A2.38: Sollicitatiegesprek

Entrevista de trabajo

Luister- en leesmateriaal

Oefen woordenschat in context met echte materialen.

Woordenschat (18)

 Contratar (contracteren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Contratar

Show

Contracteren Show

 Memorizar (memoreren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Memorizar

Show

Memoreren Show

 La carrera: De carrière (Spaans)

La carrera

Show

De carrière Show

 El contrato: Het contract (Spaans)

El contrato

Show

Het contract Show

 La vacante: De vacature (Spaans)

La vacante

Show

De vacature Show

 El salario: Het salaris (Spaans)

El salario

Show

Het salaris Show

 Disponible: Beschikbaar (Spaans)

Disponible

Show

Beschikbaar Show

 El requisito: De vereiste (Spaans)

El requisito

Show

De vereiste Show

 Los recursos humanos: Personeelszaken (Spaans)

Los recursos humanos

Show

Personeelszaken Show

 El jefe: De baas (Spaans)

El jefe

Show

De baas Show

 La entrevista: Het sollicitatiegesprek (Spaans)

La entrevista

Show

Het sollicitatiegesprek Show

 El beneficio: Het voordeel (Spaans)

El beneficio

Show

Het voordeel Show

 La multinacional: De multinational (Spaans)

La multinacional

Show

De multinational Show

 Prepararse (zich klaarmaken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Prepararse

Show

Zich klaarmaken Show

 Hablar con la jefa: Met de baas praten (Spaans)

Hablar con la jefa

Show

Met de baas praten Show

 Período de prueba: Proeftijd (Spaans)

Período de prueba

Show

Proeftijd Show

 La corbata: De stropdas (Spaans)

La corbata

Show

De stropdas Show

 El traje: het pak (Spaans)

El traje

Show

Het pak Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Contratar


Contracteren

2

La carrera


De carrière

3

Hablar con la jefa


Met de baas praten

4

El contrato


Het contract

5

La entrevista


Het sollicitatiegesprek

Ejercicio 2: Ejercicio de conversación

Instrucción:

  1. Imagina que entras en la oficina para tu entrevista de trabajo. ¿Qué dices? ¿Cómo te presentas de manera educada? (Stel je voor dat je het kantoor binnenloopt voor je sollicitatiegesprek. Wat zeg je? Hoe stel je jezelf beleefd voor?)
  2. ¿Qué es importante en una entrevista de trabajo? (Wat is belangrijk bij een sollicitatiegesprek?)
  3. ¿Cuáles son los aspectos más importantes de un trabajo para ti? (Wat zijn de belangrijkste aspecten van een baan voor jou?)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Hola, soy John Smith. Encantado de conocerte. Estoy aquí para la entrevista.

Hallo, ik ben John Smith. Aangenaam kennis te maken. Ik ben hier voor het interview.

Buenas tardes. Soy María López. Tengo una entrevista a las 10 en punto. Es un placer estar aquí.

Goedemiddag. Ik ben Maria López. Ik heb om 10 uur een interview. Het is een genoegen hier te zijn.

Es importante llegar a tiempo a una entrevista de trabajo.

Het is belangrijk om op tijd te zijn voor een sollicitatiegesprek.

Deberías preparar respuestas y hacer preguntas.

Je moet antwoorden voorbereiden en vragen stellen.

El aspecto más importante de un trabajo es el dinero. Necesito un buen sueldo para mantener a mi familia.

Het belangrijkste aspect van een baan is het salaris. Ik heb een goed salaris nodig om mijn gezin te onderhouden.

Para mí es importante que las personas que trabajan en la empresa sean amables.

Voor mij is het belangrijk dat de mensen die in het bedrijf werken, aardig zijn.

...

Oefening 3: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 4: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. ________ bien para la entrevista de trabajo.

(________ je goed voor op het sollicitatiegesprek.)

2. ________ claramente sobre tu experiencia laboral.

(________ duidelijk over je werkervaring.)

3. ________ todos los beneficios que ofrecéis.

(________ alle voordelen die jullie aanbieden.)

4. ________ con confianza y sé amable con el jefe.

(________ jezelf vol vertrouwen voor en wees vriendelijk tegen de baas.)

Oefening 5: Je voorbereiden op het sollicitatiegesprek

Instructie:

Antes de la entrevista, (Prepararse - Imperativo afirmativo informal) con cuidado para causar una buena impresión. Cuando (Llegar - Presente) a la empresa, (Presentarse - Imperativo afirmativo informal) con confianza en la recepción y (Hablar - Imperativo afirmativo informal) con recursos humanos. Durante la entrevista, el jefe te (Contar - Presente) sobre el contrato y los beneficios. Finalmente, él te dice que, si (Ser - Presente) la persona indicada, te contratará pronto.


Voor het gesprek, bereid je goed voor om een goede indruk te maken. Wanneer je bij het bedrijf aankomt , stel je zelfverzekerd voor bij de receptie en praat met de HR-afdeling. Tijdens het gesprek vertelt de baas je over het contract en de voordelen. Uiteindelijk zegt hij dat, als jij de juiste persoon bent , hij je binnenkort zal aannemen.

Werkwoordschema's

Prepararse - Zich voorbereiden

Imperativo afirmativo informal

  • (tú) prepárate
  • (vosotros) preparaos

Llegar - Aankomen

Presente

  • yo llego
  • tú llegas
  • él/ella/Ud. llega
  • nosotros llegamos
  • vosotros llegáis
  • ellos/ellas/Uds. llegan

Presentarse - Zich voorstellen

Imperativo afirmativo informal

  • (tú) préséntate
  • (vosotros) presentaos

Hablar - Praten

Imperativo afirmativo informal

  • (tú) habla
  • (vosotros) hablad

Contar - Vertellen

Presente

  • yo cuento
  • tú cuentas
  • él/ella/Ud. cuenta
  • nosotros contamos
  • vosotros contáis
  • ellos/ellas/Uds. cuentan

Ser - Zijn

Presente

  • yo soy
  • tú eres
  • él/ella/Ud. es
  • nosotros somos
  • vosotros sois
  • ellos/ellas/Uds. son

Oefening 6: Imperativo afirmativo informal: "Tú" y "Vosotros"

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: Informele bevestigende imperatief: "Tú" en "Vosotros"

Toon vertaling Toon antwoorden

Preséntate, Presentaos, Firmad, Memorizad, Contad, Cuenta, Habla, Preparadlo

1. Contar: vosotros:
... algo gracioso de esta mañana.
(Vertel iets grappigs van vanochtend.)
2. Presentarse: vosotros:
... al llegar a la sala.
(Stel jezelf voor bij aankomst in de kamer.)
3. Contar: tú:
... lo que viste en la reunión.
(Vertel wat je zag in de vergadering.)
4. Firmar: vosotros:
... esto rápido, que tenemos prisa.
(Onderteken dit snel, want we hebben haast.)
5. Presentarse: tú:
... cuando llegues, sin miedo.
(Stel jezelf voor als je aankomt, zonder angst.)
6. Memorizar: vosotros:
... lo que os dije antes.
(Onthoud wat ik jullie eerder heb gezegd.)
7. Preparar: vosotros + pronombre lo:
... bien antes de enviarlo.
(Bereid het goed voor voordat je het verstuurt.)
8. Hablar: tú:
... sin pensar tanto, dilo directo.
(Praat zonder zoveel te denken, zeg het direct.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A2.38.2 Gramática

Imperativo afirmativo informal: "Tú" y "Vosotros"

Informele bevestigende imperatief: "Tú" en "Vosotros"


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Presentarse zich voorstellen

Imperativo

Spaans Nederlands
Preséntate! Hij stelt zich voor
Preséntate! Hij stelt zich voor
Preséntese! jij stelt je voor
Presentémonos! jullie stel je voor
Presentaos! stel je voor

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Contar tellen

Imperativo

Spaans Nederlands
No existe forma imperativa afirmativa para 'yo'. Er is geen gebiedende wijs in de bevestigende vorm voor 'ik'.
¡Cuenta! jij telt
¡Cuente! hij telt
¡Contemos! Laten wij tellen
¡Contad! jullie tellen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Spaans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏