Volver (terugkeren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van volver (terugkeren) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Volver (terugkeren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A2

Module 2: El buen pasado (De goeie oude tijd)

Les 10: ¿Oíste las noticias? (Heb je het nieuws gehoord?)

Basiswerkwoordsvormen

Infinitivo (Infinitief) Gerundio (Deelwoord) Participio (Deelwoord)
Volver (terugkeren) Volviendo (terugkomend) Vuelto (teruggekeerd)

Volver (terugkeren): Werkwoordvervoegingstabellen

Indicativo (Aantonende wijs) Subjuntivo (Aanvoegende wijs)

Presente 

Spaans Nederlands
yo vuelvo ik keer terug
tú vuelves jij keert terug
él/ella vuelve hij/zij keert terug
nosotros/nosotras volvemos wij keren terug
vosotros/vosotras volvéis jullie keren terug
ellos/ellas vuelven zij keren terug

Pretérito perfecto 

Spaans Nederlands
yo he vuelto ik ben teruggekeerd
tú has vuelto jij bent teruggekeerd
él/ella ha vuelto hij/zij is teruggekeerd
nosotros/nosotras hemos vuelto wij zijn teruggekeerd
vosotros/vosotras habe9is vuelto jullie zijn teruggekeerd
ellos/ellas han vuelto zij zijn teruggekeerd

Subjuntivo presente 

Spaans Nederlands
yo vuelva ik keer terug
tú vuelvas jij keert terug
él/ella vuelva hij/zij keert terug
nosotros/nosotras volvamos wij keren terug
vosotros/vosotras volváis jullie keren terug
ellos/ellas vuelvan zij keren terug

Subjuntivo pretérito perfecto 

Spaans Nederlands
yo haya vuelto ik ben teruggekeerd
tú hayas vuelto jij bent teruggekeerd
él/ella haya vuelto hij/zij is teruggekeerd
nosotros/nosotras hayamos vuelto wij zijn teruggekeerd
vosotros/vosotras hayáis vuelto jullie zijn teruggekeerd
ellos/ellas hayan vuelto zij zijn teruggekeerd

Pretérito imperfecto 

Spaans Nederlands
yo volvía ik keerde terug
tú volvías jij keerde terug
él/ella volvía hij/zij keerde terug
nosotros/nosotras volvíamos wij keerden terug
vosotros/vosotras volvíais jullie keerden terug
ellos/ellas volvían zij keerden terug

Pretérito pluscuamperfecto 

Spaans Nederlands
yo había vuelto ik was teruggekeerd
tú habías vuelto jij was teruggekeerd
él/ella había vuelto hij/zij was teruggekeerd
nosotros/nosotras habíamos vuelto wij waren teruggekeerd
vosotros/vosotras habíais vuelto jullie waren teruggekeerd
ellos/ellas habían vuelto zij waren teruggekeerd

Subjuntivo pretérito imperfecto 

Spaans Nederlands
yo volviera/volviese ik zou terugkeren
tú volvieras/volvieses jij zou terugkeren
él/ella volviera/volviese hij/zij terugkeerde
nosotros/nosotras volviéramos/volviésemos wij terugkeerden
vosotros/vosotras volvierais/volvieseis jullie zouden terugkeren
ellos/ellas volvieran/volviesen zij terugkeerden

Subjuntivo pluscuamperfecto 

Spaans Nederlands
yo hubiera/hubiese vuelto ik zou teruggekeerd zijn
tú hubieras/hubieses vuelto jij zou zijn teruggekeerd
él/ella hubiera/hubiese vuelto hij zou zijn teruggekeerd
nosotros/nosotras hubiéramos/hubiésemos vuelto wij zouden zijn teruggekeerd
vosotros/vosotras hubierais/hubieseis vuelto jullie zouden teruggekeerd zijn
ellos/ellas hubieran/hubiesen vuelto zij zouden zijn teruggekeerd

Pretérito indefinido 

Spaans Nederlands
yo volví ik keerde terug
tú volviste jij keerde terug
él/ella volvió hij/zij keerde terug
nosotros/nosotras volvimos wij keerden terug
vosotros/vosotras volvisteis jullie keerden terug
ellos/ellas volvieron zij keerden terug

Pretérito anterior 

Spaans Nederlands
yo hube vuelto ik was teruggekeerd
tú hubiste vuelto jij was teruggekeerd
él/ella hubo vuelto hij zij was teruggekeerd
nosotros/nosotras hubimos vuelto wij waren teruggekeerd
vosotros/vosotras hubisteis vuelto jullie waren teruggekeerd
ellos/ellas hubieron vuelto zij waren teruggekeerd

Subjuntivo futuro simple 

Spaans Nederlands
yo volviere ik zal terugkeren
tú volvieres jij zou terugkeren
él/ella volviere hij/zij zou terugkeren
nosotros/nosotras volviéremos wij zouden terugkeren
vosotros/vosotras volviereis jullie zullen terugkeren
ellos/ellas volvieren zij zouden terugkeren

Subjuntivo futuro perfecto 

Spaans Nederlands
yo hubiere vuelto ik zou zijn teruggekeerd
tú hubieres vuelto jij zou teruggekeerd zijn
él/ella hubiere vuelto hij/zij zal zijn teruggekeerd
nosotros/nosotras hubiéremos vuelto wij zouden zijn teruggekeerd
vosotros/vosotras hubiereis vuelto jullie zullen teruggekeerd zijn
ellos/ellas hubieren vuelto zij zouden zijn teruggekeerd

Futuro simple 

Spaans Nederlands
yo volveré ik zal terugkeren
tú volverás jij zult terugkeren
él/ella volverá hij/zij zal terugkeren
nosotros/nosotras volveremos wij zullen terugkeren
vosotros/vosotras volveréis jullie zullen terugkeren
ellos/ellas volverán zij zullen terugkeren

Futuro perfecto 

Spaans Nederlands
yo habré vuelto ik zal zijn teruggekeerd
tú habrás vuelto jij zult zijn teruggekeerd
él/ella habrá vuelto hij/zij zal zijn teruggekeerd
nosotros/nosotras habremos vuelto wij zullen zijn teruggekeerd
vosotros/vosotras habréis vuelto jullie zullen zijn teruggekeerd
ellos/ellas habrán vuelto zij zullen zijn teruggekeerd
Imperativo (Imperatief)

Imperativo 

Spaans Nederlands
¡Vuelve! keert terug
¡Vuelva! Keer terug!
¡Volvamos! jullie keer terug
¡Volved! zij keren terug
¡Vuelvan! zij keren terug

Imperativo negativo 

Spaans Nederlands
no vuelva! jij keer niet terug
no vuelvas! keer niet terug!
no vuelva! jij keer niet terug
no volvamos! jullie keer niet terug!
no volváis! jullie keren niet terug!

Condicional simple 

Spaans Nederlands
yo volvería ik zou terugkeren
tú volverías jij zou terugkeren
él/ella volvería hij/zij zou terugkeren
nosotros/nosotras volveríamos wij zouden terugkeren
vosotros/vosotras volveríais jullie zouden terugkeren
ellos/ellas volverían zij zouden terugkeren

Condicional perfecto 

Spaans Nederlands
yo condicional_perfecto ik zou teruggekeerd zijn
tú habría vuelto jij zou zijn teruggekeerd
él/ella habrías vuelto hij/zij zou zijn teruggekeerd
nosotros/nosotras habría vuelto wij zouden zijn teruggekeerd
vosotros/vosotras habríamos vuelto jullie zouden zijn teruggekeerd
ellos/ellas habríais vuelto zij zouden zijn teruggekeerd

Tegenwoordige en toekomstige tijden: A1

Oefening: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. Zij zullen terugkeren naar het bos om meer zonnebloemen te planten.
Ellos volverán al bosque para plantar más girasoles.
2. Zij komen terug met de koekjes en het sap.
Ellos vuelven con las galletas y el zumo.
3. Kom je terug voor meer fruit en groenten?
¿vuelves por más frutas y verduras?
4. Ik zal terugkeren naar het strand nadat ik mijn koffer heb ingepakt.
Yo volveré a la playa después de hacer la maleta.
5. Gaan jullie terug naar de markt voor yoghurt?
¿volvéis al mercado por yogur?

Basis verleden tijd (A2/B1)

Oefening: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. Ik heb de trends opnieuw bekeken.
He vuelto a mirar las tendencias.
2. Ze hebben hun ideeën opnieuw ontwikkeld.
Han vuelto a desarrollar sus ideas.
3. Ik keerde terug uit het bos en ontdekte een waterval.
Yo volvía del bosque y descubrí una cascada.
4. Wij keerden terug van de reis heel ontspannen.
Nosotros volvimos del viaje muy relajados.
5. Jullie keerden uit het bos terug met veel verhalen.
Vosotros volvisteis del bosque con muchas historias.

Basis subjunctief oefeningen: B1

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies het juiste werkwoord en de juiste tijd.

Toon vertaling Toon antwoorden

volváis, vuelva, volvierais/volvieseis, vuelvas

1.
Era necesario que vosotros ... a la agencia de viajes a comprobar la información.
(Het was noodzakelijk dat jullie teruggingen naar het reisbureau om de informatie te controleren.)
2.
Espero que yo ... a tiempo para hacer la maleta.
(Ik hoop dat ik op tijd terugkeer om mijn koffer in te pakken.)
3.
Me encantaría que vosotros ... a la playa con nosotros.
(Ik zou het geweldig vinden als jullie met ons naar het strand terugkeren.)
4.
Quiero que tú ... a plantar la margarita.
(Ik wil dat jij de margriet opnieuw plant.)
5.
Es necesario que él ... del valle antes de la salida.
(Het is noodzakelijk dat hij terugkeert uit het dal vóór het vertrek.)

Gevorderde oefeningen: C1/C2

Oefening: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. Jij zou zijn teruggekeerd om door het bos te lopen.
Tú habrías vuelto a caminar por el bosque.
2. Toen ik eenmaal was teruggekeerd, merkte ik het verschil met de anderen.
Cuando ya hube vuelto, noté la diferencia con los demás.
3. Toen jullie teruggekeerd waren, hebben jullie de gids ontmoet.
Cuando vosotros hubisteis vuelto, acabasteis de conocer al guía turístico.
4. Toen jij teruggekeerd was, realiseerde jij je de natuur om je heen.
Cuando tú hubiste vuelto, te diste cuenta de la naturaleza alrededor.
5. Als jij eerder was teruggekeerd, zouden we door het bos hebben gewandeld.
Si hubieras/hubieses vuelto antes, habríamos caminado por el bosque.