Estirar (uitrekken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van estirar (uitrekken) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Estirar (uitrekken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A2

Module 4: Estilo de vida (Levensstijl)

Les 31: Ejercicio y estilo de vida (Oefening en levensstijl)

Basiswerkwoordsvormen

Infinitivo (Infinitief) Gerundio (Deelwoord) Participio (Deelwoord)
Estirar (uitrekken) Estirando (aan het strekken) Estirado (Gestrekt)

Estirar (uitrekken): Werkwoordvervoegingstabellen

Indicativo (Aantonende wijs) Subjuntivo (Aanvoegende wijs)

Presente 

Spaans Nederlands
yo estiro ik rek uit
tú estiras jij rekt uit
él/ella estira hij/zij rekt uit
nosotros/nosotras estiramos wij rekken uit
vosotros/vosotras estiráis jullie rekken uit
ellos/ellas estiran zij strekken uit

Pretérito perfecto 

Spaans Nederlands
yo he estirado ik heb uitgerekt
tú has estirado jij hebt uitgerekt
él/ella ha estirado hij/zij heeft uitgerekt
nosotros/nosotras hemos estirado wij hebben uitgerekt
vosotros/vosotras habéis estirado jullie hebben uitgerekt
ellos/ellas han estirado zij hebben uitgerekt

Subjuntivo presente 

Spaans Nederlands
yo estire ik rek uit
tú estires jij stretcht
él/ella estire hij/zij strekt uit
nosotros/nosotras estiremos wij strekken
vosotros/vosotras estiréis jullie trekken uit
ellos/ellas estiren zij rekken uit

Subjuntivo pretérito perfecto 

Spaans Nederlands
yo haya estirado ik heb uitgerekt
tú hayas estirado jij hebt uitgetrokken
él/ella haya estirado hij/zij heeft uitgerekt
nosotros/nosotras hayamos estirado wij hebben uitgerekt
vosotros/vosotras hayáis estirado jullie hebben uitgerekt
ellos/ellas hayan estirado zij hebben uitgerekt

Pretérito imperfecto 

Spaans Nederlands
yo estiraba ik strekte uit
tú estirabas jij trok uit
él/ella estiraba hij/zij rekte uit
nosotros/nosotras estirábamos wij rekten uit
vosotros/vosotras estirabais jullie rekten uit
ellos/ellas estiraban zij rekten uit

Pretérito pluscuamperfecto 

Spaans Nederlands
yo había estirado ik had uitgerekt
tú habías estirado jij had uitgerekt
él/ella había estirado hij/zij had uitgerekt
nosotros/nosotras habíamos estirado wij hadden uitgerekt
vosotros/vosotras habíais estirado jullie hadden uitgerekt
ellos/ellas habían estirado zij hadden uitgerekt

Subjuntivo pretérito imperfecto 

Spaans Nederlands
yo estirara/estirase ik zou uitrekken
tú estiraras/estirases jij zou uitrekken
él/ella estirara/estirase hij zou uitrekken
nosotros/nosotras estiráramos/estirásemos wij zouden uitrekken
vosotros/vosotras estirarais/estiraseis jullie zouden uitrekken
ellos/ellas estiraran/estirasen zij zouden uitrekken

Subjuntivo pluscuamperfecto 

Spaans Nederlands
yo hubiera/hubiese estirado ik zou hebben uitgerekt
tú hubieras/hubieses estirado jij zou hebben uitgerekt
él/ella hubiera/hubiese estirado hij/zij zou hebben uitgerekt
nosotros/nosotras hubiéramos/hubiésemos estirado wij zouden hebben uitgerekt
vosotros/vosotras hubierais/hubieseis estirado jullie zouden hebben uitgetrokken
ellos/ellas hubieran/hubiesen estirado zij zouden hebben uitgerekt

Pretérito indefinido 

Spaans Nederlands
yo estiré ik rekte uit
tú estiraste jij rekte uit
él/ella estiró hij/zij strekte uit
nosotros/nosotras estiramos wij rekten uit
vosotros/vosotras estirasteis jullie strekten uit
ellos/ellas estiraron zij rekten uit

Pretérito anterior 

Spaans Nederlands
yo hube estirado ik had uitgerekt
tú hubiste estirado jij had uitgerekt
él/ella hubo estirado hij/zij had uitgerekt
nosotros/nosotras hubimos estirado wij hadden uitgerekt
vosotros/vosotras hubisteis estirado jullie hadden uitgerekt
ellos/ellas hubieron estirado zij hadden uitgerekt

Subjuntivo futuro simple 

Spaans Nederlands
yo estirare ik zal uitrekken
tú estirares jij zou uitrekken
él/ella estirare hij/zij zal uitrekken
nosotros/nosotras estiraremos wij zullen uitrekken
vosotros/vosotras estirareis jullie zullen uitrekken
ellos/ellas estiraren zij zouden uitrekken

Subjuntivo futuro perfecto 

Spaans Nederlands
yo hubiere estirado ik zou hebben uitgerekt
tú hubieres estirado jij zou hebben uitgerekt
él/ella hubiere estirado hij/zij zou hebben uitgerekt
nosotros/nosotras hubiéremos estirado wij zouden hebben uitgerekt
vosotros/vosotras hubiereis estirado jullie zullen uitgetrokken hebben
ellos/ellas hubieren estirado zij zouden hebben uitgerekt

Futuro simple 

Spaans Nederlands
yo estiraré ik zal uitrekken
tú estirarás jij zal uitrekken
él/ella estirará hij/zij zal uitrekken
nosotros/nosotras estiraremos wij zullen uitrekken
vosotros/vosotras estiraréis jullie zullen uitrekken
ellos/ellas estirarán zij zullen uitrekken

Futuro perfecto 

Spaans Nederlands
yo habré estirado ik zal hebben uitgerekt
tú habrás estirado jij zult hebben uitgerekt
él/ella habrá estirado hij/zij zal hebben uitgerekt
nosotros/nosotras habremos estirado wij zullen hebben uitgerekt
vosotros/vosotras habréis estirado jullie zullen hebben uitgerekt
ellos/ellas habrán estirado zij zullen hebben uitgetrokken
Imperativo (Imperatief)

Imperativo 

Spaans Nederlands
Estírese! jij rekt uit
Estírate! Rek je uit!
Estírese! jij rekt uit
Estirémonos! Laten we ons uitrekken!
Estiraos! Ze rekken zich uit!

Imperativo negativo 

Spaans Nederlands
¡No estires! jij rekt niet uit
¡No estire! hij/zij moet niet uitrekken
¡No estiremos! Laten we niet uitrekken
¡No estiréis! jullie niet uitrekken
¡No estiren! jullie/zij moeten niet uitrekken

Condicional simple 

Spaans Nederlands
yo estiraría ik zou uitrekken
tú estirarías jij zou uitrekken
él/ella estiraría hij/zij zou uitrekken
nosotros/nosotras estiraríamos wij zouden uitrekken
vosotros/vosotras estiraríais jullie zouden uitrekken
ellos/ellas estirarían zij zouden uitrekken

Condicional perfecto 

Spaans Nederlands
yo habría estirado ik zou hebben uitgerekt
tú habrías estirado jij zou hebben uitgerekt
él/ella habría estirado hij/zij zou hebben uitgerekt
nosotros/nosotras habríamos estirado wij zouden hebben uitgerekt
vosotros/vosotras habríais estirado jullie zouden hebben uitgerekt
ellos/ellas habrían estirado zij zouden hebben uitgerekt

Tegenwoordige en toekomstige tijden: A1

Oefening: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. Hij stretcht na de training.
Él estira después del entrenamiento.
2. Wij zullen het bed van de bungalow uitrekken.
Nosotros/nosotras estiraremos la cama del bungaló.
3. Je rekt je uit voordat je gewichten tilt.
Tú estiras antes de levantar pesas.
4. Zij zullen hun benen langzaam uitrekken voordat ze gaan rennen.
Ellos/ellas estirarán las piernas despacio antes de correr.
5. Jullie strekken in de yogales.
Vosotras estiráis en la clase de yoga.

Basis verleden tijd (A2/B1)

Oefening: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. Wij rekten de romp uit voordat we gingen fietsen.
Nosotros estirábamos el torso antes de montar en bici.
2. Zij hebben het tafelkleed in de eetkamer voor het ontbijt uitgerekt.
Ellos han estirado el mantel en el comedor para el desayuno.
3. Jij strekte je benen voordat je de koffer inpakte.
Tú estirabas las piernas antes de hacer la maleta.
4. Zij heeft haar nek uitgerekt om het beeldhouwwerk beter te zien.
María ha estirado el cuello para ver mejor la escultura.
5. Wij strekten de benen na de wandeling uit.
Nosotros estiramos las piernas al final de la caminata.

Basis subjunctief oefeningen: B1

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies het juiste werkwoord en de juiste tijd.

Toon vertaling Toon antwoorden

estire, estiréis, estiren, estiremos

1.
Ojalá que vosotros ... la conversación un poco más.
(Hopelijk rekken jullie het gesprek een beetje uit.)
2.
Espero que él ... el pino cuidadosamente.
(Ik hoop dat hij de boom zorgvuldig uitrekt.)
3.
Tal vez ellos ... la cuerda al final del día.
(Misschien rekken zij het touw aan het einde van de dag uit.)
4.
Quiero que yo ... los brazos todos los días.
(Ik wil dat ik elke dag mijn armen uitrek.)
5.
Es importante que nosotros ... despacio antes de hacer ejercicio.
(Het is belangrijk dat wij langzaam uitrekken voordat we gaan sporten.)

Gevorderde oefeningen: C1/C2

Oefening: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. Zij hadden de activiteit in het gesprek uitgerekt.
Ellos hubieron estirado la actividad en la conversación.
2. Hij/zij zou zich ongetwijfeld in de sportschool hebben gestrekt.
Él/ella habría estirado en el gimnasio, sin duda.
3. Hij heeft zich mogelijk voor de spiegel uitgerekt.
Es posible que haya estirado frente al espejo.
4. Jullie zouden op het tapijt van de vergaderzaal hebben gestrekt.
Vosotros/vosotras habríais estirado sobre la alfombra de la sala de reuniones.
5. Ik hoop dat jullie de rug uitgerekt hebben nadat jullie in de tuin gewerkt hebben.
Espero que hayáis estirado la espalda después de trabajar en el jardín.