Aplicar (toepassen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van aplicar (toepassen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Aplicar (toepassen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A2

Module 6: En el trabajo (Op het werk)

Les 39: Buscando trabajo (Op zoek naar een baan)

Basiswerkwoordsvormen

Infinitivo (Infinitief) Gerundio (Deelwoord) Participio (Deelwoord)
Aplicar (toepassen) Aplicando (toepassend) Aplicado (Toegepast)

Aplicar (toepassen): Werkwoordvervoegingstabellen

Indicativo (Aantonende wijs) Subjuntivo (Aanvoegende wijs)

Presente 

Spaans Nederlands
yo aplico ik pas toe
tú aplicas jij past toe
él/ella aplica hij/zij past toe
nosotros/nosotras aplicamos wij passen toe
vosotros/vosotras aplicáis jullie passen toe
ellos/ellas aplican zij passen toe

Pretérito perfecto 

Spaans Nederlands
yo he aplicado ik heb toegepast
tú has aplicado jij hebt toegepast
él/ella ha aplicado hij/zij heeft toegepast
nosotros/nosotras hemos aplicado wij hebben toegepast
vosotros/vosotras habéis aplicado jullie hebben toegepast
ellos/ellas han aplicado zij hebben toegepast

Subjuntivo presente 

Spaans Nederlands
yo aplique ik pas toe
tú apliques jij past toe
él/ella aplique hij past toe
nosotros/nosotras apliquemos wij passen toe
vosotros/vosotras apliquéis jullie passen toe
ellos/ellas apliquen zij passen toe

Subjuntivo pretérito perfecto 

Spaans Nederlands
yo haya aplicado ik heb toegepast
tú hayas aplicado jij hebt toegepast
él/ella haya aplicado hij/zij heeft toegepast
nosotros/nosotras hayamos aplicado wij zouden hebben toegepast
vosotros/vosotras hayáis aplicado jullie hebben toegepast
ellos/ellas hayan aplicado zij hebben toegepast

Pretérito imperfecto 

Spaans Nederlands
yo aplicaba ik paste toe
tú aplicabas jij paste toe
él/ella aplicaba hij paste toe
nosotros/nosotras aplicábamos wij pasten toe
vosotros/vosotras aplicabais jullie pasten toe
ellos/ellas aplicaban zij pasten toe

Pretérito pluscuamperfecto 

Spaans Nederlands
yo había aplicado ik had toegepast
tú habías aplicado jij had toegepast
él/ella había aplicado hij had toegepast
nosotros/nosotras habíamos aplicado wij hadden toegepast
vosotros/vosotras habíais aplicado jullie hadden toegepast
ellos/ellas habían aplicado zij hadden toegepast

Subjuntivo pretérito imperfecto 

Spaans Nederlands
yo aplicara/aplicase ik paste toe
tú aplicaras/aplicases jij zou toepassen
él/ella aplicara/aplicase hij zou toepassen
nosotros/nosotras aplicáramos/aplicásemos wij zouden toepassen
vosotros/vosotras aplicarais/aplicaseis jullie zouden toepassen
ellos/ellas aplicaran/aplicasen zij zouden toepassen

Subjuntivo pluscuamperfecto 

Spaans Nederlands
yo hubiera/hubiese aplicado ik zou hebben toegepast
tú hubieras/hubieses aplicado jij zou hebben toegepast
él/ella hubiera/hubiese aplicado hij zou hebben toegepast
nosotros/nosotras hubiéramos/hubiésemos aplicado wij zouden hebben toegepast
vosotros/vosotras hubierais/hubieseis aplicado jullie zouden hebben toegepast
ellos/ellas hubieran/hubiesen aplicado zij zouden hebben toegepast

Pretérito indefinido 

Spaans Nederlands
yo apliqué ik paste toe
tú aplicaste jij paste toe
él/ella aplicó hij paste toe
nosotros/nosotras aplicamos wij pasten toe
vosotros/vosotras aplicasteis jullie pasten toe
ellos/ellas aplicaron zij pasten toe

Pretérito anterior 

Spaans Nederlands
yo hube aplicado ik had toegepast
tú hubiste aplicado jij had toegepast
él/ella hubo aplicado hij had toegepast
nosotros/nosotras hubimos aplicado wij hadden toegepast
vosotros/vosotras hubisteis aplicado jullie hadden toegepast
ellos/ellas hubieron aplicado zij hadden toegepast

Subjuntivo futuro simple 

Spaans Nederlands
yo aplicare ik zal toepassen
tú aplicares jij zou toepassen
él/ella aplicare hij/zij zal toepassen
nosotros/nosotras aplicáremos wij zullen toepassen
vosotros/vosotras aplicareis jullie zullen toepassen
ellos/ellas aplicaren zij zouden toepassen

Subjuntivo futuro perfecto 

Spaans Nederlands
yo hubiere aplicado ik zal hebben toegepast
tú hubieres aplicado jij zult hebben toegepast
él/ella hubiere aplicado hij/zij zal hebben toegepast
nosotros/nosotras hubiéremos aplicado wij zouden hebben toegepast
vosotros/vosotras hubiereis aplicado jullie zullen hebben toegepast
ellos/ellas hubieren aplicado zij zouden hebben toegepast

Futuro simple 

Spaans Nederlands
yo aplicaré ik zal toepassen
tú aplicarás jij zult toepassen
él/ella aplicará hij/zij zal toepassen
nosotros/nosotras aplicaremos wij zullen toepassen
vosotros/vosotras aplicaréis jullie zullen toepassen
ellos/ellas aplicarán zij zullen toepassen

Futuro perfecto 

Spaans Nederlands
yo habré aplicado ik zal hebben toegepast
tú habrás aplicado jij zult hebben toegepast
él/ella habrá aplicado hij/zij zal hebben toegepast
nosotros/nosotras habremos aplicado wij zullen hebben toegepast
vosotros/vosotras habréis aplicado jullie zullen hebben toegepast
ellos/ellas habrán aplicado zij zullen hebben toegepast
Imperativo (Imperatief)

Imperativo 

Spaans Nederlands
¡Aplica! Jij past toe
¡Aplique! Hij past toe
¡Apliquemos! Laten we toepassen!
¡Aplicad! Toepassen!
¡Apliquen! zij passen toe

Imperativo negativo 

Spaans Nederlands
¡No apliques! jij past niet toe
¡No aplique! Hij past niet toe
¡No apliquemos! Laten we niet toepassen!
¡No apliquéis! jullie passen niet toe
¡No apliquen! zij passen niet toe

Condicional simple 

Spaans Nederlands
yo aplicaría ik zou toepassen
tú aplicarías jij zou toepassen
él/ella aplicaría hij/zij zou toepassen
nosotros/nosotras aplicaríamos wij zouden toepassen
vosotros/vosotras aplicaríais jullie zouden toepassen
ellos/ellas aplicarían zij zouden toepassen

Condicional perfecto 

Spaans Nederlands
yo habría aplicado ik zou hebben toegepast
tú habrías aplicado jij zou hebben toegepast
él/ella habría aplicado hij/zij zou hebben toegepast
nosotros/nosotras habríamos aplicado wij zouden hebben toegepast
vosotros/vosotras habríais aplicado jullie zouden hebben toegepast
ellos/ellas habrían aplicado zij zouden hebben toegepast

Tegenwoordige en toekomstige tijden: A1

Oefening: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. Zij zullen de regels toepassen tijdens het oefenen.
Ellos aplicarán las reglas al practicar.
2. Hij past de sleutel toe in de eenpersoonskamer.
Él aplica la llave en la habitación individual.
3. Ik zal de oplossing toepassen om alles weer op zijn plaats te zetten.
Yo aplicaré la solución para volver a poner todo en su lugar.
4. Jij zal de kennis toepassen die je tijdens de cursus hebt opgedaan.
Tú aplicarás el conocimiento que has adquirido durante el curso.
5. Zij passen de terugbetaling toe bij het reisbureau.
Ellos aplican la devolución en la agencia de viajes.

Basis verleden tijd (A2/B1)

Oefening: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. Jullie hebben gesolliciteerd met jullie begeleidende brief.
Habéis aplicado con vuestra carta de presentación.
2. Zij paste de oplossing toe op het technische probleem.
Ella aplicó la solución al problema técnico.
3. Wij pasten de nieuwe regels toe op kantoor.
Nosotros aplicamos las reglas nuevas en la oficina.
4. U heeft gesolliciteerd met het perfecte cv.
Ha aplicado con el currículum perfecto.
5. ik pastte de oplossing toe op de website.
Yo aplicaba la solución en la página web.

Basis subjunctief oefeningen: B1

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies het juiste werkwoord en de juiste tijd.

Toon vertaling Toon antwoorden

apliques, aplicaras/aplicases, aplicara/aplicase, aplicaran/aplicasen, apliquéis

1.
Si ellos ... más tiempo a estudiar, aprobarían el examen.
(Als ze meer tijd zouden besteden aan studeren, zouden ze het examen halen.)
2.
Si yo ... esa solución, terminaría rápido.
(Als ik die oplossing zou toepassen, zou ik snel klaar zijn.)
3.
Quiero que vosotros ... para el curso de español en la agencia de viajes.
(Ik wil dat jullie toepassen voor de cursus Spaans bij het reisbureau.)
4.
Espero que tú ... para el trabajo en la oficina de turismo.
(Ik hoop dat jij toepast voor de baan bij het toerismekantoor.)
5.
Espero que tú ... el corrector bien.
(Ik hoop dat je de corrector goed aanbrengt.)

Gevorderde oefeningen: C1/C2

Oefening: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. Misschien als jullie meer hadden toegepast, hadden jullie de waterval ontdekt.
Quizás si vosotros hubierais/hubieseis aplicado más, habríais descubierto la cascada.
2. Jullie hadden de zonnebril toegepast tijdens het wandelen in het bos.
Hubisteis aplicado las gafas de sol al caminar por el bosque.
3. Het is waarschijnlijk dat zij het voor de reis hebben toegepast.
Es probable que ellos hayan aplicado para el viaje.
4. Ik betwijfel dat jij hebt toegepast voor de baan.
Dudo que tú hayas aplicado para el trabajo.
5. Zij zouden die nieuwe techniek op het veld hebben toegepast.
Ellos habrían aplicado esa nueva técnica en el campo.