A2.32: Gezinsplannen

Planes familiares

Luister- en leesmateriaal

Oefen woordenschat in context met echte materialen.

Woordenschat (24)

 Casarse (trouwen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Casarse

Show

Trouwen Show

 Divorciarse (scheiden) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Divorciarse

Show

Scheiden Show

 Morir (sterven) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Morir

Show

Sterven Show

 Esperar (wachten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Esperar

Show

Wachten Show

 Caber (passen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Caber

Show

Passen Show

 Crear (maken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Crear

Show

Maken Show

 Desear (wensen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Desear

Show

Wensen Show

 El bebé: De baby (Spaans)

El bebé

Show

De baby Show

 El adolescente: De tiener (Spaans)

El adolescente

Show

De tiener Show

 El adulto: De volwassene (Spaans)

El adulto

Show

De volwassene Show

 Formar una familia: Een gezin stichten (Spaans)

Formar una familia

Show

Een gezin stichten Show

 El deseo: De wens (Spaans)

El deseo

Show

De wens Show

 Problemático: problematisch (Spaans)

Problemático

Show

Problematisch Show

 La mascota: Het huisdier (Spaans)

La mascota

Show

Het huisdier Show

 La pareja: Het stel (Spaans)

La pareja

Show

Het stel Show

 Tener un hijo: Een kind krijgen (Spaans)

Tener un hijo

Show

Een kind krijgen Show

 El ex marido: De ex-man (Spaans)

El ex marido

Show

De ex-man Show

 Vivir juntos: samenwonen (Spaans)

Vivir juntos

Show

Samenwonen Show

 Tener una hija: Een dochter hebben (Spaans)

Tener una hija

Show

Een dochter hebben Show

 El chico joven: de jonge jongen (Spaans)

El chico joven

Show

De jonge jongen Show

 Los gemelos: De tweeling (Spaans)

Los gemelos

Show

De tweeling Show

 El hijo único: Het enige kind (Spaans)

El hijo único

Show

Het enige kind Show

 La ex mujer: De ex-vrouw (Spaans)

La ex mujer

Show

De ex-vrouw Show

 Trabajar de canguro: babysitten (Spaans)

Trabajar de canguro

Show

Babysitten Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Formar una familia


Een gezin stichten

2

Tener un hijo


Een kind krijgen

3

El hijo único


Het enige kind

4

El adulto


De volwassene

5

El adolescente


De tiener

Ejercicio 2: Ejercicio de conversación

Instrucción:

  1. ¿Cuál es el próximo gran paso que (tu pareja y) tú queréis dar? (Wat is de volgende grote stap die jij (en je partner) wilt zetten?)
  2. ¿Te gustaría formar una familia? (Zou je graag een gezin willen stichten?)
  3. ¿Te gustaría tener mascotas? ¿Por qué o por qué no? (Zou je huisdieren willen hebben? Waarom of waarom niet?)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Mi pareja y yo nos casamos en junio.

Mijn partner en ik gaan in juni trouwen.

No tengo pareja, pero mi mejor amigo y yo nos acabamos de mudar juntos.

Ik heb geen partner, maar mijn beste vriend en ik zijn net samen gaan wonen.

Me gustaría formar una familia pronto. Me encantaría tener 3 hijos.

Ik wil binnenkort een gezin stichten. Ik zou graag 3 kinderen willen hebben.

No quiero tener hijos en el futuro. Mi pareja y yo somos muy felices sin ellos.

Ik wil in de toekomst geen kinderen. Mijn partner en ik zijn heel gelukkig zonder hen.

Me gustaría tener un perro y dos gatos más adelante. Crecí con mascotas y me gustaría lo mismo para mis hijos.

Ik zou later graag een hond en twee katten willen hebben. Ik ben opgegroeid met huisdieren en ik zou hetzelfde willen voor mijn kinderen.

Una mascota supone mucha responsabilidad y con nuestro trabajo y dos hijos no tenemos suficiente tiempo para cuidar de una mascota.

Een huisdier is een grote verantwoordelijkheid en met ons werk en twee kinderen hebben we niet genoeg tijd om voor een huisdier te zorgen.

...

Oefening 3: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 4: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Si tuviera la oportunidad, _____ una familia con mucho amor.

(Als ik de kans had, _____ een gezin vormen met veel liefde.)

2. Me gustaría _____ un trabajo estable antes de tener hijos.

(Ik zou graag _____ een vaste baan zoeken voordat ik kinderen krijg.)

3. Estamos _____ juntos desde hace un año y esperamos casarnos pronto.

(We zijn _____ samen sinds een jaar en hopen binnenkort te trouwen.)

4. Si tuviera tiempo, debería _____ a cuidar a los gemelos más a menudo.

(Als ik tijd had, zou ik moeten _____ met het verzorgen van de tweeling.)

Oefening 5: Familieplannen voor de toekomst

Instructie:

Este año, mi pareja y yo (Soñar - Condicional simple) con una vida tranquila en las afueras de la ciudad. (Buscar - Condicional simple) una casa con jardín porque (Gustar - Condicional simple) tener mascotas y un espacio para nuestros hijos. Como estamos pensando en formar una familia, también (Vivir - Condicional simple) juntos y (Crear - Condicional simple) un ambiente lleno de amor y unión. Siempre (Gustar - Condicional simple) compartir momentos con los amigos y fomentar la felicidad en nuestro hogar.


Dit jaar zouden mijn partner en ik dromen van een rustig leven aan de rand van de stad. We zouden een huis met tuin zoeken omdat we graag huisdieren willen hebben en een ruimte voor onze kinderen. Omdat we denken aan het vormen van een gezin, zouden we ook samenwonen en een omgeving vol liefde en eenheid creëren. We zouden altijd graag momenten met vrienden delen en geluk in ons huis bevorderen.

Werkwoordschema's

Soñar - Dromen

Condicional simple

  • yo soñaría
  • tú soñarías
  • él/ella/Ud. soñaría
  • nosotros/as soñaríamos
  • vosotros/as soñaríais
  • ellos/ellas/Uds. soñarían

Buscar - Zoeken

Condicional simple

  • yo buscaría
  • tú buscarías
  • él/ella/Ud. buscaría
  • nosotros/as buscaríamos
  • vosotros/as buscaríais
  • ellos/ellas/Uds. buscarían

Gustar - Graag willen

Condicional simple

  • (a mí) me gustaría
  • (a ti) te gustaría
  • (a él/ella/Ud.) le gustaría
  • (a nosotros/as) nos gustaría
  • (a vosotros/as) os gustaría
  • (a ellos/ellas/Uds.) les gustaría

Vivir - Wonen

Condicional simple

  • yo viviría
  • tú vivirías
  • él/ella/Ud. viviría
  • nosotros/as viviríamos
  • vosotros/as viviríais
  • ellos/ellas/Uds. vivirían

Crear - Creëren

Condicional simple

  • yo crearía
  • tú crearías
  • él/ella/Ud. crearía
  • nosotros/as crearíamos
  • vosotros/as crearíais
  • ellos/ellas/Uds. crearían

Oefening 6: El gerundio, las tres conjugaciones

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: De gerundium, de drie vervoegingen

Toon vertaling Toon antwoorden

Estaban cabiendo, Estaba deseando, Estaba casándome, Estaba muriendo, Estaban divorciándose, Estaban formando, Estaba creando, Estaba viviendo

1. Crear:
... un deseo para el futuro.
(Ik was een wens voor de toekomst aan het creëren.)
2. Caber:
... justo en el coche con la mascota.
(Ze pasten net in de auto met het huisdier.)
3. Morir:
... de risa con el adolescente.
(Ik lag in een deuk met de tiener.)
4. Vivir:
... con su pareja en el centro.
(Hij woonde samen met zijn partner in het centrum.)
5. Casarse:
... cuando llegó el mensaje.
(Ik was aan het trouwen toen het bericht binnenkwam.)
6. Desear:
... tener un hijo pronto.
(Ik verlangde ernaar om snel een kind te krijgen.)
7. Divorciarse:
... después de muchos años.
(Ze waren aan het scheiden na vele jaren.)
8. Formar:
... una familia muy unida.
(Ze waren een hecht gezin aan het vormen.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A2.32.3 Gramática

El gerundio, las tres conjugaciones

De gerundium, de drie vervoegingen


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Soñar dromen

Condicional simple

Spaans Nederlands
(yo) soñaría ik zou dromen
(tú) soñarías jij zou dromen
(él/ella) soñaría hij/zij zou dromen
(nosotros/nosotras) soñaríamos wij zouden dromen
(vosotros/vosotras) soñaríais jullie zouden dromen
(ellos/ellas) soñarían zij zouden dromen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Vivir leven

Condicional simple

Spaans Nederlands
(yo) viviría ik zou leven
(tú) vivirías jij zou leven
(él/ella) viviría hij zou leven/zij zou leven
(nosotros/nosotras) viviríamos wij zouden leven
(vosotros/vosotras) viviríais jullie zouden leven
(ellos/ellas) vivirían zij zouden leven

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Gustar bevallen

Condicional simple

Spaans Nederlands
(yo) gustaría ik zou bevallen
(tú) gustarías jij zou bevallen
(él/ella) gustaría hij/zij zou bevallen
(nosotros/nosotras) gustaríamos wij/zijn zouden bevallen
(vosotros/vosotras) gustaríais jullie zouden bevallen
(ellos/ellas) gustarían zij zouden bevallen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Spaans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏