A1.37: Jouw huisdieren

Tus mascotas

Luister- en leesmateriaal

Oefen woordenschat in context met echte materialen.

A1.37.1 Diálogo

Cuidando a nuestras mascotas

Zorg dragen voor onze huisdieren


Woordenschat (16)

 El gato: De kat (Spaans)

El gato

Show

De kat Show

 El paseo: De wandeling (Spaans)

El paseo

Show

De wandeling Show

 El perro: de hond (Spaans)

El perro

Show

De hond Show

 El pájaro: de vogel (Spaans)

El pájaro

Show

De vogel Show

 El pez: de vis (Spaans)

El pez

Show

De vis Show

 El conejo: de konijn (Spaans)

El conejo

Show

De konijn Show

 El ratón: de muis (Spaans)

El ratón

Show

De muis Show

 La tortuga: de schildpad (Spaans)

La tortuga

Show

De schildpad Show

 Pasear (wandelen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Pasear

Show

Wandelen Show

 Sentarse (zitten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Sentarse

Show

Zitten Show

 La correa: de riem (Spaans)

La correa

Show

De riem Show

 Lento: traag (Spaans)

Lento

Show

Traag Show

 Rápido: snel (Spaans)

Rápido

Show

Snel Show

 Cepillar (borstelen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Cepillar

Show

Borstelen Show

 Cuidar (zorgen voor) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Cuidar

Show

Zorgen voor Show

 Despacio: langzaam (Spaans)

Despacio

Show

Langzaam Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Gespreksoefening

Instructie:

  1. Nombra a cada mascota en la imagen. (Noem elk huisdier op de foto.)
  2. Pregunta a los demás si tienen una mascota. (Vraag de anderen of ze een huisdier hebben.)
  3. Describe el cuidado diario de tu mascota. (Beschrijf de dagelijkse verzorging van uw huisdier.)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Puedo ver un perro y un gato.

Ik zie een hond en een kat.

El perro está corriendo.

De hond rent.

Este perro está sentado.

Deze hond zit.

¿Qué mascotas tienes?

Welke huisdieren heb je?

¿Con qué frecuencia alimentas a tu gato?

Hoe vaak voer je je kat?

Cada mañana salgo a caminar con mi perro.

Elke ochtend ga ik wandelen met mijn hond.

Limpio el pelo de mi conejo todos los días.

Ik borstel elke dag het haar van mijn konijn.

...

Oefening 2: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 3: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Sentarse


Zitten

2

Rápido


Snel

3

El ratón


De muis

4

Lento


Traag

5

El pez


De vis

Oefening 4: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling
1.
como mascota? | perro u | otro animal | ¿Prefieres un
¿Prefieres un perro u otro animal como mascota?
(Heb je liever een hond of een ander dier als huisdier?)
2.
rápido, pero | Este gato | es muy | más lento. | otro es
Este gato es muy rápido, pero otro es más lento.
(Deze kat is erg snel, maar een andere is langzamer.)
3.
a mi | todos los | Yo paseo | días. | la correa | perro con
Yo paseo a mi perro con la correa todos los días.
(Ik wandel elke dag met mijn hond aan de riem.)
4.
nada despacio | mis peces | nada rápido. | Uno de | y otro
Uno de mis peces nada despacio y otro nada rápido.
(Een van mijn vissen zwemt langzaam en de ander zwemt snel.)
5.
más que | necesita cepillarse | otro conejo. | Este conejo
Este conejo necesita cepillarse más que otro conejo.
(Deze konijn moet vaker geborsteld worden dan een andere konijn.)
6.
mientras otra | Una tortuga | pasea por | el jardín. | se sienta
Una tortuga se sienta mientras otra pasea por el jardín.
(Een schildpad zit terwijl een andere door de tuin wandelt.)

Oefening 5: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

El perro necesita la correa para salir a pasear todos los días. (De hond heeft een riem nodig om elke dag uit te gaan wandelen.)
Uno de mis gatos es rápido y el otro es muy lento. (Een van mijn katten is snel en de andere is heel langzaam.)
Siempre cepillo al conejo antes de darle la comida. (Ik borstel altijd de konijn voordat ik hem te eten geef.)
Cuido al pájaro despacio para no asustarlo en el paseo. (Ik zorg langzaam voor de vogel om hem tijdens de wandeling niet te laten schrikken.)

Oefening 6: Clusteren van woorden

Instructie: Sleep de woorden naar de juiste categorie volgens hun relatie met jouw huisdieren.

Tipos de mascotas

Actividades con mascotas

Oefening 7: Uno vs. Otro

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: Uno vs. Otro

Toon vertaling Toon antwoorden

Estos, uno, Unos, Una, otros, Esta, otra, otro

1.
... cepillan al perro, otros cuidan a los peces.
(De een borstelt de hond, de ander verzorgt de vissen.)
2.
... tortuga es vieja, la otra es joven.
(Deze schildpad is oud, de andere is jong.)
3.
Estos ratones son pequeños, los ... son grandes.
(Deze muizen zijn klein, de andere zijn groot.)
4.
... gatos necesitan una correa, los otros no.
(Deze katten hebben een lijn nodig, de andere niet.)
5.
... perra es rápida, la otra prefiere sentarse tranquila.
(De ene hond is snel, de andere zit liever rustig.)
6.
Una chica pasea al perro, mientras ... cuida al gato.
(Een meisje laat de hond uit, terwijl een ander voor de kat zorgt.)
7.
Este perro es rápido, pero el ... es lento.
(Deze hond is snel, maar de andere is langzaam.)
8.
El pez y la tortuga necesitan cuidado, pero ... es más fácil de cuidar que el otro.
(De vis en de schildpad hebben verzorging nodig, maar de een is makkelijker te verzorgen dan de ander.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Cuidar zorgen voor

Presente

Spaans Nederlands
(yo) cuido ik zorg voor
(tú) cuidas jij zorgt voor
(él/ella) cuida hij/zij zorgt voor
(nosotros/nosotras) cuidamos wij zorgen voor
(vosotros/vosotras) cuidáis jullie zorgen voor
(ellos/ellas) cuidan zij zorgen voor

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Cepillar borstelen

Presente

Spaans Nederlands
(yo) me cepillo ik borstel
(tú) te cepillas jij borstelt
(él/ella) se cepilla hij/zij borstelt
(nosotros/nosotras) nos cepillamos wij borstelten
(vosotros/vosotras) os cepilláis jullie borstelen
(ellos/ellas) se cepillan zij borstelen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Spaans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏