Luister- en leesmateriaal
Oefen woordenschat in context met echte materialen.
Woordenschat (15) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 3: Clusteren van woorden
Instructie: Classificeer deze woorden in twee groepen volgens basiskleuren en samengestelde of specifieke kleuren.
Colores básicos
Colores compuestos y específicos
Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
Rosa
Roze
2
Naranja
Oranje
3
Verde
Groen
4
Blanco
Het wit
5
Maquillarse
Zich opmaken
Ejercicio 5: Ejercicio de conversación
Instrucción:
- Describe los colores de la ropa. (Beschrijf de kleuren van de kleding.)
- Describe el color de pelo de cada persona. (Beschrijf de haarkleur van elke persoon.)
- Describe tu propia apariencia. (Beschrijf je eigen uiterlijk.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
Los zapatos son blancos. De schoenen zijn wit. |
Tiene el pelo castaño. Zij heeft bruin haar. |
La mujer lleva un traje amarillo. De vrouw draagt een gele jurk. |
Ella tiene el pelo rubio. Zij heeft blond haar. |
Llevo una blusa morada. Ik draag een paarse blouse. |
Alice lleva botas negras. Alice draagt zwarte laarzen. |
Ella lleva un par de vaqueros. Zij draagt een spijkerbroek. |
... |
Oefening 6: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 7: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. ___ el color azul porque es tranquilo y bonito.
(___ de kleur blauw omdat het rustig en mooi is.)2. No ___ el color rojo, prefiero los tonos más suaves.
(Ik ___ niet van de kleur rood, ik geef de voorkeur aan zachtere tinten.)3. Nos ___ mucho la pintura verde en la oficina porque da energía.
(We ___ erg van de groene verf op kantoor omdat het energie geeft.)4. ¿___ normalmente con colores suaves para ir al trabajo?
(___ je normaal gesproken op met zachte kleuren om naar het werk te gaan?)Oefening 8: De kleuren thuis ontdekken
Instructie:
Werkwoordschema's
Maquillarse - Maquillarse
Presente
- yo me maquillo
- tú te maquillas
- él/ella/Ud. se maquilla
- nosotros nos maquillamos
- vosotros os maquilláis
- ellos/ellas/Uds. se maquillan
Gustar - Gustar
Presente
- me gusta
- te gusta
- le gusta
- nos gusta
- os gusta
- les gusta
Odiar - Odiar
Presente
- yo odio
- tú odias
- él/ella/Ud. odia
- nosotros odiamos
- vosotros odiáis
- ellos/ellas/Uds. odian
Amar - Amar
Presente
- yo amo
- tú amas
- él/ella/Ud. ama
- nosotros amamos
- vosotros amáis
- ellos/ellas/Uds. aman
Oefening 9: Expresar gustos y disgustos: (no) me gusta
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: Uitdrukken van voorkeuren en afkeuren: (no) me gusta
Toon vertaling Toon antwoordenno les gusta, te gustan, no os gusta, le gusta, no le gustan, me gustan, me gusta, os gusta
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
A1.24.3 Gramática
Expresar gustos y disgustos: (no) me gusta
Uitdrukken van voorkeuren en afkeuren: (no) me gusta
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Maquillarse zich opmaken Delen Gekopieerd!
Presente
Spaans | Nederlands |
---|---|
(yo) me maquillo | ik maak me op |
(tú) te maquillas | jij maakt je op |
(él/ella) se maquilla | hij/zij maakt zich op |
(nosotros/nosotras) nos maquillamos | wij maken ons op |
(vosotros/vosotras) os maquilláis | jullie maken zich op |
(ellos/ellas) se maquillan | zij maken zich op |
Gustar bevallen Delen Gekopieerd!
Presente
Spaans | Nederlands |
---|---|
(yo) me gusta | ik beval |
(tú) te gusta | jij bevalt |
(él/ella) le gusta | hij/zij bevalt |
(nosotros/nosotras) nos gusta | wij bevallen |
(vosotros/vosotras) os gusta | jullie bevallen |
(ellos/ellas) les gusta | zij bevallen |
Odiar haten Delen Gekopieerd!
Presente
Spaans | Nederlands |
---|---|
(yo) odio | ik haat |
(tú) odias | jij haat |
(él/ella) odia | hij/zij haat |
(nosotros/nosotras) odiamos | wij haten |
(vosotros/vosotras) odiáis | jullie haten |
(ellos/ellas) odian | zij haten |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Spaans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.