Coordinar (coördineren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van coordinar (coördineren) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Coordinar  (coördineren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A2

Module 6: En el trabajo (Op het werk)

Les 42: Organización y delegación (Organisatie en delegatie)

Basiswerkwoordsvormen

Infinitivo (Infinitief) Gerundio (Deelwoord) Participio (Deelwoord)
Coordinar (coördineren) coordinando (coördineren) coordinado (gecoördineerd)

Coordinar (coördineren): Werkwoordvervoegingstabellen

Indicativo (Aantonende wijs) Subjuntivo (Aanvoegende wijs)

Presente 

Spaans Nederlands
(yo) coordino ik coördineer
(tú) coordinas jij coördineert
(él/ella) coordina hij/zij coördineert
(nosotros/nosotras) coordinamos wij coördineren
(vosotros/vosotras) coordináis jullie coördineren
(ellos/ellas) coordinan zij coördineren

Pretérito perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) he coordinado ik heb gecoördineerd
(tú) has coordinado jij hebt gecoördineerd
(él/ella) ha coordinado hij/zij heeft gecoördineerd
(nosotros/nosotras) hemos coordinado wij hebben gecoördineerd
(vosotros/vosotras) habéis coordinado jullie hebben gecoördineerd
(ellos/ellas) han coordinado zij hebben gecoördineerd

Subjuntivo presente 

Spaans Nederlands
(yo) coordine ik coördineer
(tú) coordines jij coördineert
(él/ella) coordine hij/zij coördineert
(nosotros/nosotras) coordinemos wij coördineren
(vosotros/vosotras) coordinéis jullie coördineren
(ellos/ellas) coordinen zij coördineren

Subjuntivo pretérito perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) haya coordinado ik heb gecoördineerd
(tú) hayas coordinado jij hebt gecoördineerd
(él/ella) haya coordinado hij/zij heeft gecoördineerd
(nosotros/nosotras) hayamos coordinado wij hebben gecoördineerd
(vosotros/vosotras) hayáis coordinado jullie hebben gecoördineerd
(ellos/ellas) hayan coordinado zij hebben gecoördineerd

Pretérito imperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) coordinaba ik coördineerde
(tú) coordinabas jij coördineerde
(él/ella) coordinaba hij coördineerde
(nosotros/nosotras) coordinábamos wij coördineerden
(vosotros/vosotras) coordinabais jullie coördineerden
(ellos/ellas) coordinaban zij coördineerden

Pretérito pluscuamperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) había coordinado ik had gecoördineerd
(tú) habías coordinado jij had gecoördineerd
(él/ella) había coordinado hij/zij had gecoördineerd
(nosotros/nosotras) habíamos coordinado wij hadden gecoördineerd
(vosotros/vosotras) habíais coordinado jullie hadden gecoördineerd
(ellos/ellas) habían coordinado zij hadden gecoördineerd

Subjuntivo pretérito imperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) coordinara/coordinarse ik coördineerde/coördineren
(tú) coordinaras/coordinaras jij coördineerde
(él/ella) coordinara/coordinara hij zou coördineren/zij zou coördineren
(nosotros/nosotras) coordináramos/coordinásemos wij coördineerden/coördineerden
(vosotros/vosotras) coordinarais/coordinaseis jullie coördineerden
(ellos/ellas) coordinaran/coordinasen zij coördineerden

Subjuntivo pluscuamperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) hubiera/hubiese coordinado ik zou gecoördineerd hebben
(tú) hubieras/hubieses coordinado jij zou gecoördineerd hebben
(él/ella) hubiera/hubiese coordinado hij zou hebben gecoördineerd
(nosotros/nosotras) hubiéramos/hubiésemos coordinado wij hadden gecoördineerd
(vosotros/vosotras) hubierais/hubieseis coordinado jullie hadden gecoördineerd
(ellos/ellas) hubieran/hubiesen coordinado zij hadden gecoördineerd

Pretérito indefinido 

Spaans Nederlands
(yo) coordiné ik coördineerde
(tú) coordinaste jij coördineerde
(él/ella) coordinó hij coördineerde/zij coördineerde
(nosotros/nosotras) coordinamos wij coördineerden
(vosotros/vosotras) coordinasteis jullie coördineerden
(ellos/ellas) coordinaron zij coördineerden

Pretérito anterior 

Spaans Nederlands
(yo) hube coordinado ik had gecoördineerd
(tú) hubiste coordinado jij had gecoördineerd
(él/ella) hubo coordinado hij/zij had gecoördineerd
(nosotros/nosotras) hubimos coordinado wij hadden gecoördineerd
(vosotros/vosotras) hubisteis coordinado jullie hadden gecoördineerd
(ellos/ellas) hubieron coordinado zij hadden gecoördineerd

Subjuntivo futuro simple 

Spaans Nederlands
(yo) coordinare ik coördineer
(tú) coordinares jij zou coördineren
(él/ella) coordinare hij/zij zou coördineren
(nosotros/nosotras) coordináremos wij zullen coördineren
(vosotros/vosotras) coordinareis jullie coördineren
(ellos/ellas) coordinaren zij/coördineren

Subjuntivo futuro perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) haya coordinado ik zal gecoördineerd hebben
(tú) hayas coordinado jij zou hebben gecoördineerd
(él/ella) haya coordinado hij/zij zal gecoördineerd hebben
(nosotros/nosotras) hayamos coordinado wij zouden gecoördineerd hebben
(vosotros/vosotras) hayáis coordinado jullie zouden hebben gecoördineerd
(ellos/ellas) hayan coordinado zij hebben gecoördineerd

Futuro simple 

Spaans Nederlands
(yo) coordinaré ik zal coördineren
(tú) coordinarás jij zult coördineren
(él/ella) coordinará hij/zij zal coördineren
(nosotros/nosotras) coordinaremos wij zullen coördineren
(vosotros/vosotras) coordinaréis jullie coördineren
(ellos/ellas) coordinarán zij zullen coördineren

Futuro perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) habré coordinado ik zal gecoördineerd hebben
(tú) habrás coordinado jij zult gecoördineerd hebben
(él/ella) habrá coordinado hij/zij zal gecoördineerd hebben
(nosotros/nosotras) habremos coordinado wij zullen gecoördineerd hebben
(vosotros/vosotras) habréis coordinado jullie zullen gecoördineerd hebben
(ellos/ellas) habrán coordinado zij zullen gecoördineerd hebben
Imperativo (Imperatief)

Imperativo 

Spaans Nederlands
Coordina! Hij coördineert
Coordina! Hij coördineert
Coordine! Wij coördineren
Coordinemos! Coördineer jullie
Coordinad! coördineer

Imperativo negativo 

Spaans Nederlands
No coordine! jij coördineer niet
No coordines! Hij/zij coördineer niet
No coordine! jij coördineer niet
No coordinemos! Jullie coördineer niet
No coordinéis! zij moeten niet coördineren

Condicional simple 

Spaans Nederlands
(yo) coordinaría ik zou coördineren
(tú) coordinarías jij zou coördineren
(él/ella) coordinaría hij/zij zou coördineren
(nosotros/nosotras) coordinaríamos wij zouden coördineren
(vosotros/vosotras) coordinaríais jullie zouden coördineren
(ellos/ellas) coordinarían zij zouden coördineren

Condicional perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) habría coordinado ik zou hebben gecoördineerd
(tú) habrías coordinado jij zou hebben gecoördineerd
(él/ella) habría coordinado hij/zij zou hebben gecoördineerd
(nosotros/nosotras) habríamos coordinado wij zouden gecoördineerd hebben
(vosotros/vosotras) habríais coordinado jullie zouden gecoördineerd hebben
(ellos/ellas) habrían coordinado zij zouden gecoördineerd hebben

Tegenwoordige en toekomstige tijden: A1

Oefening: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. Ik coördineer de taken van het urgente project.
Yo coordino las tareas del proyecto urgente.
2. Hij coördineert het eindrapport.
El líder coordina el informe final.
3. Ik zal de agenda coördineren voor de volgende dringende vergadering.
Coordinaré la agenda para la próxima reunión urgente.
4. zij zullen de supervisie van het werk dat vandaag is verricht, coördineren
Coordinarán la supervisión del trabajo realizado hoy.
5. Jullie zullen de kennisgeving coördineren met de groepsleider.
Coordinaréis la notificación con el líder del grupo.

Basis verleden tijd (A2/B1)

Oefening: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. Jullie hebben de communicatie met het werkteam gecoördineerd.
Habéis coordinado la comunicación con el equipo de trabajo.
2. Ik heb de vergadering met de projectleider gecoördineerd.
He coordinado la reunión con el líder del proyecto.
3. Wij coördineerden met de leider de deadline.
Nosotros coordinamos con el líder la fecha límite.
4. Hij coördineerde de kennisgeving van de deadline.
Él coordinaba la notificación de la fecha límite.
5. jij coördineerde de taken met de projectleider.
Tú coordinabas las tareas con el líder del proyecto.

Basis subjunctief oefeningen: B1

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies het juiste werkwoord en de juiste tijd.

Toon vertaling Toon antwoorden

coordináramos, coordinaras, coordines, coordinen, coordine

1.
Prefiero que tú ... la tarea pendiente hoy.
(Ik geef er de voorkeur aan dat jij de openstaande taak vandaag coördineert.)
2.
Espero que yo ... bien el proyecto urgente.
(Ik hoop dat ik het dringende project goed coördineer.)
3.
Quisiera que tú ... el informe urgente.
(Ik zou willen dat jij het dringende rapport coördineert.)
4.
Es necesario que ... el informe para la fecha límite.
(Zij coördineren het rapport voor de deadline)
5.
Ojalá ... el proyecto sin problemas.
(Hopelijk coördineren we het project zonder problemen.)

Gevorderde oefeningen: C1/C2

Oefening: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. Wij hadden het project gecoördineerd en de verantwoordelijkheid voltooid.
Hubimos coordinado el proyecto y completamos la responsabilidad.
2. Ik vrees dat jullie de echte deadline niet hebben gecoördineerd.
Temo que no hayáis coordinado la fecha límite real.
3. Ik zou de urgente taak met de leider hebben gecoördineerd.
Yo habría coordinado la tarea urgente con el líder.
4. Ik hoop dat ik de dringende agenda heb gecoördineerd.
Espero que haya coordinado la agenda urgente.
5. Wij zouden de vergadering op tijd hebben gecoördineerd.
Nosotros hubiéramos coordinado la reunión a tiempo.