Luister- en leesmateriaal
Oefen woordenschat in context met echte materialen.
Woordenschat (16) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
La ropa interior
Ondergoed
2
El bolso
De tas
3
El equipaje
De bagage
4
Deshacer
Uitpakken
5
El biquini
De bikini
Ejercicio 2: Ejercicio de conversación
Instrucción:
- ¿Qué artículos se deben llevar para qué tipo de vacaciones? (Welke spullen moeten worden ingepakt voor welk type vakantie?)
- ¿Qué tipo de maleta es mejor para cada tipo de vacaciones? (Welk type koffer is het beste voor welk type vakantie?)
- ¿A veces empaquetas demasiado y superas el límite? (Pak je soms te veel in en ga je over de limiet heen?)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
Un bikini, bañadores y gafas de sol son lo mejor para unas vacaciones en la playa. Een bikini, zwembroek en zonnebril zijn het beste voor een strandvakantie. |
Llevo objetos pequeños en mi equipaje de mano. Ik neem kleine spullen mee in mijn handbagage. |
Para vacaciones más largas, facturo una maleta extra o a veces un pequeño trolley. Voor langere vakanties check ik een extra koffer in of soms een klein trolleyskje. |
Llevo conmigo mi mochila de 20 litros con la menor cantidad posible de objetos. Ik neem mijn 20-liter rugzak mee met zo min mogelijk spullen. |
¿Puedes llevar líquidos en tu equipaje de mano? Mag je vloeistoffen meenemen in je handbagage? |
Me pasé del límite de peso de mi equipaje de mano. Ik ben over het gewichtslimiet van mijn handbagage gegaan. |
... |
Oefening 3: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 4: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. He ______ mi maleta para viajar con comodidad.
(Ik heb mijn koffer ______ om comfortabel te reizen.)2. Ya he ______ la lista de cosas para empacar.
(Ik heb al de paklijst ______.)3. He ______ temprano al aeropuerto para no perder el vuelo.
(Ik ben vroeg op de luchthaven ______ om mijn vlucht niet te missen.)4. He ______ la maleta para organizar mejor la ropa.
(Ik heb de koffer ______ om de kleren beter te organiseren.)Oefening 5: De bagage klaarmaken voor een reis naar het strand
Instructie:
Werkwoordschema's
Hacer - Hacer
Pretérito perfecto
- yo he hecho
- tú has hecho
- él/ella/Ud. ha hecho
- nosotros/as hemos hecho
- vosotros/as habéis hecho
- ellos/ellas/Uds. han hecho
Traer - Traer
Pretérito perfecto
- yo he traído
- tú has traído
- él/ella/Ud. ha traído
- nosotros/as hemos traído
- vosotros/as habéis traído
- ellos/ellas/Uds. han traído
Elegir - Elegir
Pretérito perfecto
- yo he elegido
- tú has elegido
- él/ella/Ud. ha elegido
- nosotros/as hemos elegido
- vosotros/as habéis elegido
- ellos/ellas/Uds. han elegido
Hacer - Hacer
Presente
- yo hago
- tú haces
- él/ella/Ud. hace
- nosotros/as hacemos
- vosotros/as hacéis
- ellos/ellas/Uds. hacen
Dejar - Dejar
Pretérito perfecto
- yo he dejado
- tú has dejado
- él/ella/Ud. ha dejado
- nosotros/as hemos dejado
- vosotros/as habéis dejado
- ellos/ellas/Uds. han dejado
Oefening 6: Para + infinitivo
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: Para + infinitivo
Toon vertaling Toon antwoordenorganizar, llegar, protegerme, nadar, tomar, llevar, ir, bañarme
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Hacer doen Delen Gekopieerd!
Pretérito perfecto
Spaans | Nederlands |
---|---|
(yo) he hecho | ik heb gedaan |
(tú) has hecho | jij hebt gedaan |
(él/ella) ha hecho | hij/zij heeft gedaan |
(nosotros/nosotras) hemos hecho | wij hebben gedaan |
(vosotros/vosotras) habéis hecho | jullie hebben gedaan |
(ellos/ellas) han hecho | zij hebben gedaan |
Traer brengen Delen Gekopieerd!
Pretérito perfecto
Spaans | Nederlands |
---|---|
(yo) he traído | ik heb gebracht |
(tú) has traído | jij hebt gebracht |
(él/ella) ha traído | hij/zij heeft gebracht |
(nosotros/nosotras) hemos traído | wij hebben gebracht |
(vosotros/vosotras) habéis traído | jullie hebben gebracht |
(ellos/ellas) han traído | zij hebben gebracht |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Spaans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.