A1.2: Je naam zeggen

Decir tu nombre

Luister- en leesmateriaal

Oefen woordenschat in context met echte materialen.

Woordenschat (15)

 Llamarse (zich noemen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Llamarse

Show

Zich noemen Show

 El apellido: De achternaam (Spaans)

El apellido

Show

De achternaam Show

 Escribir (schrijven) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Escribir

Show

Schrijven Show

 El nombre: de naam (Spaans)

El nombre

Show

De naam Show

 Mucho gusto: Aangenaam (Spaans)

Mucho gusto

Show

Aangenaam Show

 Un placer: een genoegen (Spaans)

Un placer

Show

Een genoegen Show

 Presentarse (zich voorstellen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Presentarse

Show

Zich voorstellen Show

 Decir (zeggen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Decir

Show

Zeggen Show

 ¿Cómo te llamas?: Hoe heet je? (Spaans)

¿Cómo te llamas?

Show

Hoe heet je? Show

 El apodo: de bijnaam (Spaans)

El apodo

Show

De bijnaam Show

 El señor: de heer (Spaans)

El señor

Show

De heer Show

 La señora: De mevrouw (Spaans)

La señora

Show

De mevrouw Show

 El chico: De jongen (Spaans)

El chico

Show

De jongen Show

 La chica: het meisje (Spaans)

La chica

Show

Het meisje Show

 Comprender (begrijpen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Comprender

Show

Begrijpen Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Gespreksoefening

Instructie:

  1. Diga el nombre completo y el apellido de cada persona. (Noem de volledige naam en de achternaam van elke persoon.)
  2. Interpreta un diálogo en el que preguntas a alguien su nombre y te presentas. (Speel een dialoog waarin je iemand naar hun naam vraagt en jezelf voorstelt.)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

El apellido de Heidi es Schulz.

De achternaam van Heidi is Schulz.

El apodo de Heidi es Abuelita.

De bijnaam van Heidi is Abuelita.

¿Cómo te llamas?

Hoe heet je?

Me llamo Sofía.

Mijn naam is Sofia.

Mi nombre completo es Sofia Rossi.

Mijn volledige naam is Sofia Rossi.

...

Oefening 2: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 3: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Un placer


Een genoegen

2

El apodo


De bijnaam

3

Escribir


Schrijven

4

El chico


De jongen

5

Presentarse


Zich voorstellen

Oefening 4: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling
1.
19Cómo | llamas? | te | 1.
1. 19Cómo te llamas?
(Hoe heet je?)
2.
y mi | llamo Ana | apellido es | Martednez. | 2. Me
2. Me llamo Ana y mi apellido es Martednez.
(2. Mijn naam is Ana en mijn achternaam is Martínez.)
3.
apellido, por | 3. 19Cue1l | nombre y | favor? | es tu
3. 19Cue1l es tu nombre y apellido, por favor?
(Wat is je naam en achternaam, alstublieft?)
4.
Garceda. | el sef1or | gusto, soy | 4. Mucho
4. Mucho gusto, soy el sef1or Garceda.
(Aangenaam, ik ben meneer García.)
5.
19Cf3mo | nombre? | escribe | se | tu | 5.
5. 19Cf3mo se escribe tu nombre?
(5. Hoe schrijf je jouw naam?)
6.
mi nombre | apodo es | 6. Mi | es Jose9. | Pepe, pero
6. Mi apodo es Pepe, pero mi nombre es Jose9.
(Mijn bijnaam is Pepe, maar mijn naam is José.)

Oefening 5: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

¿Cómo te llamas? (Hoe heet je?)
Me llamo Ana González. (Ik heet Ana González.)
Mucho gusto, señora Martínez. (Aangenaam, mevrouw Martínez.)
¿Cuál es tu apellido? (Wat is je achternaam?)

Oefening 6: Clusteren van woorden

Instructie: Sleep de woorden naar de groep waarin ze thuishoren op basis van hoe je ze zou gebruiken om jezelf voor te stellen of om te praten over namen en titels.

Presentarse y saludar

Nombres y títulos

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Llamarse zich noemen

Presente

Spaans Nederlands
(yo) me llamo ik heet
(tú) te llamas jij heet
(él/ella) se llama hij/zij heet
(nosotros/nosotras) nos llamamos wij noemen ons
(vosotros/vosotras) os llamáis jullie noemen je
(ellos/ellas) se llaman zij noemen zich

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Presentarse zich voorstellen

Presente

Spaans Nederlands
(yo) me presento ik stel mij voor
(tú) te presentas jij stelt jezelf voor
(él/ella) se presenta hij/zij stelt zich voor
(nosotros/nosotras) nos presentamos wij stellen ons voor
(vosotros/vosotras) os presentáis jullie stellen je voor
(ellos/ellas) se presentan zij stellen zich voor

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Spaans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏