Compartir (delen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van compartir (delen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Compartir (delen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A1

Module 5: En casa (Thuis)

Les 35: Vivienda y alojamiento (Huisvesting en accommodatie)

Basiswerkwoordsvormen

Infinitivo (Infinitief) Gerundio (Deelwoord) Participio (Deelwoord)
Compartir (Delen) Compartiendo (delend) Compartido (Gedeeld)

Compartir (Delen): Werkwoordvervoegingstabellen

Indicativo (Aantonende wijs) Subjuntivo (Aanvoegende wijs)

Presente 

Spaans Nederlands
(yo) comparto ik deel
(tú) compartes jij deelt
(él/ella) comparte hij/zij deelt
(nosotros/nosotras) compartimos wij delen
(vosotros/vosotras) compartís jullie delen
(ellos/ellas) comparten zij delen

Pretérito perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) he compartido ik heb gedeeld
(tú) has compartido jij hebt gedeeld
(él/ella) ha compartido hij/zij heeft gedeeld
(nosotros/nosotras) hemos compartido wij hebben gedeeld
(vosotros/vosotras) habéis compartido jullie hebben gedeeld
(ellos/ellas) han compartido zij hebben gedeeld

Subjuntivo presente 

Spaans Nederlands
(yo) comparta ik deel
(tú) compartas jij deelt
(él/ella) comparta hij/zij deelt
(nosotros/nosotras) compartamos wij delen
(vosotros/vosotras) compartáis jullie delen
(ellos/ellas) compartan zij delen

Subjuntivo pretérito perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) haya compartido ik heb gedeeld
(tú) hayas compartido jij hebt gedeeld
(él/ella) haya compartido hij/zij heeft gedeeld
(nosotros/nosotras) hayamos compartido wij hebben gedeeld
(vosotros/vosotras) hayáis compartido jullie hebben gedeeld
(ellos/ellas) hayan compartido zij hebben gedeeld

Pretérito imperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) compartía ik deelde
(tú) compartías jij deelde
(él/ella) compartía hij/zij deelde
(nosotros/nosotras) compartíamos wij deelden
(vosotros/vosotras) compartíais jullie deelden
(ellos/ellas) compartían zij deelden

Pretérito pluscuamperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) había compartido ik had gedeeld
(tú) habías compartido jij had gedeeld
(él/ella) había compartido hij/zij had gedeeld
(nosotros/nosotras) habíamos compartido wij hadden gedeeld
(vosotros/vosotras) habíais compartido jullie hadden gedeeld
(ellos/ellas) habían compartido zij hadden gedeeld

Subjuntivo pretérito imperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) compartiera/compartiese ik deelde
(tú) compartieras/compartieses jij zou delen
(él/ella) compartiera/compartiese hij/zij deelde
(nosotros/nosotras) compartiéramos/compartiésemos wij deelden
(vosotros/vosotras) compartierais/compartieseis jullie deelden
(ellos/ellas) compartieran/compartiesen zij deelden

Subjuntivo pluscuamperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) hubiera/hubiese compartido ik had gedeeld
(tú) hubieras/hubieses compartido jij zou gedeeld hebben
(él/ella) hubiera/hubiese compartido hij zou gedeeld hebben
(nosotros/nosotras) hubiéramos/hubiésemos compartido wij hadden gedeeld
(vosotros/vosotras) hubierais/hubieseis compartido jullie hadden gedeeld
(ellos/ellas) hubieran/hubiesen compartido zij hadden gedeeld

Pretérito indefinido 

Spaans Nederlands
(yo) compartí ik deelde
(tú) compartiste jij deelde
(él/ella) compartió hij/zij deelde
(nosotros/nosotras) compartimos wij deelden
(vosotros/vosotras) compartisteis jullie deelden
(ellos/ellas) compartieron zij deelden

Pretérito anterior 

Spaans Nederlands
(yo) hube compartido ik had gedeeld
(tú) hubiste compartido jij hebt gedeeld
(él/ella) hubo compartido hij/zij had gedeeld
(nosotros/nosotras) hubimos compartido wij hadden gedeeld
(vosotros/vosotras) hubisteis compartido jullie hadden gedeeld
(ellos/ellas) hubieron compartido zij hadden gedeeld

Subjuntivo futuro simple 

Spaans Nederlands
(yo) compartiere ik zal delen
(tú) compartieres jij zou delen
(él/ella) compartiere hij zou delen/zij zou delen
(nosotros/nosotras) compartiéremos wij zullen delen
(vosotros/vosotras) compartiereis jullie delen
(ellos/ellas) compartieren zij delen

Subjuntivo futuro perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) hubiere compartido ik zou gedeeld hebben
(tú) hubieres compartido jij zou gedeeld hebben
(él/ella) hubiere compartido hij/zij zou gedeeld hebben
(nosotros/nosotras) hubiéremos compartido wij zullen gedeeld hebben
(vosotros/vosotras) hubiereis compartido jullie zouden hebben gedeeld
(ellos/ellas) hubieren compartido zij zouden gedeeld hebben

Futuro simple 

Spaans Nederlands
(yo) compartiré ik zal delen
(tú) compartirás jij zult delen
(él/ella) compartirá hij/zij zal delen
(nosotros/nosotras) compartiremos wij zullen delen
(vosotros/vosotras) compartiréis jullie zullen delen
(ellos/ellas) compartirán zij zullen delen

Futuro perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) habré compartido ik zal gedeeld hebben
(tú) habrás compartido jij zult gedeeld hebben
(él/ella) habrá compartido hij/zij zal gedeeld hebben
(nosotros/nosotras) habremos compartido wij zullen gedeeld hebben
(vosotros/vosotras) habréis compartido jullie zullen gedeeld hebben
(ellos/ellas) habrán compartido zij zullen gedeeld hebben
Imperativo (Imperatief)

Imperativo 

Spaans Nederlands
N/A jij deelt
¡Comparte! hij deelt
¡Comparta! Wij delen
¡Compartamos! jullie delen
¡Compartid! zij delen

Imperativo negativo 

Spaans Nederlands
¡No compartas! jij deelt niet
¡No comparta! hij deel niet
¡No compartamos! Laten we niet delen!
¡No compartáis! jullie delen niet
¡No compartan! zij delen niet

Condicional simple 

Spaans Nederlands
(yo) compartiría ik zou delen
(tú) compartirías jij zou delen
(él/ella) compartiría hij/zij zou delen
(nosotros/nosotras) compartiríamos wij zouden delen
(vosotros/vosotras) compartiríais jullie zouden delen
(ellos/ellas) compartirían zij zouden delen

Condicional perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) habría compartido ik zou gedeeld hebben
(tú) habrías compartido jij zou gedeeld hebben
(él/ella) habría compartido hij/zij zou gedeeld hebben
(nosotros/nosotras) habríamos compartido wij zouden hebben gedeeld
(vosotros/vosotras) habríais compartido jullie zouden hebben gedeeld
(ellos/ellas) habrían compartido zij zouden hebben gedeeld

Tegenwoordige en toekomstige tijden: A1

Oefening: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. Ik zal mijn kennis met de klas delen.
Yo compartiré mis conocimientos con la clase.
2. Jij deelt jouw ideeën met ons.
Tú compartes tus ideas con nosotros.
3. Hij deelt zijn mening in de vergadering.
Él comparte su opinión en la reunión.
4. Jij zult je lunch met hen delen.
Tú compartirás tu almuerzo con ellos.
5. Zij delen het werk in teams.
Ellos comparten el trabajo en equipos.

Basis verleden tijd (A2/B1)

Oefening: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. Ik deelde mijn lunch met hem.
Yo compartí mi almuerzo con él.
2. Ik heb mijn lunch met haar gedeeld.
Yo he compartido mi almuerzo con ella.
3. Ze deelden hun kennis zonder voorbehoud.
Ellos compartían su conocimiento sin reservas.
4. Wij deelden dezelfde passie voor muziek.
Nosotros compartíamos la misma pasión por la música.
5. Ik deelde altijd mijn lunch met mijn vrienden.
Yo siempre compartía mi almuerzo con mis amigos.

Basis subjunctief oefeningen: B1

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies het juiste werkwoord en de juiste tijd.

Toon vertaling Toon antwoorden

compartan, compartamos, comparta, compartas

1.
Es fundamental que nosotros ... el trabajo.
(Het is essentieel dat wij het werk delen.)
2.
Espero que yo ... mi comida con ellos.
(Ik hoop dat ik mijn eten met hen deel.)
3.
Es importante que tú ... tus ideas.
(Het is belangrijk dat jij jouw ideeën deelt.)
4.
Es necesario que ellos ... sus recursos.
(Het is nodig dat zij hun middelen delen.)
5.
Deseo que ella ... su experiencia.
(Ik wens dat zij haar ervaring deelt.)

Gevorderde oefeningen: C1/C2

Oefening: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. Het is belangrijk dat wij de informatie correct hebben gedeeld.
Es importante que hayamos compartido la información correctamente.
2. Ik hoop dat ik mijn ideeën heb gedeeld in de vergadering.
Espero que haya compartido mis ideas en la reunión.
3. Als zij de informatie hadden gedeeld, zouden we allemaal beter voorbereid zijn.
Si ellos hubieran/hubiesen compartido la información, todos estaríamos más preparados.
4. Ik twijfel eraan dat jij alle details hebt gedeeld.
Dudo que hayas compartido todos los detalles.
5. Jullie hadden de muziek gedeeld voor het feest.
Vosotros hubisteis compartido la música antes de la fiesta.