A2.6: Op hotel

En el hotel

Luister- en leesmateriaal

Oefen woordenschat in context met echte materialen.

Woordenschat (17)

 Hacer el check in: Inchecken (Spaans)

Hacer el check in

Show

Inchecken Show

 Registrarse (zich registreren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Registrarse

Show

Zich registreren Show

 La recepción: de receptie (Spaans)

La recepción

Show

De receptie Show

 El recepcionista: de receptionist (Spaans)

El recepcionista

Show

De receptionist Show

 Amable: vriendelijk (Spaans)

Amable

Show

Vriendelijk Show

 El servicio: de service (Spaans)

El servicio

Show

De service Show

 El problema: het probleem (Spaans)

El problema

Show

Het probleem Show

 La solución: de oplossing (Spaans)

La solución

Show

De oplossing Show

 La llave: De sleutel (Spaans)

La llave

Show

De sleutel Show

 La entrada: De ontvangst (Spaans)

La entrada

Show

De ontvangst Show

 La salida: De uitgang (Spaans)

La salida

Show

De uitgang Show

 Hacer el check out: Uitchecken (Spaans)

Hacer el check out

Show

Uitchecken Show

 Descansar (uitrusten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Descansar

Show

Uitrusten Show

 La reserva: De reservering (Spaans)

La reserva

Show

De reservering Show

 El servicio de limpieza: De schoonmaakservice (Spaans)

El servicio de limpieza

Show

De schoonmaakservice Show

 Devolver la llave: De sleutel inleveren (Spaans)

Devolver la llave

Show

De sleutel inleveren Show

 El número de habitación : Het kamernummer (Spaans)

El número de habitación

Show

Het kamernummer Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

La recepción


De receptie

2

La salida


De uitgang

3

El recepcionista


De receptionist

4

El número de habitación


Het kamernummer

5

El problema


Het probleem

Ejercicio 2: Ejercicio de conversación

Instrucción:

  1. Interpretar un diálogo entre el personal del hotel y el huésped durante el registro de entrada. (Speel een dialoog af tussen het hotelpersoneel en de gast tijdens het inchecken.)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Hice una reserva con booking.com.

Ik heb een reservering gemaakt bij booking.com.

¿Cuál es su número de reserva?

Wat is uw reserveringsnummer?

El desayuno empieza a las 7 y termina a las 10.

Het ontbijt begint om 7 uur en eindigt om 10 uur.

Su número de habitación es el 215, en la segunda planta.

Uw kamernummer is 215, op de tweede verdieping.

El comedor está al lado del ascensor en la primera planta.

De eetkamer is naast de lift op de eerste verdieping.

¿Podría tener una toalla extra?

Zou ik een extra handdoek kunnen krijgen?

...

Oefening 3: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 4: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Cuando _______________ al hotel, el recepcionista me saludó amablemente.

(Toen ik _______________ bij het hotel aankwam, begroette de receptionist me vriendelijk.)

2. Ya _______________ el check-in y me han dado la llave.

(Ik _______________ al ingecheckt en ze hebben me de sleutel gegeven.)

3. ______________ un servicio extra para la habitación y me lo han confirmado.

(Ik _______________ een extra service voor de kamer aangevraagd en ze hebben het bevestigd.)

4. Les _______________ al recepcionista el problema con la limpieza de mi habitación.

(Ik _______________ de receptionist het probleem met de schoonmaak van mijn kamer uitgelegd.)

Oefening 5: In het hotel: inchecken en service

Instructie:

Cuando (Llegar - Pretérito perfecto) al hotel, la recepcionista nos (Dar - Pretérito perfecto) la llave y nos (Explicar - Pretérito perfecto) cómo hacer el check-in. Durante nuestra estancia, yo (Solicitar - Pretérito perfecto) el servicio de limpieza extra porque quería descansar bien. El último día, nosotros (Hacer - Pretérito perfecto) el check-out temprano y (Devolver - Pretérito perfecto) la llave en la recepción. Todo el personal (Ser - Pretérito perfecto) muy amable y (Resolver - Pretérito perfecto) cualquier problema rápidamente.


Toen we in het hotel aankwamen, gaf de receptioniste ons de sleutel en legde ons uit hoe we konden inchecken. Tijdens ons verblijf heb ik extra schoonmaakservice aangevraagd omdat ik goed wilde uitrusten. Op de laatste dag hebben wij vroeg uitgecheckt en de sleutel teruggegeven bij de receptie. Het hele personeel was erg vriendelijk en loste elk probleem snel op.

Werkwoordschema's

Llegar - Llegar

Pretérito perfecto

  • yo he llegado
  • tú has llegado
  • él/ella/usted ha llegado
  • nosotros/nosotras hemos llegado
  • vosotros/vosotras habéis llegado
  • ellos/ellas/ustedes han llegado

Solicitar - Solicitar

Pretérito perfecto

  • yo he solicitado
  • tú has solicitado
  • él/ella/usted ha solicitado
  • nosotros/nosotras hemos solicitado
  • vosotros/vosotras habéis solicitado
  • ellos/ellas/ustedes han solicitado

Devolver - Devolver

Pretérito perfecto

  • yo he devuelto
  • tú has devuelto
  • él/ella/usted ha devuelto
  • nosotros/nosotras hemos devuelto
  • vosotros/vosotras habéis devuelto
  • ellos/ellas/ustedes han devuelto

Dar - Dar

Pretérito perfecto

  • yo he dado
  • tú has dado
  • él/ella/usted ha dado
  • nosotros/nosotras hemos dado
  • vosotros/vosotras habéis dado
  • ellos/ellas/ustedes han dado

Explicar - Explicar

Pretérito perfecto

  • yo he explicado
  • tú has explicado
  • él/ella/usted ha explicado
  • nosotros/nosotras hemos explicado
  • vosotros/vosotras habéis explicado
  • ellos/ellas/ustedes han explicado

Hacer - Hacer

Pretérito perfecto

  • yo he hecho
  • tú has hecho
  • él/ella/usted ha hecho
  • nosotros/nosotras hemos hecho
  • vosotros/vosotras habéis hecho
  • ellos/ellas/ustedes han hecho

Ser - Ser

Pretérito perfecto

  • yo he sido
  • tú has sido
  • él/ella/usted ha sido
  • nosotros/nosotras hemos sido
  • vosotros/vosotras habéis sido
  • ellos/ellas/ustedes han sido

Resolver - Resolver

Pretérito perfecto

  • yo he resuelto
  • tú has resuelto
  • él/ella/usted ha resuelto
  • nosotros/nosotras hemos resuelto
  • vosotros/vosotras habéis resuelto
  • ellos/ellas/ustedes han resuelto

Oefening 6: Los pronombres de objeto directo: "Lo", "La", "Los", "Las"

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: De directe voornaamwoorden: "Lo", "La", "Los", "Las"

Toon vertaling Toon antwoorden

los, las, lo, la

1.
¿Dónde está la llave? No ... encuentro.
(Waar is de sleutel? Ik kan hem niet vinden.)
2.
El cliente ha pedido la salida tarde y ... han aprobado.
(De klant heeft gevraagd om laat te vertrekken en dit is goedgekeurd.)
3.
Hemos tenido un problema y ... hemos solucionado rápido.
(We hebben een probleem gehad en hebben het snel opgelost.)
4.
Quiero descansar un poco, así que ... hago en la habitación.
(Ik wil even uitrusten, dus ik doe dat in de kamer.)
5.
¿Ya has hecho el check-in? Sí, ... he hecho esta mañana.
(Heb je al ingecheckt? Ja, ik heb het vanochtend gedaan.)
6.
Los documentos estaban en la maleta y ... he olvidado.
(De documenten zaten in de koffer en ik ben ze vergeten.)
7.
¿Tienes la tarjeta del hotel? No, no ... tengo.
(Heb je de hotelkaart? Nee, ik heb hem niet.)
8.
He visto las llaves en recepción y ... he tomado.
(Ik heb de sleutels bij de receptie gezien en meegenomen.)

Oefening 7: Los pronombres de objeto indirecto: "Me, Te, Le, Nos, Os, Les"

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: De indirecte voornaamwoorden: "Me, Te, Le, Nos, Os, Les"

Toon vertaling Toon antwoorden

Les, nos, me, Te, Os

1.
A tí: ¿... están ofreciendo un servicio extra?
(Jou: Biedt men je een extra service aan?)
2.
A tí: ... dicen el proceso de check-in.
(Aan jou: ze vertellen je het incheckproces.)
3.
A mí: La agencia ... recomienda una buena habitación.
(Mij: Het bureau raadt mij een goede kamer aan.)
4.
A nosotros: El recepcionista ... muestra la salida.
(Voor ons: De receptionist wijst ons de uitgang.)
5.
A ellos: ¿... dan una copia del carné de conducir?
(Aan hen: krijgen zij een kopie van het rijbewijs?)
6.
A mí: El recepcionista ... da la llave ahora.
(Aan mij: De receptionist geeft me nu de sleutel.)
7.
A vosotros: ¿... dan la llave de acceso en recepción?
(Krijgen jullie de toegangssleutel bij de receptie?)
8.
A nosotros: El hotel ... envía un mensaje.
(Aan ons: Het hotel stuurt ons een bericht.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A2.6.3 Gramática

Los pronombres de objeto directo: "Lo", "La", "Los", "Las"

De directe voornaamwoorden: "Lo", "La", "Los", "Las"


A2.6.4 Gramática

Los pronombres de objeto indirecto: "Me, Te, Le, Nos, Os, Les"

De indirecte voornaamwoorden: "Me, Te, Le, Nos, Os, Les"


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Llegar aankomen

Pretérito perfecto

Spaans Nederlands
(yo) he llegado ik ben aangekomen
(tú) has llegado jij bent aangekomen
(él/ella) ha llegado hij/zij is aangekomen
(nosotros/nosotras) hemos llegado wij zijn aangekomen
(vosotros/vosotras) habéis llegado jullie zijn aangekomen
(ellos/ellas) han llegado zij zijn aangekomen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Solicitar aanvragen

Pretérito perfecto

Spaans Nederlands
(yo) he solicitado ik heb aangevraagd
(tú) has solicitado jij hebt aangevraagd
(él/ella) ha solicitado hij/zij heeft aangevraagd
(nosotros/nosotras) hemos solicitado wij hebben aangevraagd
(vosotros/vosotras) habéis solicitado jullie hebben aangevraagd
(ellos/ellas) han solicitado zij hebben aangevraagd

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Spaans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏