A2.16: Naar een concert gaan

Ir a un concierto

Luister- en leesmateriaal

Oefen woordenschat in context met echte materialen.

A2.16.1 Lectura

Comprar entradas para BIenal de Flamenco en Sevilla

Tickets kopen voor de Biennale van Flamenco in Sevilla


Woordenschat (19)

 La canción: Het lied (Spaans)

La canción

Show

Het lied Show

 El músico: de muzikant (Spaans)

El músico

Show

De muzikant Show

 Moderna: modern (Spaans)

Moderna

Show

Modern Show

 La guitarra: de gitaar (Spaans)

La guitarra

Show

De gitaar Show

 El piano: De piano (Spaans)

El piano

Show

De piano Show

 El violín: De viool (Spaans)

El violín

Show

De viool Show

 El rock: de rock (Spaans)

El rock

Show

De rock Show

 El pop: de popmuziek (Spaans)

El pop

Show

De popmuziek Show

 El jazz: jazz (Spaans)

El jazz

Show

Jazz Show

 El tango: De tango (Spaans)

El tango

Show

De tango Show

 La salsa: de salsa (Spaans)

La salsa

Show

De salsa Show

 El musical: De musical (Spaans)

El musical

Show

De musical Show

 Clásica: klassiek (Spaans)

Clásica

Show

Klassiek Show

 Tocar (spelen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Tocar

Show

Spelen Show

 La ópera: de opera (Spaans)

La ópera

Show

De opera Show

 El flamenco: De flamenco (Spaans)

El flamenco

Show

De flamenco Show

 La arena: De arena (Spaans)

La arena

Show

De arena Show

 La sala de conciertos: de concertzaal (Spaans)

La sala de conciertos

Show

De concertzaal Show

 El auditorio: De zaal (Spaans)

El auditorio

Show

De zaal Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Tocar


Spelen

2

Moderna


Modern

3

El tango


De tango

4

El musical


De musical

5

El flamenco


De flamenco

Ejercicio 2: Ejercicio de conversación

Instrucción:

  1. ¿Cuándo fue la última vez que fuiste a un concierto? ¿De qué concierto se trató? ¿Cuándo irás otra vez? (Wanneer ben je voor het laatst naar een concert geweest? Welk concert was dat? Wanneer ga je weer?)
  2. ¿Te gusta bailar? ¿Qué tipo de baile te gusta más? (Hou je van dansen? Welke soort dans vind je het leukst?)
  3. ¿Tocas algún instrumento? Si es así, ¿cuál y cuándo comenzaste? (Speel je een instrument? Zo ja, welk instrument en wanneer ben je begonnen?)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

El año pasado fui a mi último concierto. Fue un concierto de pop de Ed Sheeran en Londres. Iré a un concierto de PINK en dos meses.

Naar mijn laatste concert ging ik vorig jaar. Het was een popconcert van Ed Sheeran in Londen. Over twee maanden ga ik naar een concert van PINK.

Nunca he ido a un concierto, pero iré a uno pronto para ver a Lady Gaga.

Ik ben nog nooit naar een concert geweest, maar ik ga binnenkort naar een concert om Lady Gaga te zien.

No bailo.

Ik dans niet.

Me gusta bailar el tango. Llevo haciéndolo 2 años.

Ik houd van de tango dansen. Dat doe ik al 2 jaar.

Empecé a tocar el violín a los 5 años.

Ik begon met viool spelen toen ik 5 jaar oud was.

En mi familia nadie toca un instrumento pero todos practican algún deporte.

In mijn familie bespeelt niemand een instrument, maar iedereen doet aan een soort sport.

...

Oefening 3: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 4: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Mañana yo _____ al auditorio para escuchar un concierto de jazz.

(Morgen _____ ik naar de aula om naar een jazzconcert te luisteren.)

2. Tú _____ la guitarra en el musical del próximo sábado.

(Jij _____ gitaar in de musical van volgende zaterdag.)

3. Nosotros _____ la ópera y luego iremos a la sala de conciertos para el rock.

(Wij _____ de opera en daarna gaan we naar de concertzaal voor rock.)

4. Ellos _____ las canciones clásicas y modernas durante el festival.

(Zij _____ tijdens het festival klassieke en moderne liedjes.)

Oefening 5: Naar een concert gaan

Instructie:

El próximo sábado, yo (Ver - FUTURO SIMPLE) el concierto de jazz en la sala de conciertos cerca de mi casa. Mis amigos y yo (Bailar - FUTURO SIMPLE) al ritmo de la música moderna y el flamenco. También, tú (Escuchar - FUTURO SIMPLE) a un músico que toca muy bien el violín y la guitarra. Después del concierto, nosotros (Ver - FUTURO SIMPLE) un musical que está en el auditorio. Seguro que todos nosotros (Bailar - FUTURO SIMPLE) mucho y disfrutaremos de una noche fantástica.


Aanstaande zaterdag zal ik het jazzconcert bijwonen in de concertzaal vlakbij mijn huis. Mijn vrienden en ik zullen dansen op het ritme van moderne muziek en flamenco. Ook jij zult luisteren naar een muzikant die erg goed viool en gitaar speelt. Na het concert zullen wij een musical zien die in het auditorium wordt opgevoerd. Zeker zullen wij allemaal veel dansen en genieten van een fantastische avond.

Werkwoordschema's

Ver - Zien

FUTURO SIMPLE

  • Yo veré
  • Tú verás
  • Él/Ella verá
  • Nosotros/Nosotras veremos
  • Vosotros/Vosotras veréis
  • Ellos/Ellas verán

Bailar - Dansen

FUTURO SIMPLE

  • Yo bailaré
  • Tú bailarás
  • Él/Ella bailará
  • Nosotros/Nosotras bailaremos
  • Vosotros/Vosotras bailaréis
  • Ellos/Ellas bailarán

Escuchar - Luisteren

FUTURO SIMPLE

  • Yo escucharé
  • Tú escucharás
  • Él/Ella escuchará
  • Nosotros/Nosotras escucharemos
  • Vosotros/Vosotras escucharéis
  • Ellos/Ellas escucharán

Oefening 6: El futuro simple: Los verbos regulares

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: El futuro simple: de regelmatige werkwoorden

Toon vertaling Toon antwoorden

Bailarás, escuchará, veremos, escucharán, bailaréis, tocarán, verá, veré

1.
Yo ... el concierto de flamenco este sábado.
(Ik zal dit zaterdag naar het flamencoconcert kijken.)
2.
¿Tú ... salsa en el festival mañana?
(Zul je morgen salsa dansen op het festival?)
3.
Ella ... la canción moderna esta noche.
(Zij zal vanavond het moderne lied luisteren.)
4.
Nosotros ... una ópera clásica la próxima semana.
(Wij zullen volgende week een klassieke opera zien.)
5.
¿Vosotros ... tango en el musical?
(Zullen jullie tango dansen in de musical?)
6.
Los músicos ... la guitarra en el festival.
(De muzikanten zullen gitaar spelen op het festival.)
7.
Mis amigos ... rock en el concierto.
(Mijn vrienden zullen naar rock luisteren op het concert.)
8.
María ... una exposición de instrumentos musicales.
(María zal een tentoonstelling van muziekinstrumenten zien.)

Oefening 7: El futuro simple: Los verbos irregulares

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: De futuro simple: de onregelmatige werkwoorden

Toon vertaling Toon antwoorden

haré, pondrá, dirá, saldré, vendrán, hará, tendremos, sabrán

1.
Yo ... una reserva para el concierto de rock mañana.
(Ik zal een reservering maken voor het rockconcert morgen.)
2.
Nosotros ... que reservar entradas para el festival.
(Wij zullen kaartjes voor het festival moeten reserveren.)
3.
¿Cuándo ... tus amigos al musical clásico?
(Wanneer zullen je vrienden naar de klassieke musical komen?)
4.
El músico ... unas palabras antes del concierto.
(De muzikant zal voor het concert enkele woorden zeggen.)
5.
Yo ... temprano para comprar las entradas del flamenco.
(Ik zal vroeg vertrekken om de flamenco-kaartjes te kopen.)
6.
Mi amiga ... música moderna en la fiesta esta noche.
(Mijn vriendin zal vanavond moderne muziek op het feest zetten.)
7.
¿Quién ... la compra de las entradas para la ópera?
(Wie zal de kaartjes voor de opera kopen?)
8.
Mis padres ... la dirección del teatro musical.
(Mijn ouders zullen het adres van het musicaltheater weten.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A2.16.2 Gramática

El futuro simple: Los verbos regulares

El futuro simple: de regelmatige werkwoorden


A2.16.3 Gramática

El futuro simple: Los verbos irregulares

De futuro simple: de onregelmatige werkwoorden


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Ver zien

Futuro simple

Spaans Nederlands
(yo) veré ik zal zien
(tú) verás jij zult zien
(él/ella) verá hij/zou zien
(nosotros/nosotras) veremos wij zullen zien
(vosotros/vosotras) veréis jullie zullen zien
(ellos/ellas) verán zij zullen zien

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Bailar dansen

Futuro simple

Spaans Nederlands
(yo) bailaré ik zal dansen
(tú) bailarás jij zult dansen
(él/ella) bailará hij/zij zal dansen
(nosotros/nosotras) bailaremos wij zullen dansen
(vosotros/vosotras) bailaréis jullie zullen dansen
(ellos/ellas) bailarán zij zullen dansen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Escuchar luisteren

Futuro simple

Spaans Nederlands
(yo) escucharé ik zal luisteren
(tú) escucharás jij zult luisteren
(él/ella) escuchará hij/zij zal luisteren
(nosotros/nosotras) escucharemos wij zullen luisteren
(vosotros/vosotras) escucharéis jullie zullen luisteren
(ellos/ellas) escucharán zij zullen luisteren

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Spaans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏