A1.15: Dagelijks eten

Alimentación diaria

Luister- en leesmateriaal

Oefen woordenschat in context met echte materialen.

A1.15.1 Lectura

Plan de mis desayunos

Plan van mijn ontbijten


Woordenschat (15)

 Los huevos: De eieren (Spaans)

Los huevos

Show

De eieren Show

 La sal: het zout (Spaans)

La sal

Show

Het zout Show

 La leche: De melk (Spaans)

La leche

Show

De melk Show

 El pan: Het brood (Spaans)

El pan

Show

Het brood Show

 El queso: De kaas (Spaans)

El queso

Show

De kaas Show

 El agua: Het water (Spaans)

El agua

Show

Het water Show

 El café: De koffie (Spaans)

El café

Show

De koffie Show

 El té: De thee (Spaans)

El té

Show

De thee Show

 Beber (drinken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Beber

Show

Drinken Show

 Hornear (bakken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Hornear

Show

Bakken Show

 Comer (eten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Comer

Show

Eten Show

 La manzana: De appel (Spaans)

La manzana

Show

De appel Show

 La naranja: De sinaasappel (Spaans)

La naranja

Show

De sinaasappel Show

 La tostada: De toast (Spaans)

La tostada

Show

De toast Show

 Favorito: Favoriete (Spaans)

Favorito

Show

Favoriete Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden
1.
desayunar? | ¿Quieres | o | agua | café | para
¿Quieres agua o café para desayunar?
(Wil je water of koffie bij het ontbijt?)
2.
con la | y queso | las mañanas. | tostada todas | Como pan
Como pan y queso con la tostada todas las mañanas.
(Ik eet elke ochtend brood en kaas met de toast.)
3.
tomo café. | cuando no | e infusiones | Bebo té
Bebo té e infusiones cuando no tomo café.
(Ik drink thee en infusies als ik geen koffie neem.)
4.
merendar. | y la | Me gustan | naranja para | la manzana
Me gustan la manzana y la naranja para merendar.
(Ik vind appels en sinaasappels lekker als tussendoortje.)
5.
sal, preparo | los huevos | con pan. | Si tienes
Si tienes sal, preparo los huevos con pan.
(Als je zout hebt, maak ik eieren met brood klaar.)
6.
tostadas. | leche, pero | No tomo | sí como | queso y
No tomo leche, pero sí como queso y tostadas.
(Ik neem geen melk, maar ik eet wel kaas en toast.)

Oefening 2: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Me gusta beber agua y café por la mañana. (Ik drink graag water en koffie 's ochtends.)
Para el desayuno, como pan con queso y huevos. (Als ontbijt eet ik brood met kaas en eieren.)
¿Prefieres té o café para desayunar? (Heb je liever thee of koffie bij het ontbijt?)
Si tienes sal, puedes preparar la ensalada. (Als je zout hebt, kun je de salade klaarmaken.)

Oefening 3: Clusteren van woorden

Instructie: Classificeer de woorden in twee categorieën afhankelijk van of het voedsel of dranken zijn die we gewoonlijk consumeren.

Alimentos

Bebidas

Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

La tostada


De toast

2

El café


De koffie

3

La sal


Het zout

4

Favorito


Favoriete

5

El queso


De kaas

Ejercicio 5: Ejercicio de conversación

Instrucción:

  1. Di lo que hacen las personas en la imagen. (Zeg wat de mensen op de foto doen.)
  2. Di el nombre de los platos en las imágenes. (Zeg de naam van de gerechten op de foto's.)
  3. ¿Qué comes o bebes? (Wat eet of drink je?)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

La chica come un bocadillo.

Het meisje eet een boterham.

El hombre bebe agua.

De man drinkt water.

El niño come huevos.

De jongen eet eieren.

La mujer toma un café.

De vrouw drinkt een koffie.

Me gusta el té para el desayuno.

Ik hou van thee bij het ontbijt.

Bebo agua.

Ik drink water.

Como pan con queso.

Ik eet brood met kaas.

...

Oefening 6: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 7: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Yo siempre ___ agua después de hacer ejercicio.

(Ik ___ altijd water na het sporten.)

2. Mi madre ___ pan y queso en el desayuno.

(Mijn moeder ___ brood en kaas bij het ontbijt.)

3. ¿Tú ___ café o prefieres té por la mañana?

(Drink jij ___ koffie of heb je 's ochtends liever thee?)

4. Nosotros ___ huevos y tostadas para el desayuno.

(Wij ___ eieren en toast bij het ontbijt.)

Oefening 8: Mijn dagelijkse ontbijt

Instructie:

Cada mañana, yo (Beber - Presente) café y (Comer - Presente) una tostada con queso. Mi compañero de trabajo siempre (Beber - Presente) té, pero yo no. Si tú (Comer - Presente) el pan con mantequilla, yo (Beber - Presente) agua. Nosotros siempre (Comer - Presente) juntos para charlar un poco antes de empezar la jornada laboral.


Elke ochtend drink ik koffie en eet ik een geroosterde boterham met kaas. Mijn collega drinkt altijd thee, maar ik niet. Als jij brood met boter eet , dan drink ik water. Wij eten altijd samen om even te kletsen voordat we aan de werkdag beginnen.

Werkwoordschema's

Beber - Drinken

Presente

  • yo bebo
  • tú bebes
  • él/ella/Ud. bebe
  • nosotros/nosotras bebemos
  • vosotros/vosotras bebéis
  • ellos/ellas/Uds. beben

Comer - Eten

Presente

  • yo como
  • tú comes
  • él/ella/Ud. come
  • nosotros/nosotras comemos
  • vosotros/vosotras coméis
  • ellos/ellas/Uds. comen

Oefening 9: Las conjunciones: "Y, e, o, ..."

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: De voegwoorden: "Y, e, o, ..."

Toon vertaling Toon antwoorden

o, y, u, porque, pero, Si, e

1.
No es bueno comer ... ir a dormir directamente.
(Het is niet goed om te eten en daarna meteen te gaan slapen.)
2.
... compras pan, compra queso también, por favor.
(Als je brood koopt, koop dan ook kaas, alsjeblieft.)
3.
¿Prefieres manzanas ... naranjas?
(Heb je liever appels of sinaasappels?)
4.
Prefiero la tostada sin sal ... es más saludable.
(Ik verkies de toast zonder zout omdat het gezonder is.)
5.
¿Quieres café ... agua?
(Wil je koffie of water?)
6.
Ella bebe café ... come pan.
(Zij drinkt koffie en eet brood.)
7.
Puedes beber té ... otra bebida.
(Je kunt thee of een andere drank drinken.)
8.
Me gusta la leche en el café ... no en el té.
(Ik hou van melk in de koffie maar niet in de thee.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A1.15.3 Gramática

Las conjunciones: "Y, e, o, ..."

De voegwoorden: "Y, e, o, ..."


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Beber drinken

Presente

Spaans Nederlands
(yo) bebo ik drink
(tú) bebes jij drinkt
(él/ella) bebe hij drinkt/zij drinkt
(nosotros/nosotras) bebemos wij drinken
(vosotros/vosotras) bebéis jullie drinken
(ellos/ellas) beben zij drinken

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Comer eten

Presente

Spaans Nederlands
(yo) como ik eet
(tú) comes jij eet
(él/ella) come hij/zij eet
(nosotros/nosotras) comemos wij eten
(vosotros/vosotras) coméis jullie eten
(ellos/ellas) comen zij eten

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Spaans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏