Woordenschat (16)

 La vaca: De koe (Spaans)

La vaca

Show

De koe Show

 El caballo: Het paard (Spaans)

El caballo

Show

Het paard Show

 El cerdo: Het varken (Spaans)

El cerdo

Show

Het varken Show

 La cabra: De geit (Spaans)

La cabra

Show

De geit Show

 El campo: Het platteland (Spaans)

El campo

Show

Het platteland Show

 Alimentar (voeden) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Alimentar

Show

Voeden Show

 La granja: De boerderij (Spaans)

La granja

Show

De boerderij Show

 El toro: De stier (Spaans)

El toro

Show

De stier Show

 La mosca: De vlieg (Spaans)

La mosca

Show

De vlieg Show

 La araña: De spin (Spaans)

La araña

Show

De spin Show

 Criar (grootbrengen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Criar

Show

Grootbrengen Show

 La naturaleza: De natuur (Spaans)

La naturaleza

Show

De natuur Show

 Al aire libre: in de buitenlucht (Spaans)

Al aire libre

Show

In de buitenlucht Show

 La hierba: het gras (Spaans)

La hierba

Show

Het gras Show

 El cordero: het lam (Spaans)

El cordero

Show

Het lam Show

 El agricultor : de boer (Spaans)

El agricultor

Show

De boer Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Gespreksoefening

Instructie:

  1. ¿Dónde creciste? ¿En el campo o en la ciudad? (Waar ben je opgegroeid? Op het platteland of in de stad?)
  2. ¿Tuviste que cuidar animales? ¿Animales de granja o mascotas? (Heb je voor dieren moeten zorgen? Boerderijdieren of huisdieren?)
  3. ¿Qué opinas de las corridas de toros en España? (Wat vind je van het stierenvechten in Spanje?)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Crecí en el campo.

Ik ben opgegroeid op het platteland.

Mi familia tiene una granja, así que ayudé mucho a cuidar de los cerdos, vacas y gallinas.

Mijn familie heeft een boerderij, dus ik hielp veel met de verzorging van de varkens, koeien en kippen.

Crecí en una pequeña ciudad. Mi familia tenía un perro. Yo ayudaba a cuidarlo.

Ik ben opgegroeid in een kleine stad. Mijn familie had een hond. Ik hielp om voor hem te zorgen.

Crecí en Berlín, la capital de Alemania. Solo teníamos un pequeño apartamento, así que nunca tuvimos una mascota.

Ik ben opgegroeid in Berlijn, de hoofdstad van Duitsland. We hadden maar een klein appartement, dus hadden we nooit een huisdier.

Creo que la tauromaquia es una tradición importante en España y quiero ver una corrida.

Ik denk dat stierenvechten een belangrijke traditie in Spanje is en ik wil graag een gevecht zien.

La tauromaquia en España es cruel. Esa tradición tiene que terminar pronto para proteger a los toros.

Het stierenvechten in Spanje is wreed. Die traditie moet snel eindigen om de stieren te beschermen.

...

Oefening 2: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 3: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

En la granja se cría el cordero con cuidado. (Op de boerderij wordt het lam met zorg grootgebracht.)
Siempre llevo un libro conmigo cuando paseo. (Ik neem altijd een boek mee als ik ga wandelen.)
¿Quieres venir conmigo al campo mañana? (Wil je morgen met mij naar het platteland komen?)
Se alimenta al caballo con hierba fresca cada día. (Hij voedt het paard elke dag met vers gras.)

Oefening 4: Clusteren van woorden

Instructie: Sleep en sorteer de woorden in de twee categorieën die het beste passen bij plaatsen op het platteland en boerderijdieren.

Lugares y elementos del campo

Animales de la granja

Oefening 5: Los pronombres reflexivos: "Conmigo", "Contigo", "Mí", "Ti', "Sí"

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: De reflexieve voornaamwoorden: "Conmigo", "Contigo", "Mí", "Ti", "Sí"

Toon vertaling Toon antwoorden

conmigo, sí, contigo, ti, mí

1.
Yo: El juez habló sobre la guerra ... durante la entrevista.
(De rechter sprak tijdens het interview met mij over de oorlog.)
2.
Tú: Estudié política ....
(Ik heb politiek met je gestudeerd.)
3.
Yo: Viniste ... para hablar con el primer ministro.
(Je kwam met me mee om met de eerste minister te praten.)
4.
Tú: Voy a votar ... al ayuntamiento.
(Ik ga met je naar het stadhuis stemmen.)
5.
Tú: Yo votó por ... en las elecciones.
(Ik stemde op jou bij de verkiezingen.)
6.
Yo: El primer ministro votó por ... en la reunión.
(De premier stemde op mij tijdens de vergadering.)
7.
Él: El partido político afecta a ... mismo.
(Hij: De politieke partij beïnvloedt zichzelf.)
8.
Yo: Mi amigo votó en las elecciones junto a ....
(Mijn vriend stemde bij de verkiezingen samen met mij.)

Oefening 6: El "se" impersonal

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: De "se" impersonal

Toon vertaling Toon antwoorden

Se entrevistó, se ve, se duerme, se dice, Se está, Se alimenta

1.
Decir: En el campo ... que las vacas dan mejor leche.
(Er wordt op het platteland gezegd dat koeien betere melk geven.)
2.
Decir: En el campo ... que las vacas dan mejor leche.
(Er wordt op het platteland gezegd dat koeien betere melk geven.)
3.
Dormir: En verano ... con la ventana abierta.
(Slapen: In de zomer slaapt men met het raam open.)
4.
Estar: ... muy tranquilo en esta granja.
(Het is heel rustig op deze boerderij.)
5.
Alimentar: ... al caballo cada mañana.
(Voederen: Het paard wordt elke ochtend gevoerd.)
6.
Ver: En la montaña ... una vaca
(Op de berg is een koe te zien)
7.
Entrevistar: ... a los niños para un reportaje escolar.
(Er werd met de kinderen een interview gehouden voor een schoolverslag.)
8.
Alimentar: ... al cerdo por la tarde.
(Voeren: Het varken wordt 's avonds gevoerd.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A2.18.1 Gramática

Los pronombres reflexivos: "Conmigo", "Contigo", "Mí", "Ti', "Sí"

De reflexieve voornaamwoorden: "Conmigo", "Contigo", "Mí", "Ti", "Sí"


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Ir gaan

Futuro simple

Spaans Nederlands
(yo) iré ik ga
(tú) irás jij zult gaan
(él/ella) irá hij/zij zal gaan
(nosotros/nosotras) iremos wij zullen gaan
(vosotros/vosotras) iréis jullie zullen gaan
(ellos/ellas) irán zij zullen gaan

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Visitar bezoeken

Pretérito imperfecto

Spaans Nederlands
(yo) visitaba ik bezocht
(tú) visitabas jij bezocht
(él/ella) visitaba hij/zij bezocht
(nosotros/nosotras) visitábamos wij bezochten
(vosotros/vosotras) visitabais jullie bezochten
(ellos/ellas) visitaban zij bezochten

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Explorar verkennen

Pretérito imperfecto

Spaans Nederlands
(yo) exploraba ik verkende
(tú) explorabas jij verkende
(él/ella) exploraba hij verkende / zij verkende
(nosotros/nosotras) explorábamos wij verkenden
(vosotros/vosotras) explorabais jullie verkenden
(ellos/ellas) exploraban zij verkenden

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Spaans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏