los caballos y las vacas. El agricultor nos (Contar - Pretérito perfecto simple) que en ese lugar se (Criar - Presente) varios animales como corderos, cerdos y cabras. Mi amigo me dijo que mañana (Ir - Futuro simple) otra vez para ayudar a alimentar a los animales y conocer más sobre la vida rural. Estoy seguro de que la experiencia con ellos (Ser - Futuro simple) muy enriquecedora y divertida.


Afgelopen weekend bezochten mijn vrienden en ik een boerderij op het platteland om over de dieren en de natuur te leren. Ik ging met hen mee omdat ik het gebied wilde verkennen en tijd buiten wilde doorbrengen. Terwijl we de omgeving verkenden , hoorde je het geluid van de paarden en koeien. De boer vertelde ons dat er op die plek verschillende dieren werden gehouden , zoals lammetjes, varkens en geiten. Mijn vriend zei dat we morgen weer gaan om te helpen met het voeren van de dieren en meer te leren over het plattelandsleven. Ik weet zeker dat de ervaring met hen heel verrijkend en leuk zal zijn .

Werkwoordschema's

Visitar - Bezoeken

Pretérito imperfecto

  • yo visitaba
  • tú visitabas
  • él/ella visitaba
  • nosotros visitábamos
  • vosotros visitabais
  • ellos/ellas visitaban

Ir - Gaan

Pretérito imperfecto

  • yo iba
  • tú ibas
  • él/ella iba
  • nosotros íbamos
  • vosotros ibais
  • ellos/ellas iban

Explorar - Verkennen

Pretérito imperfecto

  • yo exploraba
  • tú explorabas
  • él/ella exploraba
  • nosotros explorábamos
  • vosotros explorabais
  • ellos/ellas exploraban

Escuchar - Horen

Pretérito imperfecto

  • yo escuchaba
  • tú escuchabas
  • él/ella escuchaba
  • nosotros escuchábamos
  • vosotros escuchabais
  • ellos/ellas escuchaban

Contar - Vertellen

Pretérito perfecto simple

  • yo conté
  • tú contaste
  • él/ella contó
  • nosotros contamos
  • vosotros contasteis
  • ellos/ellas contaron

Criar - Houden

Presente

  • yo crío
  • tú crías
  • él/ella cría
  • nosotros criamos
  • vosotros criáis
  • ellos/ellas crían

Ir - Gaan

Futuro simple

  • yo iré
  • tú irás
  • él/ella irá
  • nosotros iremos
  • vosotros iréis
  • ellos/ellas irán

Ser - Zijn

Futuro simple

  • yo seré
  • tú serás
  • él/ella será
  • nosotros seremos
  • vosotros seréis
  • ellos/ellas serán

Oefening 6: Los pronombres reflexivos: "Conmigo", "Contigo", "Mí", "Ti', "Sí"

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: De wederkerende voornaamwoorden: "Conmigo", "Contigo", "Mí", "Ti', "Sí"

Toon vertaling Toon antwoorden

conmigo, consigo, contigo

1. Tú:
: El caballo quiere correr ... al aire libre.
(Het paard wil met jou buitenrennen.)
2. Yo:
: El toro caminó ... entre la hierba alta.
(De stier liep met mij tussen het hoge gras.)
3. Ella:
: La vaca descansó bajo un árbol ... misma.
(De koe rustte onder een boom met zichzelf.)
4. Él:
: El cerdo encontró comida y se quedó ... todo el día.
(Het varken vond eten en bleef de hele dag bij zich.)
5. Yo:
: La cabra cruzó el campo ... sin miedo.
(De geit liep zonder angst met mij over het veld.)
6. Ella:
: La araña construyó su tela ... en el establo.
(De spin bouwde haar web bij zich in de stal.)
7. Tú:
: ¿Puedo ir ... a alimentar al cerdo?
(Mag ik met je mee gaan om het varken te voeren?)
8. Tú:
: El agricultor quiere trabajar ... en la granja.
(De boer wil met jou op de boerderij werken.)

Oefening 7: El "se" impersonal

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: De "se" impersonal

Toon vertaling Toon antwoorden

Se alimenta, se trabaja, Se cuida, se cría, Se sale, Se escucha, Se ve, Se vive

1. Escuchar:
: ... a las cabras por la noche.
(Er wordt 's nachts gegeluid van geiten gehoord.)
2. Cuidar:
: ... bien al toro en la granja.
(Er wordt goed voor de stier gezorgd op de boerderij.)
3. Trabajar:
En esta granja ... mucho.
(Op deze boerderij wordt er hard gewerkt.)
4. Vivir:
: ... tranquilo en la granja.
(Men leeft rustig op de boerderij.)
5. Alimentar:
: ... a las vacas por la mañana.
(Men voedt de koeien ’s ochtends.)
6. Salir:
: ... al campo al amanecer.
(Men gaat 's ochtends vroeg het veld in.)
7. Criar:
: En esta zona ... al cordero con cuidado.
(In dit gebied wordt het lammetje met zorg grootgebracht.)
8. Ver:
: ... naturaleza por todas partes.
(Er wordt overal natuur gezien.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A2.18.2 Gramática

Los pronombres reflexivos: "Conmigo", "Contigo", "Mí", "Ti', "Sí"

De wederkerende voornaamwoorden: "Conmigo", "Contigo", "Mí", "Ti', "Sí"


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Ir gaan

Futuro simple

Spaans Nederlands
(yo) iré ik ga
(tú) irás jij zult gaan
(él/ella) irá hij/zij zal gaan
(nosotros/nosotras) iremos wij zullen gaan
(vosotros/vosotras) iréis jullie zullen gaan
(ellos/ellas) irán zij zullen gaan

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Visitar bezoeken

Pretérito imperfecto

Spaans Nederlands
(yo) visitaba ik bezocht
(tú) visitabas jij bezocht
(él/ella) visitaba hij/zij bezocht
(nosotros/nosotras) visitábamos wij bezochten
(vosotros/vosotras) visitabais jullie bezochten
(ellos/ellas) visitaban zij bezochten

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Explorar verkennen

Pretérito imperfecto

Spaans Nederlands
(yo) exploraba ik verkende
(tú) explorabas jij verkende
(él/ella) exploraba hij verkende / zij verkende
(nosotros/nosotras) explorábamos wij verkenden
(vosotros/vosotras) explorabais jullie verkenden
(ellos/ellas) exploraban zij verkenden

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Spaans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏