Spaans A1.26: Zintuigen en waarnemen

Sentidos y percepción

Luister- en leesmateriaal

Oefen woordenschat in context met echte materialen.

A1.26.1 Lectura

Spa Natural Valencia – ¡Relájate con los 5 Sentidos!

Spa Natural Valencia – Ontspan met je 5 zintuigen!


Woordenschat (15)

 Claro: helder (Spaans)

El agua está más clara que la de ayer en el río.

Show

Het water is helderder dan gisteren in de rivier. Show

Claro

Show

Helder Show

 Oscuro: donker (Spaans)

La noche es más oscura que el atardecer del verano.

Show

De nacht is donkerder dan de zomerse schemering. Show

Oscuro

Show

Donker Show

 Dulce: zoet (Spaans)

Este postre es más dulce que la fruta fresca del mercado.

Show

Dit dessert is zoeter dan het verse fruit van de markt. Show

Dulce

Show

Zoet Show

 Salado: zout (Spaans)

Este queso es más salado que el otro que probamos ayer.

Show

Deze kaas is zouter dan de andere die we gisteren hebben geproefd. Show

Salado

Show

Zout Show

 Ácido: zuur (Spaans)

Este zumo es menos ácido que el de naranja.

Show

Deze sap is minder zuur dan sinaasappelsap. Show

Ácido

Show

Zuur Show

 Amargo: bitter (Spaans)

Este café es más amargo que el té que suelo beber.

Show

Deze koffie is bitterder dan de thee die ik meestal drink. Show

Amargo

Show

Bitter Show

 Suave: zacht (Spaans)

La textura de este queso es más suave que la del pan.

Show

De textuur van deze kaas is zachter dan die van het brood. Show

Suave

Show

Zacht Show

 Duro: hard (Spaans)

La manzana es más dura que la naranja, pero más dulce.

Show

De appel is harder dan de sinaasappel, maar zoeter. Show

Duro

Show

Hard Show

 El ruido: het geluid (Spaans)

El ruido de la calle es menos molesto que el del mercado.

Show

Het geluid van de straat is minder storend dan dat van de markt. Show

El ruido

Show

Het geluid Show

 El silencio: de stilte (Spaans)

El silencio en esta biblioteca es más tranquilo que en el parque.

Show

De stilte in deze bibliotheek is rustiger dan in het park. Show

El silencio

Show

De stilte Show

 Fétido: steil (Spaans)

El olor de este queso es menos fétido que el del pescado.

Show

De geur van deze kaas is minder stinkend dan die van vis. Show

Fétido

Show

Steil Show

 Oler (ruiken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Nosotros olemos el aroma de la comida familiar.

Show

Wij ruiken de geur van het familiediner. Show

Oler

Show

Ruiken Show

 Oír (horen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Él oye a sus primos.

Show

Hij hoort zijn neven. Show

Oír

Show

Horen Show

 El olor: de geur (Spaans)

El olor de este café es más fuerte que el del té.

Show

De geur van deze koffie is sterker dan die van thee. Show

El olor

Show

De geur Show

 La voz: de stem (Spaans)

Tu voz es más clara que el ruido de la calle.

Show

Je stem is helderder dan het straatlawaai. Show

La voz

Show

De stem Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Gespreksoefening

Instructie:

  1. Describe lo opuesto en las imágenes usando comparativos (más que, tan como, menos que). (Beschrijf de tegenstelling in de afbeeldingen met vergelijkingen (meer dan, zo ... als, minder dan).)
  2. Pregunta a la persona sentada a tu lado si prefiere comida dulce o salada, bebidas dulces o amargas,... (Vraag aan de persoon die naast je zit of ze de voorkeur geven aan zoet of zout eten, zoete of bittere dranken,...)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

El café es más amargo que el té.

Koffie is bitterder dan thee.

Una manzana es más dura que un plátano.

Een appel is harder dan een banaan.

Las flores huelen mejor que los calcetines.

Bloemen ruiken beter dan sokken.

La comida salada sabe tan bien como la comida dulce.

Zout voedsel smaakt net zo goed als zoet voedsel.

¿Prefieres el olor del café o del té?

Heb je liever de geur van koffie of thee?

Prefiero el aroma amargo del café.

Ik geef de voorkeur aan de bittere geur van koffie.

...

Oefening 2: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 3: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

La voz


De stem

2

Ácido


Zuur

3

Oír


Horen

4

Fétido


Steil

5

El olor


De geur

Oefening 4: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling
1.
comida familiar. | el aroma | de la | Nosotros olemos
Nosotros olemos el aroma de la comida familiar.
(Wij ruiken de geur van het familiediner.)
2.
es más | clara que | calle. | Tu voz | el ruido | de la
Tu voz es más clara que el ruido de la calle.
(Je stem is helderder dan het straatlawaai.)
3.
mercado. | dulce que | la fruta | es más | Este postre | fresca del
Este postre es más dulce que la fruta fresca del mercado.
(Dit dessert is zoeter dan het verse fruit van de markt.)
4.
en esta | más tranquilo | El silencio | que en | el parque. | biblioteca es
El silencio en esta biblioteca es más tranquilo que en el parque.
(De stilte in deze bibliotheek is rustiger dan in het park.)
5.
que el | del mercado. | de la | calle es | El ruido | menos molesto
El ruido de la calle es menos molesto que el del mercado.
(Het geluid van de straat is minder storend dan dat van de markt.)
6.
ácido que | el de | es menos | naranja. | Este zumo
Este zumo es menos ácido que el de naranja.
(Deze sap is minder zuur dan sinaasappelsap.)
7.
la | Yo | música. | oigo
Yo oigo la música.
(Ik hoor de muziek.)

Oefening 5: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

El sonido es más claro que el ruido fuerte del tráfico. (Het geluid is helderder dan het harde lawaai van het verkeer.)
El olor dulce de las flores es mejor que el olor fétido. (De zoete geur van bloemen is beter dan de vieze geur.)
La fruta ácida es más sabrosa que la fruta dura y sin sabor. (Zuur fruit is smakelijker dan hard en smakeloos fruit.)
La voz suave se oye más que el silencio en la habitación. (De zachte stem is beter te horen dan de stilte in de kamer.)

Oefening 6: Clusteren van woorden

Instructie: Classificeer de woorden in twee groepen op basis van hun relatie tot de zintuigen: smaak en gehoor.

El gusto

El oído

Oefening 7: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies het juiste werkwoord en de juiste tijd.

Toon vertaling Toon antwoorden

oye, oigo, huele, huelen, huelo, oléis, oyen, hueles

1.
Ellos ... a la profesora.
(Zij horen de docente.)
2.
Yo ... la música.
(Ik hoor de muziek.)
3.
Yo ... las flores en el jardín.
(Ik ruik de bloemen in de tuin.)
4.
Él ... algo extraño en la cocina.
(Hij ruikt iets vreemds in de keuken.)
5.
Ellos ... el mar cuando van a la playa.
(Zij ruiken de zee als ze naar het strand gaan.)
6.
¿Qué tal? ¿tú ... el café?
(Hoe gaat het? Ruik jij de koffie?)
7.
Vosotros ... el perfume en la carta.
(Jullie ruiken het parfum op de brief.)
8.
Él ... a sus primos.
(Hij hoort zijn neven.)

Oefening 8: Los adjetivos comparativos: "Más + adjetivo + que," ...

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: Vergelijkende bijvoeglijke naamwoorden: "Más + adjetivo + que," ...

Toon vertaling Toon antwoorden

más, tan, menos

1.
El plátano es ... duro que la manzana.
(De banaan is minder hard dan de appel.)
2.
En verano, la casa es ... fresca que en invierno.
(In de zomer is het huis koeler dan in de winter.)
3.
La noche es ... ruidosa que el día.
(De nacht is minder lawaaierig dan de dag.)
4.
El café sin azúcar es ... amargo que el café con azúcar.
(Koffie zonder suiker is bitterder dan koffie met suiker.)
5.
El azúcar es ... dulce como la fruta.
(De suiker is even zoet als het fruit.)
6.
La noche es ... oscura que el día.
(De nacht is donkerder dan de dag.)
7.
El queso es ... salado que las frutas.
(Kaas is zouter dan fruit.)
8.
La biblioteca es ... silenciosa como la noche.
(De bibliotheek is net zo stil als de nacht.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A1.26.3 Gramática

Los adjetivos comparativos: "Más + adjetivo + que," ...

Vergelijkende bijvoeglijke naamwoorden: "Más + adjetivo + que," ...


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Oler ruiken

Presente

Spaans Nederlands
(yo) huelo ik ruik
(tú) hueles jij ruikt
(él/ella) huele hij/zij ruikt
(nosotros/nosotras) olemos wij ruiken
(vosotros/vosotras) oléis jullie ruiken
(ellos/ellas) huelen zij ruiken

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Oír horen

Presente

Spaans Nederlands
(yo) oigo ik hoor
(tú) oyes jij hoort
(él/ella) oye hij/zij hoort
(nosotros/nosotras) oímos wij horen
(vosotros/vosotras) oís jullie horen
(ellos/ellas) oyen zij horen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Spaans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏