Informar (informeren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van informar (informeren) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Informar (informeren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A2

Module 6: En el trabajo (Op het werk)

Les 44: Organización y delegación (Organisatie en delegatie)

Basiswerkwoordsvormen

Infinitivo (Infinitief) Gerundio (Deelwoord) Participio (Deelwoord)
Informar (informeren) Informando (Informerend) Informado (geïnformeerd)

Informar (informeren): Werkwoordvervoegingstabellen

Indicativo (Aantonende wijs) Subjuntivo (Aanvoegende wijs)

Presente 

Spaans Nederlands
yo informo ik informeer
tú informas jij informeert
él/ella informa hij/zij informeert
nosotros/nosotras informamos wij informeren
vosotros/vosotras informáis jullie informeren
ellos/ellas informan zij informeren

Pretérito perfecto 

Spaans Nederlands
yo he informado ik heb geïnformeerd
tú has informado jij hebt geïnformeerd
él/ella ha informado hij/zij heeft geïnformeerd
nosotros/nosotras hemos informado wij hebben geïnformeerd
vosotros/vosotras habéis informado jullie hebben ingelicht
ellos/ellas han informado zij hebben geïnformeerd

Subjuntivo presente 

Spaans Nederlands
yo informe ik informeer
tú informes jij informeert
él/ella informe hij informeert
nosotros/nosotras informemos wij informeren
vosotros/vosotras informéis jullie informeren
ellos/ellas informen zij informeren

Subjuntivo pretérito perfecto 

Spaans Nederlands
yo haya informado ik heb geïnformeerd
tú hayas informado jij hebt geïnformeerd
él/ella haya informado hij heeft geïnformeerd
nosotros/nosotras hayamos informado wij hebben geïnformeerd
vosotros/vosotras hayáis informado jullie hebben geïnformeerd
ellos/ellas hayan informado zij hebben geïnformeerd

Pretérito imperfecto 

Spaans Nederlands
yo informaba ik informeerde
tú informabas jij informeerde
él/ella informaba hij informeerde
nosotros/nosotras informábamos wij informeerden
vosotros/vosotras informabais jullie informeerden
ellos/ellas informaban zij informeerden

Pretérito pluscuamperfecto 

Spaans Nederlands
yo había informado ik had geïnformeerd
tú habías informado jij had geïnformeerd
él/ella había informado hij/zij had geïnformeerd
nosotros/nosotras habíamos informado wij hadden geïnformeerd
vosotros/vosotras habíais informado jullie hadden geïnformeerd
ellos/ellas habían informado zij hadden geïnformeerd

Subjuntivo pretérito imperfecto 

Spaans Nederlands
yo informara/informase ik zou informeren
tú informaras/informases jij zou informeren
él/ella informara/informase hij/zij informeerden
nosotros/nosotras informáramos/informásemos wij zouden informeren
vosotros/vosotras informarais/informaseis jullie zouden informeren
ellos/ellas informaran/informasen zij zouden informeren

Subjuntivo pluscuamperfecto 

Spaans Nederlands
yo hubiera/hubiese informado ik zou hebben geïnformeerd
tú hubieras/hubieses informado jij zou hebben geïnformeerd
él/ella hubiera/hubiese informado hij zou hebben geïnformeerd
nosotros/nosotras hubiéramos/hubiésemos informado wij zouden hebben geïnformeerd
vosotros/vosotras hubierais/hubieseis informado jullie zouden hebben geïnformeerd
ellos/ellas hubieran/hubiesen informado zij zouden hebben geïnformeerd

Pretérito indefinido 

Spaans Nederlands
yo informé ik informeerde
tú informaste jij informeerde
él/ella informó hij/zij informeerde
nosotros/nosotras informamos wij informeerden
vosotros/vosotras informasteis jullie informeerden
ellos/ellas informaron zij informeerden

Pretérito anterior 

Spaans Nederlands
yo hube informado ik had geïnformeerd
tú hubiste informado jij had geïnformeerd
él/ella hubo informado hij/zij had geïnformeerd
nosotros/nosotras hubimos informado wij hadden geïnformeerd
vosotros/vosotras hubisteis informado jullie hadden geïnformeerd
ellos/ellas hubieron informado zij hadden geïnformeerd

Subjuntivo futuro simple 

Spaans Nederlands
yo subjuntivo_futuro_simple ik zal informeren
tú informare jij zult informeren
él/ella informares hij/zij zou informeren
nosotros/nosotras informare wij zullen informeren
vosotros/vosotras informáremos jullie zullen informeren
ellos/ellas informareis zij zullen informeren

Subjuntivo futuro perfecto 

Spaans Nederlands
yo hubiere informado ik zou geïnformeerd hebben
tú hubieres informado jij zou hebben geïnformeerd
él/ella hubiere informado hij/zij zou hebben geïnformeerd
nosotros/nosotras hubiéremos informado wij zouden hebben geïnformeerd
vosotros/vosotras hubiereis informado jullie zullen hebben geïnformeerd
ellos/ellas hubieren informado zij zouden hebben geïnformeerd

Futuro simple 

Spaans Nederlands
yo informaré ik zal informeren
tú informarás jij zult informeren
él/ella informará hij/zij zal informeren
nosotros/nosotras informaremos wij zullen informeren
vosotros/vosotras informaréis jullie zullen informeren
ellos/ellas informarán zij zullen informeren

Futuro perfecto 

Spaans Nederlands
yo Futuro Perfecto (Indicativo) ik zal hebben geïnformeerd
tú habré informado jij zult hebben geïnformeerd
él/ella habrás informado hij/zij zal hebben geïnformeerd
nosotros/nosotras habrá informado wij zullen hebben geïnformeerd
vosotros/vosotras habremos informado jullie zullen hebben geïnformeerd
ellos/ellas habréis informado zij zullen hebben geïnformeerd
Imperativo (Imperatief)

Imperativo 

Spaans Nederlands
¡Informa! Jij informeer
¡Informa! Jij informeer
¡Informe! Laten we informeren
¡Informemos! informeer
¡Informad! informeren!

Imperativo negativo 

Spaans Nederlands
No informe! jij informeert niet
No informes! Hij informeert niet!
No informe! jij informeert niet
No informemos! jullie informeren niet
No informéis! zij informeren niet!

Condicional simple 

Spaans Nederlands
yo informaría ik zou informeren
tú informarías jij zou informeren
él/ella informaría hij/zij zou informeren
nosotros/nosotras informaríamos wij zouden informeren
vosotros/vosotras informaríais jullie zouden informeren
ellos/ellas informarían zij zouden informeren

Condicional perfecto 

Spaans Nederlands
yo habría informado ik zou hebben geïnformeerd
tú habrías informado jij zou hebben geïnformeerd
él/ella habría informado hij/zij zou hebben geïnformeerd
nosotros/nosotras habríamos informado wij zouden hebben geïnformeerd
vosotros/vosotras habríais informado jullie zouden hebben geïnformeerd
ellos/ellas habrían informado zij zouden geïnformeerd hebben

Tegenwoordige en toekomstige tijden: A1

Oefening: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. jij zult de klas informeren over het uitstapje.
Tú informarás a la clase sobre la excursión.
2. Zij zullen de ouders informeren over het evenement.
Ellos informarán a los padres sobre el evento.
3. Hij informeert over het probleem bij het toeristenbureau.
Él informa sobre el problema en la oficina de turismo.
4. Hij zal zijn collega's informeren over het project.
Él informará a sus compañeros sobre el proyecto.
5. Jij informeert de toeristen over de vlucht.
Tú informas a los turistas sobre el vuelo.

Basis verleden tijd (A2/B1)

Oefening: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. Zij informeerden de ouders over de activiteiten van de school.
Ellos informaban a los padres sobre las actividades del colegio.
2. Jullie hebben geïnformeerd over de verandering van plannen.
Vosotros habéis informado sobre el cambio de planes.
3. Wij informeerden de gids over onze plannen.
Informamos al guía turístico sobre nuestros planes.
4. Zij hebben geïnformeerd over het nieuwe veiligheidsbeleid.
Ellos han informado de la nueva política de seguridad.
5. jij informeerde jouw/je klasgenoten over de excursie.
Tú informabas a tus compañeros sobre la excursión.

Basis subjunctief oefeningen: B1

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies het juiste werkwoord en de juiste tijd.

Toon vertaling Toon antwoorden

informarais/informaseis, informes, informe, informaran/informasen

1.
Es necesario que él/ella ... a la agencia de viajes.
(Het is noodzakelijk dat hij de reisbureau informeert.)
2.
Deseaba que ellos ... a los turistas sobre el servicio de transporte.
(Ik wilde dat zij de toeristen zouden informeren over de transportdienst.)
3.
Es importante que yo ... sobre el problema.
(Het is belangrijk dat ik informeer over het probleem.)
4.
No pensé que vosotros ... sobre la devolución.
(Ik dacht niet dat jullie zouden informeren over de terugbetaling.)
5.
Espero que tú ... a los turistas sobre la excursión.
(Ik hoop dat jij de toeristen informeert over de excursie.)

Gevorderde oefeningen: C1/C2

Oefening: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. Ik hoop dat hij/zij/u het geïnformeerd heeft aan het toeristenbureau.
Espero que haya informado a la oficina de turismo.
2. Als hij de receptie had geïnformeerd, zouden ze hem sneller hebben geholpen.
Si él hubiera/hubiese informado a la recepción, lo habrían atendido más rápido.
3. Ik zou blij zijn geweest als jij had geïnformeerd over de terugkeer voordat je vertrok.
Me alegraría que tú hubieras/hubieses informado sobre la devolución antes de salir.
4. Wij geloven niet dat wij over de vlucht hebben geïnformeerd.
No creemos que hayamos informado sobre el vuelo.
5. Het is onwaarschijnlijk dat ze hebben geïnformeerd over het nieuwe adres.
Es improbable que hayan informado sobre la nueva dirección.