A2.27: Kledingstijlen en mode

Estilos de ropa y moda

Luister- en leesmateriaal

Oefen woordenschat in context met echte materialen.

Woordenschat (15)

 La moda: De mode (Spaans)

La moda

Show

De mode Show

 La época: Het tijdperk (Spaans)

La época

Show

Het tijdperk Show

 Llevar una gorra : Een pet dragen (Spaans)

Llevar una gorra

Show

Een pet dragen Show

 Antiguo: Vintage (Spaans)

Antiguo

Show

Vintage Show

 La blusa: De blouse (Spaans)

La blusa

Show

De blouse Show

 Los calcetines: De sokken (Spaans)

Los calcetines

Show

De sokken Show

 Probarse (passen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Probarse

Show

Passen Show

 Ponerse (aantrekken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Ponerse

Show

Aantrekken Show

 El probador: De paskamer (Spaans)

El probador

Show

De paskamer Show

 La cazadora: Het jasje (Spaans)

La cazadora

Show

Het jasje Show

 Quitarse (uittrekken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Quitarse

Show

Uittrekken Show

 La braga: de slip (Spaans)

La braga

Show

De slip Show

 El calzoncillo: De onderbroek (Spaans)

El calzoncillo

Show

De onderbroek Show

 La tendencia: De trend (Spaans)

La tendencia

Show

De trend Show

 De moda: In de mode (Spaans)

De moda

Show

In de mode Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 2: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Me gusta llevar una cazadora cuando hace fresco por la tarde. (Ik draag graag een jack als het 's avonds fris is.)
El probador está justo junto a la entrada de la tienda. (Het paskamertje is vlak bij de ingang van de winkel.)
A menudo me pruebo la ropa antes de comprarla en las rebajas. (Ik pas vaak kleding voordat ik het koop tijdens de uitverkoop.)
Los calcetines siempre los dejo bajo la cama por la noche. (Sokken laat ik altijd ’s nachts onder het bed liggen.)

Oefening 3: Clusteren van woorden

Instructie: Classificeer de volgende woorden volgens de context waarin ze worden gebruikt: kledingstukken of plaatsen en handelingen gerelateerd aan kleding.

Prendas de vestir

Lugares y acciones relacionadas con la ropa

Oefening 4: Las preposiciones de lugar: "Fuera de", "Bajo", "Alrededor de",etc...

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: De voorzetsels van plaats: "Fuera de", "Bajo", "Alrededor de", etc...

Toon vertaling Toon antwoorden

del, hasta, a, fuera de, junto a, a lo largo de, enfrente de

1. Origen:
: Esta es la blusa ... siglo XX.
(Dit is de blouse uit de twintigste eeuw.)
2. Movimiento a lo largo de:
: Las gorras están ... la mesa.
(De petten liggen langs de tafel.)
3. Ubicación exterior:
: La tienda de ropa está ... la zona comercial.
(De kledingwinkel is buiten het winkelgebied.)
4. Límite de:
: La camiseta estuvo en la tienda ... que la vendieron.
(Het t-shirt was in de winkel totdat het verkocht werd.)
5. Posición:
: La cazadora está fuera ... armario.
(De jas is uit de kast.)
6. Proximidad:
: La cazadora está ... la blusa.
(De jas is naast de blouse.)
7. Frente a:
: El probador está ... la entrada.
(De paskamer is tegenover de ingang.)
8. Dirección:
: Voy ... la tienda a comprar una camiseta nueva.
(Ik ga naar de winkel om een nieuw T-shirt te kopen.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A2.27.2 Gramática

Las preposiciones de lugar: "Fuera de", "Bajo", "Alrededor de",etc...

De voorzetsels van plaats: "Fuera de", "Bajo", "Alrededor de", etc...


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Llevar dragen

Pretérito perfecto

Spaans Nederlands
(yo) he llevado ik heb gedragen
(tú) has llevado jij hebt gedragen
(él/ella) ha llevado hij/zij heeft gedragen
(nosotros/nosotras) hemos llevado wij hebben gedragen
(vosotros/vosotras) habéis llevado jullie hebben gedragen
(ellos/ellas) han llevado zij hebben gedragen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Vestirse zich aankleden

Pretérito perfecto

Spaans Nederlands
(yo) me he vestido ik heb me aangekleed
(tú) te has vestido jij hebt je aangekleed
(él/ella) se ha vestido hij/zij heeft zich aangekleed
(nosotros/nosotras) nos hemos vestido wij hebben ons aangekleed
(vosotros/vosotras) os habéis vestido jullie hebben zich aangekleed
(ellos/ellas) se han vestido zij hebben zich aangekleed

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Quedar afspreken

Pretérito imperfecto

Spaans Nederlands
(yo) quedaba ik sprak af
(tú) quedabas jij sprak af
(él/ella) quedaba hij/zij sprak af
(nosotros/nosotras) quedábamos wij spraken af
(vosotros/vosotras) quedabais jullie spraken af
(ellos/ellas) quedaban zij spraken af

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Ponerse aantrekken

Pretérito imperfecto

Spaans Nederlands
(yo) me ponía ik trok aan
(tú) te ponías jij trok aan
(él/ella) se ponía hij/zij trok aan
(nosotros/nosotras) nos poníamos wij trokken aan
(vosotros/vosotras) os poníais jullie trokken aan
(ellos/ellas) se ponían zij trokken aan

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Spaans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏