A1.9: Dagen van de week en dagdelen

Días de la semana y partes del día

Luister- en leesmateriaal

Oefen woordenschat in context met echte materialen.

A1.9.1 Lectura

El diario de Ana

Het dagboek van Ana


Woordenschat (21)

 El lunes: De maandag (Spaans)

El lunes

Show

De maandag Show

 El martes: Dinsdag (Spaans)

El martes

Show

Dinsdag Show

 El miércoles: Woensdag (Spaans)

El miércoles

Show

Woensdag Show

 El jueves: Donderdag (Spaans)

El jueves

Show

Donderdag Show

 El viernes: De vrijdag (Spaans)

El viernes

Show

De vrijdag Show

 El sábado: De zaterdag (Spaans)

El sábado

Show

De zaterdag Show

 El domingo: Zondag (Spaans)

El domingo

Show

Zondag Show

 El amanecer: De zonsopgang (Spaans)

El amanecer

Show

De zonsopgang Show

 El atardecer: De zonsondergang (Spaans)

El atardecer

Show

De zonsondergang Show

 La mañana: De ochtend (Spaans)

La mañana

Show

De ochtend Show

 La tarde: De middag (Spaans)

La tarde

Show

De middag Show

 La noche: De nacht (Spaans)

La noche

Show

De nacht Show

 Organizar (organiseren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Organizar

Show

Organiseren Show

 Ayer: Gisteren (Spaans)

Ayer

Show

Gisteren Show

 Hoy: Vandaag (Spaans)

Hoy

Show

Vandaag Show

 Mañana: morgen (Spaans)

Mañana

Show

Morgen Show

 El mediodía: De middag (Spaans)

El mediodía

Show

De middag Show

 La medianoche: De middernacht (Spaans)

La medianoche

Show

De middernacht Show

 La madrugada: De vroege ochtend (Spaans)

La madrugada

Show

De vroege ochtend Show

 Quedar (afspreken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Quedar

Show

Afspreken Show

 Ver (zien) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Ver

Show

Zien Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Gespreksoefening

Instructie:

  1. Nombra el día y la hora. (Noem de dag en het tijdstip.)
  2. Describe la actividad de cada persona. (Beschrijf de activiteit van elke persoon.)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Es miércoles por la mañana.

Het is woensdagochtend.

Es sábado por la noche.

Het is zaterdagavond.

Es martes por la tarde.

Het is dinsdagmiddag.

El jueves María estudia por la mañana.

Op donderdag studeert Maria 's ochtends.

El sábado por la tarde prepara un pastel.

Op zaterdag maakt hij 's middags een taart.

El viernes los amigos celebran por la noche.

Op vrijdag vieren de vrienden 's avonds.

...

Oefening 2: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 3: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

El lunes


De maandag

2

Hoy


Vandaag

3

La mañana


De ochtend

4

La tarde


De middag

5

El jueves


Donderdag

Oefening 4: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling
1.
el viernes | organizar la | por la | fiesta? | tarde para | ¿Quieres quedar
¿Quieres quedar el viernes por la tarde para organizar la fiesta?
(Wil je vrijdagmiddag afspreken om het feest te organiseren?)
2.
y descanso | viernes por | la mañana | los sábados. | Trabajo de | lunes a
Trabajo de lunes a viernes por la mañana y descanso los sábados.
(Ik werk van maandag tot vrijdag in de ochtend en heb op zaterdag vrij.)
3.
noche veo | El domingo | con mi | una película | familia. | por la
El domingo por la noche veo una película con mi familia.
(Op zondagavond kijk ik een film met mijn familie.)
4.
correr. | salir a | me gusta | Al amanecer,
Al amanecer, me gusta salir a correr.
(Bij zonsopgang ga ik graag hardlopen.)
5.
hora quedamos | el partido? | el miércoles | para ver | ¿A qué
¿A qué hora quedamos el miércoles para ver el partido?
(Hoe laat spreken we woensdag af om naar de wedstrijd te kijken?)
6.
noche estudio | luego descanso. | español y | Por la
Por la noche estudio español y luego descanso.
('s Nachts studeer ik Spaans en daarna rust ik uit.)

Oefening 5: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Quedamos por la tarde para tomar un café (We spreken af in de namiddag om een koffie te drinken)
El domingo por la mañana me gusta pasear por el parque (zondagochtend wandel ik graag in het park)
Veo la televisión a medianoche (Ik kijk om middernacht televisie)
Organizo mis fiestas al atardecer (Ik organiseer mijn feesten bij zonsondergang)

Oefening 6: Clusteren van woorden

Instructie: Sleep elk woord naar de categorie die aangeeft of het een dag van de week is of een deel van de dag.

Días de la semana

Partes del día

Oefening 7: Preposiciones: indicar momentos del día

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: Voorzetsels: aangeven van momenten van de dag

Toon vertaling Toon antwoorden

por, En, del, de, Por, a

1.
Son las dos ... la tarde.
(Het is twee uur 's middags.)
2.
El viernes ... la tarde hay una comida familiar.
(Vrijdagmiddag is er een familiediner.)
3.
Trabajo ... la mañana.
(Ik werk 's ochtends.)
4.
Hoy a las diez ... la noche voy a Portugal.
(Vandaag om tien uur 's avonds ga ik naar Portugal.)
5.
Hoy ... la medianoche celebro mi cumpleaños.
(Vandaag om middernacht vier ik mijn verjaardag.)
6.
Mañana a las cinco ... mediodía vamos a una fiesta.
(Morgen om vijf uur 's middags gaan we naar een feestje.)
7.
... la mañana del lunes organizo mi semana.
(Op maandagochtend organiseer ik mijn week.)
8.
... la tarde visito a mi abuela.
(In de namiddag bezoek ik mijn grootmoeder.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A1.9.3 Gramática

Preposiciones: indicar momentos del día

Voorzetsels: aangeven van momenten van de dag


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Ver zien

Presente

Spaans Nederlands
(yo) veo ik zie
(tú) ves jij ziet
(él/ella) ve hij/zij ziet
(nosotros/nosotras) vemos wij zien
(vosotros/vosotras) veis jullie zien
(ellos/ellas) ven zij zien

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Quedar afspreken

Presente

Spaans Nederlands
(yo) quedo ik spreek af
(tú) quedas jij spreekt af
(él/ella) queda hij/zij spreekt af
(nosotros/nosotras) quedamos wij spreken af
(vosotros/vosotras) quedáis jullie spreken af
(ellos/ellas) quedan zij spreken af

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Spaans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏