Completar (voltooien) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van completar (voltooien) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Completar (voltooien) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A2

Module 6: En el trabajo (Op het werk)

Les 42: Organización y delegación (Organisatie en delegatie)

Basiswerkwoordsvormen

Infinitivo (Infinitief) Gerundio (Deelwoord) Participio (Deelwoord)
Completar (voltooien) Completando (completerend) Completado (Gecompleteerd)

Completar (voltooien): Werkwoordvervoegingstabellen

Indicativo (Aantonende wijs) Subjuntivo (Aanvoegende wijs)

Presente 

Spaans Nederlands
(yo) completo ik voltooi
(tú) completas jij voltooit
(él/ella) completa hij/zij voltooit
(nosotros/nosotras) completamos wij voltooien
(vosotros/vosotras) completáis jullie voltooien
(ellos/ellas) completan zij voltooien

Pretérito perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) he completado ik heb voltooid
(tú) has completado jij hebt voltooid
(él/ella) ha completado hij/zij heeft voltooid
(nosotros/nosotras) hemos completado wij hebben voltooid
(vosotros/vosotras) habéis completado jullie hebben voltooid
(ellos/ellas) han completado zij hebben voltooid

Subjuntivo presente 

Spaans Nederlands
(yo) complete ik voltooien
(tú) completes jij voltooien
(él/ella) complete hij/zij voltooit
(nosotros/nosotras) completemos wij voltooien
(vosotros/vosotras) completéis jullie voltooien
(ellos/ellas) completen zij voltooien

Subjuntivo pretérito perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) haya completado ik heb voltooid
(tú) hayas completado jij hebt voltooid
(él/ella) haya completado hij/zij heeft voltooid
(nosotros/nosotras) hayamos completado wij hebben voltooid
(vosotros/vosotras) hayáis completado jullie hebben voltooid
(ellos/ellas) hayan completado zij hebben voltooid

Pretérito imperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) completaba ik voltooide
(tú) completabas jij voltooide
(él/ella) completaba hij/zij voltooide
(nosotros/nosotras) complet01bamos wij voltooiden
(vosotros/vosotras) completabais jullie voltooiden
(ellos/ellas) complet01ban zij voltooiden

Pretérito pluscuamperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) había completado ik had voltooid
(tú) habías completado jij had voltooid
(él/ella) había completado hij/zij had voltooid
(nosotros/nosotras) habíamos completado wij hadden voltooid
(vosotros/vosotras) habíais completado jullie hadden voltooid
(ellos/ellas) habían completado zij hadden voltooid

Subjuntivo pretérito imperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) completara/completase ik voltooide
(tú) completaras/completases jij voltooide
(él/ella) completara/completase hij/zij voltooide
(nosotros/nosotras) completáramos/completásemos wij voltooiden
(vosotros/vosotras) completarais/completaseis jullie zouden voltooien
(ellos/ellas) completaran/completasen zij voltooiden

Subjuntivo pluscuamperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) hubiera/hubiese completado ik had voltooid
(tú) hubieras/hubieses completado jij zou voltooid hebben
(él/ella) hubiera/hubiese completado hij/zij zou voltooid hebben
(nosotros/nosotras) hubiéramos/hubiésemos completado wij hadden voltooid
(vosotros/vosotras) hubierais/hubieseis completado jullie hadden voltooid
(ellos/ellas) hubieran/hubiesen completado zij hadden voltooid

Pretérito indefinido 

Spaans Nederlands
(yo) completé ik voltooide
(tú) completaste jij voltooide
(él/ella) completó hij/zij voltooide
(nosotros/nosotras) completamos wij voltooiden
(vosotros/vosotras) completasteis jullie voltooiden
(ellos/ellas) completaron zij voltooiden

Pretérito anterior 

Spaans Nederlands
(yo) hube completado ik had voltooid
(tú) hubiste completado jij had voltooid
(él/ella) hubo completado hij/zij had voltooid
(nosotros/nosotras) hubimos completado wij hadden voltooid
(vosotros/vosotras) hubisteis completado jullie hadden voltooid
(ellos/ellas) hubieron completado zij hadden voltooid

Subjuntivo futuro simple 

Spaans Nederlands
(yo) completare ik zal voltooien
(tú) completares jij zou voltooien
(él/ella) completare hij/zij zou voltooien
(nosotros/nosotras) completáremos wij zullen voltooien
(vosotros/vosotras) completareis jullie zullen voltooien
(ellos/ellas) completaren zij zullen voltooien

Subjuntivo futuro perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) hubiere completado ik zou hebben voltooid
(tú) hubieres completado jij zou hebben voltooid
(él/ella) hubiere completado hij/zij zal hebben voltooid
(nosotros/nosotras) hubiéremos completado wij zullen hebben voltooid
(vosotros/vosotras) hubiereis completado jullie zullen hebben voltooid
(ellos/ellas) hubieren completado zij zouden hebben voltooid

Futuro simple 

Spaans Nederlands
(yo) completaré ik zal voltooien
(tú) completarás jij zult voltooien
(él/ella) completará hij/zij zal voltooien
(nosotros/nosotras) completaremos wij zullen voltooien
(vosotros/vosotras) completaréis jullie zullen voltooien
(ellos/ellas) completarán zij zullen voltooien

Futuro perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) habré completado ik zal hebben voltooid
(tú) habrás completado jij zult hebben voltooid
(él/ella) habrá completado hij/zij zal hebben voltooid
(nosotros/nosotras) habremos completado wij zullen voltooid hebben
(vosotros/vosotras) habréis completado jullie zullen voltooid hebben
(ellos/ellas) habrán completado zij zullen hebben voltooid
Imperativo (Imperatief)

Imperativo 

Spaans Nederlands
¡Completa! voltooi
¡Complete! Voltooi het!
¡Completemos! Laten we voltooien!
¡Completad! jullie voltooi
¡Completen! zij voltooien

Imperativo negativo 

Spaans Nederlands
No completes! jij voltooit niet
No complete! hij voltooit niet
No completemos! Laten we niet voltooien!
No completéis! Jullie voltooien niet!
No completen! zij voltooien niet

Condicional simple 

Spaans Nederlands
(yo) completaría ik zou voltooien
(tú) completarías jij zou voltooien
(él/ella) completaría hij/zij zou voltooien
(nosotros/nosotras) completaríamos wij zouden voltooien
(vosotros/vosotras) completaríais jullie zouden voltooien
(ellos/ellas) completarían zij zouden voltooien

Condicional perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) habría completado ik zou hebben voltooid
(tú) habrías completado jij zou hebben voltooid
(él/ella) habría completado hij/zij zou hebben voltooid
(nosotros/nosotras) habríamos completado wij zouden hebben voltooid
(vosotros/vosotras) habríais completado jullie zouden hebben voltooid
(ellos/ellas) habrían completado zij zouden hebben voltooid

Tegenwoordige en toekomstige tijden: A1

Oefening: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. Morgen zal ik de dringende agenda voltooien.
Mañana completaré la agenda urgente.
2. Vul jij het inschrijfformulier in?
¿tú completas el formulario de inscripción?
3. Hij voltooit het spel zonder te verdwalen.
Él completa el juego sin perderse.
4. Hij zal het lopende project met verantwoordelijkheid voltooien.
Completará el proyecto pendiente con responsabilidad.
5. Je zult de taak voltooien wanneer je de leider informeert.
Completarás la tarea cuando informes al líder.

Basis verleden tijd (A2/B1)

Oefening: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. We voltooiden samen de meldingen.
Complet01bamos las notificaciones juntos.
2. Ik vulde elke ochtend de agenda in.
Completaba la agenda cada ma01ana.
3. Hij voltooide de taak om de geit te voeren.
Él completó la tarea de alimentar a la cabra.
4. Hij/Zij heeft de samenvatting van de verleden tijden voltooid.
Ha completado el resumen de los tiempos del pasado.
5. Wij hebben de les van onregelmatige werkwoorden in de voltooid tegenwoordige tijd voltooid.
Hemos completado la lección de verbos irregulares en el pretérito perfecto.

Basis subjunctief oefeningen: B1

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies het juiste werkwoord en de juiste tijd.

Toon vertaling Toon antwoorden

complete, completen, completarais/completaseis, completéis

1.
Si vosotros ... el trabajo, podríais descansar más.
(Als jullie het werk zouden afmaken, zouden jullie meer kunnen uitrusten.)
2.
Es importante que él ... el trabajo hoy.
(Het is belangrijk dat hij het werk vandaag voltooit.)
3.
Espero que ... el formulario antes de salir.
(Ik hoop dat je het formulier voltooit voordat je vertrekt.)
4.
Ansío que ... el examen sin problemas.
(Ik verlang dat jullie het examen zonder problemen voltooien.)
5.
Dudo que ellos ... la misión esta semana.
(Ik twijfel eraan dat zij deze week de missie voltooien.)

Gevorderde oefeningen: C1/C2

Oefening: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. Jullie zouden de marathon voltooid hebben als jullie meer getraind hadden.
Vosotros habríais completado el maratón si os hubierais entrenado más.
2. Hij had het reis voltooid zonder problemen.
Él/ella hubo completado el viaje sin problemas.
3. Als jullie het rapport hadden voltooid, zouden jullie het al hebben verzonden.
Si hubierais/hubieseis completado el reporte, lo habríais enviado ya.
4. jullie hadden het project met succes voltooid.
Vosotros/vosotras hubisteis completado el proyecto con éxito.
5. Ik hoopte dat je het project op tijd had voltooid.
Ojalá hubieras/hubieses completado el proyecto a tiempo.