A1.34: Huishoudelijke apparaten

Electrodomésticos

Luister- en leesmateriaal

Oefen woordenschat in context met echte materialen.

A1.34.1 Lectura

Limpieza del fin de semana

Weekend schoonmaak


Woordenschat (16)

 El microondas: de magnetron (Spaans)

El microondas

Show

De magnetron Show

 El horno: de oven (Spaans)

El horno

Show

De oven Show

 El lavaplatos: de vaatwasser (Spaans)

El lavaplatos

Show

De vaatwasser Show

 La lavadora: de wasmachine (Spaans)

La lavadora

Show

De wasmachine Show

 La secadora: de wasdroger (Spaans)

La secadora

Show

De wasdroger Show

 La aspiradora: de stofzuiger (Spaans)

La aspiradora

Show

De stofzuiger Show

 La plancha: het strijkijzer (Spaans)

La plancha

Show

Het strijkijzer Show

 El radiador: de radiator (Spaans)

El radiador

Show

De radiator Show

 Encender (aanzetten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Encender

Show

Aanzetten Show

 Apagar (uitzetten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Apagar

Show

Uitzetten Show

 El frigorífico: de koelkast (Spaans)

El frigorífico

Show

De koelkast Show

 Traer (brengen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Traer

Show

Brengen Show

 Calentar (verwarmen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Calentar

Show

Verwarmen Show

 Secar (drogen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Secar

Show

Drogen Show

 Tender (ophangen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Tender

Show

Ophangen Show

 Poner (zetten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Poner

Show

Zetten Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden
1.
la lavadora | comer. | Yo pongo | después de
Yo pongo la lavadora después de comer.
(Ik zet de wasmachine aan na het eten.)
2.
calor? | ¿Puedes apagar | cuando hace | el radiador
¿Puedes apagar el radiador cuando hace calor?
(Kun je de radiator uitzetten als het warm is?)
3.
días. | el microondas | cena en | todos los | Caliento la
Caliento la cena en el microondas todos los días.
(Ik warm het avondeten elke dag op in de magnetron.)
4.
limpiar el | trae la | aspiradora para | salón. | Mi madre
Mi madre trae la aspiradora para limpiar el salón.
(Mijn moeder brengt de stofzuiger om de woonkamer schoon te maken.)
5.
en invierno. | brasero cuando | hace frío | Encendemos el
Encendemos el brasero cuando hace frío en invierno.
(We zetten de houtkachel aan als het koud is in de winter.)
6.
hermana para | a mi | la ropa. | la plancha | Yo doy | que planche
Yo doy la plancha a mi hermana para que planche la ropa.
(Ik geef het strijkijzer aan mijn zus zodat zij de kleding kan strijken.)

Oefening 2: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Yo pongo la lavadora antes de salir de casa. (Ik zet de wasmachine aan voordat ik het huis verlaat.)
Enciendo el radiador cuando hace frío en invierno. (Ik zet de radiator aan als het koud is in de winter.)
Caliento la comida rápido en el microondas. (Ik warm het eten op snel in de magnetron.)
Yo traigo la aspiradora del salón a la cocina. (Ik breng de stofzuiger van de woonkamer naar de keuken.)

Oefening 3: Clusteren van woorden

Instructie: Classificeer de woorden in twee categorieën volgens het soort huishoudapparaat om je te helpen ze te onthouden.

Electrodomésticos para cocinar

Electrodomésticos para limpiar y secar

Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

El lavaplatos


De vaatwasser

2

Poner


Zetten

3

La aspiradora


De stofzuiger

4

La plancha


Het strijkijzer

5

Secar


Drogen

Ejercicio 5: Ejercicio de conversación

Instrucción:

  1. Nombra cada dispositivo y si puedes para qué se utiliza. (Noem elk apparaat en, indien mogelijk, waarvoor het wordt gebruikt.)
  2. Indica cuáles de esos dispositivos usas habitualmente. (Vertel welke van die apparaten je meestal gebruikt.)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Hay un horno en la cocina.

Er is een oven in de keuken.

Hay una nevera grande en la cocina.

Er is een grote koelkast in de keuken.

La aspiradora se usa para limpiar.

De stofzuiger wordt gebruikt om schoon te maken.

Enciendes el radiador cuando hace frío.

Je zet de radiator aan wanneer het koud is.

Uso la secadora para secar mi ropa más rápido.

Ik gebruik de droger om mijn kleren sneller te drogen.

Puedes poner tu ropa en el armario.

Je kunt je kleren in de kledingkast leggen.

...

Oefening 6: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 7: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Yo _____ la lavadora antes de salir de casa.

(Ik _____ de wasmachine aan voordat ik het huis verlaat.)

2. Después, yo _____ la aspiradora del salón a la cocina para limpiar.

(Daarna _____ ik de stofzuiger van de woonkamer naar de keuken om schoon te maken.)

3. Cuando hace frío, yo _____ el radiador para tener calor.

(Als het koud is, _____ ik de radiator aan om warm te krijgen.)

4. Por último, yo _____ la comida en el microondas antes de comer.

(Ten slotte _____ ik het eten op in de magnetron voordat ik eet.)

Oefening 8: Thuis met de huishoudelijke apparaten

Instructie:

Cada día, cuando llego a casa después del trabajo, primero (Poner - Presente) la lavadora porque tengo mucha ropa sucia. Luego, mi esposa (Encender - Presente) el horno para preparar la cena. Nuestro hijo pequeño siempre (Traer - Presente) la aspiradora para ayudar a limpiar el salón. Cuando hace frío, nosotros (Calentar - Presente) la comida en el microondas y (Encender - Presente) el radiador para que la casa se (Calentar - Presente) rápido. Finalmente, yo (Apagar - Presente) las luces antes de dormir para ahorrar energía.


Elke dag, als ik thuiskom na het werk, zet ik eerst de wasmachine aan omdat ik veel vuile kleren heb. Daarna steekt mijn vrouw de oven aan om het avondeten te bereiden. Onze kleine zoon brengt altijd de stofzuiger om te helpen de woonkamer schoon te maken. Als het koud is, warmen wij het eten op in de magnetron en zetten we de radiator aan zodat het huis snel warm wordt. Tenslotte doe ik voor het slapen de lichten uit om energie te besparen.

Werkwoordschema's

Poner - Zetten (aan)

Presente

  • Yo pongo
  • Tú pones
  • Él/Ella/Usted pone
  • Nosotros ponemos
  • Vosotros ponéis
  • Ellos/Ellas/Ustedes ponen

Encender - Aansteken

Presente

  • Yo enciendo
  • Tú enciendes
  • Él/Ella/Usted enciende
  • Nosotros encendemos
  • Vosotros encendéis
  • Ellos/Ellas/Ustedes encienden

Traer - Brengen

Presente

  • Yo traigo
  • Tú traes
  • Él/Ella/Usted trae
  • Nosotros traemos
  • Vosotros traéis
  • Ellos/Ellas/Ustedes traen

Calentar - Opwarmen

Presente

  • Yo caliento
  • Tú calientas
  • Él/Ella/Usted calienta
  • Nosotros calentamos
  • Vosotros calentáis
  • Ellos/Ellas/Ustedes calientan

Apagar - Uitzetten

Presente

  • Yo apago
  • Tú apagas
  • Él/Ella/Usted apaga
  • Nosotros apagamos
  • Vosotros apagáis
  • Ellos/Ellas/Ustedes apagan

Oefening 9: Los verbos irregulares: "Yo hago, yo pongo, yo doy, ..."

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: De onregelmatige werkwoorden: "Yo hago, yo pongo, yo doy, ..."

Toon vertaling Toon antwoorden

hago, caliento, pongo, enciendo, traigo

1.
Calentar: Yo ... el radiador porque tengo frío.
(Verwarmen: Ik verwarm de radiator omdat ik het koud heb.)
2.
Encender: Yo ... la plancha para mi ropa.
(Aanzetten: Ik zet het strijkijzer aan voor mijn kleding.)
3.
Calentar: Yo ... el horno antes de poner la comida.
(Verwarmen: Ik verwarm de oven voordat ik het eten erin zet.)
4.
Traer: Yo ... la comida del microondas a la mesa para cenar.
(Brengen: Ik breng het eten van de magnetron naar de tafel om te dineren.)
5.
Hacer: Yo ... un pastel porque tengo hambre.
(Doen: Ik maak een taart omdat ik honger heb.)
6.
Encender: Yo ... el microondas para calentar la comida.
(Aanzetten: Ik zet de magnetron aan om het eten op te warmen.)
7.
Poner: Yo ... el ventilador en el salón para tener aire.
(Zetten: Ik zet de ventilator in de woonkamer om lucht te hebben.)
8.
Traer: Yo ... la lavadora nueva a la cocina.
(Brengen: Ik breng de nieuwe wasmachine naar de keuken.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A1.34.3 Gramática

Los verbos irregulares: "Yo hago, yo pongo, yo doy, ..."

De onregelmatige werkwoorden: "Yo hago, yo pongo, yo doy, ..."


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Traer brengen

Presente

Spaans Nederlands
(yo) traigo ik breng
(tú) traes jij brengt
(él/ella) trae hij/zij brengt
(nosotros/nosotras) traemos wij brengen
(vosotros/vosotras) traéis jullie brengen
(ellos/ellas) traen zij brengen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Poner zetten

Presente

Spaans Nederlands
(yo) pongo ik zet
(tú) pones jij zet
(él/ella) pone hij/zij zet
(nosotros/nosotras) ponemos wij zetten
(vosotros/vosotras) ponéis jullie zetten
(ellos/ellas) ponen zij zetten

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Spaans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏