A2.35: Lokale diensten en winkels

Servicios y tiendas locales

Woordenschat (13)

 La floristería: De bloemist (Spaans)

La floristería

Show

De bloemist Show

 Bonito: Mooi (Spaans)

Bonito

Show

Mooi Show

 El cliente: De klant (Spaans)

El cliente

Show

De klant Show

 Encantar (gek zijn op) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Encantar

Show

Gek zijn op Show

 La frutería: De fruitwinkel (Spaans)

La frutería

Show

De fruitwinkel Show

 El centro comercial: het winkelcentrum (Spaans)

El centro comercial

Show

Het winkelcentrum Show

 El panadero: De bakker (Spaans)

El panadero

Show

De bakker Show

 La carnicería: De slagerij (Spaans)

La carnicería

Show

De slagerij Show

 Ir de tiendas: Winkelen (Spaans)

Ir de tiendas

Show

Winkelen Show

 La papelería: De kantoorboekhandel (Spaans)

La papelería

Show

De kantoorboekhandel Show

 La tienda de regalos: De cadeauwinkel (Spaans)

La tienda de regalos

Show

De cadeauwinkel Show

 El estanco: Tabakswinkel (Spaans)

El estanco

Show

Tabakswinkel Show

 El dependiente: De verkoper (Spaans)

El dependiente

Show

De verkoper Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 2: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

En el centro comercial hay una floristería y una papelería. (In het winkelcentrum is een bloemist en een kantoorboekhandel.)
Ni el dependiente ni el cliente tienen prisa hoy. (Noch de verkoper noch de klant hebben vandaag haast.)
Me encanta comprar pan en la panadería del barrio. (Ik koop graag brood bij de bakkerij in de buurt.)
Así como visité la carnicería, también fui a la frutería. (Net zoals ik de slagerij bezocht, ben ik ook naar de groentewinkel gegaan.)

Oefening 3: Clusteren van woorden

Instructie: Sleep elk woord naar de categorie die het beste past bij het type winkel of dienst dat je in een winkelcentrum kunt vinden.

Tiendas de alimentación y productos frescos

Tiendas de servicios y regalos

Oefening 4: Las conjunciones: "Ni... Ni...", "Así Como"

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: De voegwoorden: "Ni... Ni...", "Así Como"

Toon vertaling Toon antwoorden

ni, regalo ni, así como, Ni sabía, Ni me gustan, Ni

1.
Gustar: ... las rosas ... las margaritas.
(Ik houd noch van rozen noch van margrieten.)
2.
Busco un regalo original ... bonito.
(Ik zoek een origineel evenals mooi cadeau.)
3.
Saber: ... el precio ... pregunté al dependiente.
(Ik wist noch de prijs noch vroeg ik het aan de verkoper.)
4.
La floristería tiene muchas flores bonitas, ... el ramo de flores que compré.
(De bloemenwinkel heeft veel mooie bloemen, evenals het bloemenboeket dat ik heb gekocht.)
5.
Ellos regalan margaritas ... tulipanes.
(Zij geven madeliefjes evenals tulpen.)
6.
... la floristería ... la tienda de regalos tienen flores frescas hoy.
(Noch de bloemist noch de cadeauwinkel heeft vandaag verse bloemen.)
7.
Vendieron tulipanes ... margaritas en oferta.
(Ze verkochten tulpen evenals margrieten in de aanbieding.)
8.
Regalar: No ... flores ... bombones
(Ik geef geen bloemen of bonbons cadeau)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A2.35.1 Gramática

Las conjunciones: "Ni... Ni...", "Así Como"

De voegwoorden: "Ni... Ni...", "Así Como"


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Gustar bevallen

Pretérito indefinido

Spaans Nederlands
(yo) gusté ik beviel
(tú) gustaste jij beviel
(él/ella) gustó hij/zij beviel
(nosotros/nosotras) gustamos wij bevielen
(vosotros/vosotras) gustasteis jullie bevielen
(ellos/ellas) gustaron zij hielden

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Dar geven

Pretérito indefinido

Spaans Nederlands
(yo) di ik gaf
(tú) diste jij gaf
(él/ella) dio hij/zij gaf
(nosotros/nosotras) dimos wij gaven
(vosotros/vosotras) disteis jullie gaven
(ellos/ellas) dieron zij gaven

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Devolver terugbrengen

Presente

Spaans Nederlands
(yo) devuelvo ik breng terug
(tú) devuelves jij brengt terug
(él/ella) devuelve hij/zij brengt terug
(nosotros/nosotras) devolvemos wij brengen terug
(vosotros/vosotras) devolvéis jullie brengen terug
(ellos/ellas) devuelven zij brengen terug

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Spaans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏