Luister- en leesmateriaal
Oefen woordenschat in context met echte materialen.
Woordenschat (22) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
La escuela primaria
De basisschool
2
Hacer errores
Fouten maken
3
Echar de menos
Missen
4
Enseñar
Lesgeven
5
El bachillerato
De middelbare school
Ejercicio 2: Ejercicio de conversación
Instrucción:
- Describe el camino educativo de Eva. (Beschrijf het opleidingstraject van Eva.)
- Describe dónde estudiaste en el instituto. (Beschrijf waar je op de middelbare school hebt gestudeerd.)
- Habla sobre lo que estudiaste en el colegio. (Praat over wat je op school hebt gestudeerd.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
Durante los primeros años Eva estuvo en la escuela primaria. De eerste jaren zat Eva op de basisschool. |
Luego, ella estaba en la escuela secundaria. Siempre fue una estudiante trabajadora con buenas calificaciones. Toen zat ze op de middelbare school. Ze was altijd een hardwerkende leerling met goede cijfers. |
Terminó el instituto cuando tenía 18 años. Ze maakte de middelbare school af toen ze 18 jaar oud was. |
Fui a la universidad y estudié derecho. Ik ging naar de universiteit en studeerde rechten. |
Terminé el instituto cuando tenía 18 años. Ik heb de middelbare school afgerond toen ik 18 jaar oud was. |
Ahora trabajo en un colegio y enseño. Nu werk ik op een school en geef ik les. |
... |
Oefening 3: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 4: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Cuando era niño, siempre ___ a la escuela en bicicleta.
(Toen ik een kind was, ___ ik altijd met de fiets naar school.)2. El año pasado ___ el bachillerato con buenas notas.
(Vorig jaar ___ ik voor het eindexamen met goede cijfers.)3. El profesor ___ a varios compañeros por cometer errores en el examen.
(De leraar ___ verschillende klasgenoten op non-actief vanwege fouten in het examen.)4. Mientras ___ de clase, de repente empezó a llover.
(Terwijl we ___ uit de les kwamen, begon het plotseling te regenen.)Oefening 5: Mijn tijd op school
Instructie:
Werkwoordschema's
Venir - Gaan
Pretérito imperfecto
- yo venía
- tú venías
- él/ella/Ud. venía
- nosotros/-as veníamos
- vosotros/-as veníais
- ellos/ellas/Uds. venían
Aprobar - Slagen
Pretérito imperfecto
- yo aprobaba
- tú aprobabas
- él/ella/Ud. aprobaba
- nosotros/-as aprobábamos
- vosotros/-as aprobabais
- ellos/ellas/Uds. aprobaban
Suspender - Zakken
Pretérito indefinido
- yo suspendí
- tú suspendiste
- él/ella/Ud. suspendió
- nosotros/-as suspendimos
- vosotros/-as suspendisteis
- ellos/ellas/Uds. suspendieron
Acordarse - Herinneren
Pretérito imperfecto
- yo me acordaba
- tú te acordabas
- él/ella/Ud. se acordaba
- nosotros/-as nos acordábamos
- vosotros/-as os acordabais
- ellos/ellas/Uds. se acordaban
Dar - Geven
Pretérito imperfecto
- yo daba
- tú dabas
- él/ella/Ud. daba
- nosotros/-as dábamos
- vosotros/-as dabais
- ellos/ellas/Uds. daban
Ser - Zijn
Pretérito indefinido
- yo fui
- tú fuiste
- él/ella/Ud. fue
- nosotros/-as fuimos
- vosotros/-as fuisteis
- ellos/ellas/Uds. fueron
Oefening 6: ¿El pretérito imperfecto o el pretérito indefinido?
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: De onvoltooid verleden tijd of de voltooid verleden tijd?
Toon vertaling Toon antwoordenencontré, suspendimos, explicaba, organizó, enseñabas, venía, aprobé, escribían, venían, tenía
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
A2.12.2 Gramática
¿El pretérito imperfecto o el pretérito indefinido?
De onvoltooid verleden tijd of de voltooid verleden tijd?
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Venir komen Delen Gekopieerd!
Pretérito imperfecto
Spaans | Nederlands |
---|---|
(yo) venía | ik kwam |
(tú) venías | jij kwam |
(él/ella) venía | hij/zij kwam |
(nosotros/nosotras) veníamos | wij kwamen |
(vosotros/vosotras) veníais | jullie kwamen |
(ellos/ellas) venían | zij kwamen |
Aprobar goedkeuren Delen Gekopieerd!
Pretérito imperfecto
Spaans | Nederlands |
---|---|
(yo) aprobaba | ik keurde goed |
(tú) aprobabas | jij keurde goed |
(él/ella) aprobaba | hij/zij keurde goed |
(nosotros/nosotras) aprobábamos | wij keurden goed |
(vosotros/vosotras) aprobabais | jullie keurden goed |
(ellos/ellas) aprobaban | zij keurden goed |
Suspender stopzetten Delen Gekopieerd!
Pretérito indefinido
Spaans | Nederlands |
---|---|
(yo) suspendí | ik zette stop |
(tú) suspendiste | jij stopzette |
(él/ella) suspendió | hij/zij zette stop |
(nosotros/nosotras) suspendimos | wij stopzetten |
(vosotros/vosotras) suspendisteis | jullie stopzetten |
(ellos/ellas) suspendieron | zij stopzetten |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Spaans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.