Nadar (zwemmen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van nadar (zwemmen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Nadar (zwemmen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A1

Module 6: La ciudad y el pueblo (De stad en het dorp)

Les 40: Deportes y ejercicio (Sport en beweging)

Basiswerkwoordsvormen

Infinitivo (Infinitief) Gerundio (Deelwoord) Participio (Deelwoord)
Nadar (Zwemmen) Nadando (zwemmend) Nadado (Gezwommen)

Nadar (Zwemmen): Werkwoordvervoegingstabellen

Indicativo (Aantonende wijs) Subjuntivo (Aanvoegende wijs)

Presente 

Spaans Nederlands
yo nado ik zwem
tú nadas jij zwemt
él/ella nada hij/zij zwemt
nosotros/nosotras nadamos wij zwemmen
vosotros/vosotras nadáis jullie zwemmen
ellos/ellas nadan zij zwemmen

Pretérito perfecto 

Spaans Nederlands
yo he nadado ik heb gezwommen
tú has nadado jij hebt gezwommen
él/ella ha nadado hij heeft gezwommen
nosotros/nosotras hemos nadado wij hebben gezwommen
vosotros/vosotras habéis nadado jullie hebben gezwommen
ellos/ellas han nadado zij hebben gezwommen

Subjuntivo presente 

Spaans Nederlands
yo nade ik zwem
tú nades jij zwemt
él/ella nade hij/zij zwemt
nosotros/nosotras nademos wij zwemmen
vosotros/vosotras nadéis jullie zwemmen
ellos/ellas naden zij zwemmen

Subjuntivo pretérito perfecto 

Spaans Nederlands
yo haya nadado ik heb gezwommen
tú hayas nadado jij hebt gezwommen
él/ella haya nadado hij heeft gezwommen
nosotros/nosotras hayamos nadado wij gezwommen hebben
vosotros/vosotras hayáis nadado jullie hebben gezwommen
ellos/ellas hayan nadado zij hebben gezwommen

Pretérito imperfecto 

Spaans Nederlands
yo nadaba ik zwom
tú nadabas jij zwom
él/ella nadaba hij zwom
nosotros/nosotras nadábamos wij zwommen
vosotros/vosotras nadabais jullie zwommen
ellos/ellas nadaban zij zwommen

Pretérito pluscuamperfecto 

Spaans Nederlands
yo había nadado ik had gezwommen
tú habías nadado jij had gezwommen
él/ella había nadado hij had gezwommen
nosotros/nosotras habíamos nadado wij hadden gezwommen
vosotros/vosotras habíais nadado jullie hadden gezwommen
ellos/ellas habían nadado zij hadden gezwommen

Subjuntivo pretérito imperfecto 

Spaans Nederlands
yo nadara/nadase ik zou zwemmen
tú nadaras/nadases jij zwom
él/ella nadara/nadase hij zou zwemmen
nosotros/nosotras nadáramos/nadásmos wij zwommen
vosotros/vosotras nadarais/nadaseis jullie zouden zwemmen
ellos/ellas nadaran/nadasen zij zwommen

Subjuntivo pluscuamperfecto 

Spaans Nederlands
yo hubiera/hubiese nadado ik zou hebben gezwommen
tú hubieras/hubieses nadado jij zou hebben gezwommen
él/ella hubiera/hubiese nadado hij zou hebben gezwommen
nosotros/nosotras hubiéramos/hubiésemos nadado wij zouden gezwommen hebben
vosotros/vosotras hubierais/hubieseis nadado jullie zouden gezwommen hebben
ellos/ellas hubieran/hubiesen nadado zij zouden hebben gezwommen

Pretérito indefinido 

Spaans Nederlands
yo nadé ik zwom
tú nadaste jij zwom
él/ella nadó hij/zij zwom
nosotros/nosotras nadamos wij zwommen
vosotros/vosotras nadasteis jullie zwommen
ellos/ellas nadaron zij zwommen

Pretérito anterior 

Spaans Nederlands
yo hube nadado ik had gezwommen
tú hubiste nadado jij had gezwommen
él/ella hubo nadado hij had gezwommen
nosotros/nosotras hubimos nadado wij hadden gezwommen
vosotros/vosotras hubisteis nadado jullie hadden gezwommen
ellos/ellas hubieron nadado zij zouden gezwommen hebben

Subjuntivo futuro simple 

Spaans Nederlands
yo nadare ik zal zwemmen
tú nadares jij zoudt zwemmen
él/ella nadare hij/zij zal zwemmen
nosotros/nosotras nadáremos wij zullen zwemmen
vosotros/vosotras nadareis jullie zullen zwemmen
ellos/ellas nadaren zij zouden zwemmen

Subjuntivo futuro perfecto 

Spaans Nederlands
yo hubiere nadado ik zal gezwommen hebben
tú hubieres nadado jij zou hebben gezwommen
él/ella hubiere nadado hij zou gezwommen hebben
nosotros/nosotras hubiéremos nadado wij zouden gezwommen hebben
vosotros/vosotras hubiereis nadado jullie zullen gezwommen hebben
ellos/ellas hubieren nadado zij zouden hebben gezwommen

Futuro simple 

Spaans Nederlands
yo nadaré ik zal zwemmen
tú nadarás jij zult zwemmen
él/ella nadará hij zal zwemmen
nosotros/nosotras nadaremos wij zwemmen
vosotros/vosotras nadaréis jullie zullen zwemmen
ellos/ellas nadarán zij zullen zwemmen

Futuro perfecto 

Spaans Nederlands
yo habré nadado ik zal hebben gezwommen
tú habrás nadado jij zult hebben gezwommen
él/ella habrá nadado hij/zij zal hebben gezwommen
nosotros/nosotras habremos nadado wij zullen hebben gezwommen
vosotros/vosotras habréis nadado jullie zullen hebben gezwommen
ellos/ellas habrán nadado zij zullen hebben gezwommen
Imperativo (Imperatief)

Imperativo 

Spaans Nederlands
Nada! hij zwemt
Nade! laten we zwemmen
Nademos! Laten we zwemmen!
Nadad!/Naden! jullie zwemmen
Naden! Zwemmen!

Imperativo negativo 

Spaans Nederlands
No nade! jij zwem niet
No nades! hij zwem niet
No nade! jij zwem niet
No nademos! jullie zwemmen niet
No nadéis! zij zwemmen niet

Condicional simple 

Spaans Nederlands
yo nadaría ik zou zwemmen
tú nadarías jij zou zwemmen
él/ella nadaría hij/zij zou zwemmen
nosotros/nosotras nadaríamos wij zouden zwemmen
vosotros/vosotras nadaríais jullie zouden zwemmen
ellos/ellas nadarían zij zouden zwemmen

Condicional perfecto 

Spaans Nederlands
yo habría nadado ik zou gezwommen hebben
tú habrías nadado jij zou hebben gezwommen
él/ella habría nadado hij zou hebben gezwommen
nosotros/nosotras habríamos nadado wij zouden hebben gezwommen
vosotros/vosotras habríais nadado jullie zouden hebben gezwommen
ellos/ellas habrían nadado zij zouden hebben gezwommen

Tegenwoordige en toekomstige tijden: A1

Oefening: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. Hij zal zwemmen in de zwemwedstrijd.
Él nadará en la competencia de natación.
2. Ik zwem elke dag.
Yo nado todos los días.
3. Ik zal morgen in de zee zwemmen.
Yo nadaré en el mar mañana.
4. Jij zwemt elke maandag.
Tú nadas cada lunes.
5. Wij zwemmen in het weekend.
Nosotros nadamos los fines de semana.

Basis verleden tijd (A2/B1)

Oefening: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. Jij zwom in het zwembad in het weekend.
Tú nadabas en la piscina los fines de semana.
2. jij hebt gezwommen in het zwembad.
Tú has nadado en la piscina.
3. Hij zwom snel in de wedstrijd.
Él nadó rápidamente en la competencia.
4. Jullie hebben snel gezwommen.
Vosotros habéis nadado rápido./vosotras habéis nadado rápido.
5. Zij zwommen in het meer wanneer het warm was.
Ellos nadaban en el lago cuando hacía calor.

Basis subjunctief oefeningen: B1

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies het juiste werkwoord en de juiste tijd.

Toon vertaling Toon antwoorden

nadara/nadase, nadéis, nade, nades, nadarais/nadaseis

1.
Espero que tú ... en la competencia.
(Ik hoop dat jij zwemt in de competitie.)
2.
Quería que yo ... más rápido.
(Hij wilde dat ik sneller zou zwemmen.)
3.
Es necesario que vosotros/vosotras ... en la piscina profunda.
(Het is noodzakelijk dat jullie zwemmen in het diepe zwembad.)
4.
Es importante que yo ... bien.
(Het is belangrijk dat ik goed zwem.)
5.
Deseaba que vosotros ... juntos.
(Ik wilde dat jullie samen zouden zwemmen.)

Gevorderde oefeningen: C1/C2

Oefening: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. Als wij vroeger hadden gezwommen, zouden we ons nu niet hoeven haasten.
Si nosotros hubiéramos/hubiésemos nadado temprano, no tendríamos que apurarnos ahora.
2. Zij hadden gezwommen in de ochtend voor ontbijt.
Ellos hubieron nadado en la mañana antes del desayuno.
3. Jij had gezwommen in het meer voordat het donker werd.
Tú hubiste nadado en el lago antes de que se oscureciera.
4. Als zij samen hadden gezwommen, zouden zij veel plezier hebben gehad.
Si ellos hubieran/hubiesen nadado juntos, se habrían divertido mucho.
5. Wij hadden in de rivier gezwommen voordat het regende.
Nosotros hubimos nadado en el río antes de que lloviese.