A1.38: Dagelijkse diensten

Servicios cotidianos

Luister- en leesmateriaal

Oefen woordenschat in context met echte materialen.

Woordenschat (21)

 El hospital: het ziekenhuis (Spaans)

El hospital

Show

Het ziekenhuis Show

 Las urgencias: de spoedeisende hulp (Spaans)

Las urgencias

Show

De spoedeisende hulp Show

 La farmacia: de apotheek (Spaans)

La farmacia

Show

De apotheek Show

 La escuela: de school (Spaans)

La escuela

Show

De school Show

 La oficina de correos: het postkantoor (Spaans)

La oficina de correos

Show

Het postkantoor Show

 La gasolinera: het tankstation (Spaans)

La gasolinera

Show

Het tankstation Show

 La comisaría: het politiebureau (Spaans)

La comisaría

Show

Het politiebureau Show

 La peluquería: De kapper (Spaans)

La peluquería

Show

De kapper Show

 La biblioteca: de bibliotheek (Spaans)

La biblioteca

Show

De bibliotheek Show

 La oficina: Het kantoor (Spaans)

La oficina

Show

Het kantoor Show

 La universidad: de universiteit (Spaans)

La universidad

Show

De universiteit Show

 La panadería: de bakkerij (Spaans)

La panadería

Show

De bakkerij Show

 El gimnasio: de sportschool (Spaans)

El gimnasio

Show

De sportschool Show

 La cafetería: het café (Spaans)

La cafetería

Show

Het café Show

 Usar (gebruiken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Usar

Show

Gebruiken Show

 Pasar (passeren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Pasar

Show

Passeren Show

 El banco: de bank (Spaans)

El banco

Show

De bank Show

 Pronto: Klaar (Spaans)

Pronto

Show

Klaar Show

 Tarde: laat (Spaans)

Tarde

Show

Laat Show

 El ordenador: de computer (Spaans)

El ordenador

Show

De computer Show

 Internet: internet (Spaans)

Internet

Show

Internet Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Gespreksoefening

Instructie:

  1. ¿Qué hizo Eva hoy? ¿Por dónde pasó? (Wat heeft Eva vandaag gedaan? Waar is ze langsgekomen?)
  2. ¿Dónde has estado hoy? (Waar ben je vandaag geweest?)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Eva ha ido al gimnasio esta mañana.

Eva is vanmorgen naar de sportschool gegaan.

Después ella ha pasado por la panadería para comprar algo de comida.

Daarna is ze langs de bakker gegaan om wat eten te kopen.

Ha pasado por el banco por la tarde.

Ze is langs de bank gelopen in de avond.

Hoy he ido al hospital porque trabajo allí como médico.

Ik ben vandaag naar het ziekenhuis gegaan omdat ik daar als arts werk.

He estado en el colegio esta mañana por mis hijos.

Ik ben vanmorgen naar de school geweest vanwege mijn kinderen.

He ido a la universidad y a la biblioteca hoy.

Ik ben vandaag naar de universiteit en de bibliotheek geweest.

...

Oefening 2: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 3: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

La cafetería


Het café

2

Las urgencias


De spoedeisende hulp

3

Pasar


Passeren

4

La gasolinera


Het tankstation

5

El hospital


Het ziekenhuis

Oefening 4: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling
1.
mapa? | ¿Dónde está | en este | la biblioteca
¿Dónde está la biblioteca en este mapa?
(Waar is de bibliotheek op deze kaart?)
2.
ahora. | y está abierta | a la derecha | de la comisaría | La farmacia está
La farmacia está a la derecha de la comisaría y está abierta ahora.
(De apotheek is rechts van het politiebureau en is nu open.)
3.
por la | el gimnasio | ¿A qué | mañana? | hora abre
¿A qué hora abre el gimnasio por la mañana?
(Hoe laat gaat de sportschool 's ochtends open?)
4.
por mucha | de correos | gente hoy. | La oficina | está usada
La oficina de correos está usada por mucha gente hoy.
(Het postkantoor wordt vandaag door veel mensen gebruikt.)
5.
está alquilado | empresa privada. | a una | El hospital
El hospital está alquilado a una empresa privada.
(Het ziekenhuis is verhuurd aan een particulier bedrijf.)
6.
las veinticuatro | están abiertas | horas. | Las urgencias
Las urgencias están abiertas las veinticuatro horas.
(De spoedeisende hulp is vierentwintig uur per dag geopend.)

Oefening 5: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

El banco está al lado de la gasolinera. (De bank is naast het tankstation.)
¿A qué hora abre la peluquería hoy? (Hoe laat gaat de kapsalon vandaag open?)
La oficina de correos la usan muchas personas. (Veel mensen gebruiken het postkantoor.)
La biblioteca está a la derecha de la cafetería. (De bibliotheek is rechts van het café.)

Oefening 6: Clusteren van woorden

Instructie: Sleep elk woord naar de juiste categorie op basis van het soort plaats of dienst, om nuttige woordenschat te leren over dagelijkse diensten in de stad.

Lugares públicos y servicios esenciales

Establecimientos y servicios comerciales

Oefening 7: "Estar" + participio

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: "Estar" + participio

Toon vertaling Toon antwoorden

preparadas, preparado, cerradas, abierta, vendido, organizada, cerrada, alquilada

1. Cerrar:
Las escuelas están ....
(De scholen zijn gesloten.)
2. Organizar:
La oficina de correos es ....
(Het postkantoor is georganiseerd.)
3. Vender:
El coche ... pasa por la gasolinera.
(De verkochte auto gaat naar het tankstation.)
4. Preparar:
El hospital está ... para emergencias.
(Het ziekenhuis is voorbereid op noodgevallen.)
5. Preparar:
Las bibliotecas están ... para el nuevo semestre.
(De bibliotheken zijn klaar voor het nieuwe semester.)
6. Alquilar:
La oficina es ....
(Het kantoor is gehuurd.)
7. Abrir:
La farmacia está ... hoy.
(De apotheek is vandaag open.)
8. Cerrar:
La gasolinera está ... por la noche.
(Het tankstation is 's nachts gesloten.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Abrir openen

Pretérito perfecto

Spaans Nederlands
(yo) he abierto ik heb geopend
(tú) has abierto jij hebt geopend
(él/ella) ha abierto hij/zij heeft geopend
(nosotros/nosotras) hemos abierto wij hebben geopend
(vosotros/vosotras) habéis abierto jullie hebben geopend
(ellos/ellas) han abierto zij hebben geopend

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Comprar kopen

Pretérito perfecto

Spaans Nederlands
(yo) he comprado ik heb gekocht
(tú) has comprado jij hebt gekocht
(él/ella) ha comprado hij/zij heeft gekocht
(nosotros/nosotras) hemos comprado wij hebben gekocht
(vosotros/vosotras) habéis comprado jullie hebben gekocht
(ellos/ellas) han comprado zij hebben gekocht

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Usar gebruiken

Presente

Spaans Nederlands
(yo) uso ik gebruik
(tú) usas jij gebruikt
(él/ella) usa hij/zij gebruikt
(nosotros/nosotras) usamos wij gebruiken
(vosotros/vosotras) usáis jullie gebruiken
(ellos/ellas) usan zij gebruiken

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Pasar passeren

Presente

Spaans Nederlands
(yo) paso ik passeer
(tú) pasas jij passeert
(él/ella) pasa hij/zij passeert
(nosotros/nosotras) pasamos wij passeren
(vosotros/vosotras) pasáis jullie passeren
(ellos/ellas) pasan zij passeren

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Spaans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏