A1.1: Groeten en afscheid

Saludos y Despedidas

Luister- en leesmateriaal

Oefen woordenschat in context met echte materialen.

Woordenschat (14)

 Despedirse (zich afscheid nemen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Despedirse

Show

Zich afscheid nemen Show

 Ser (zijn) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Ser

Show

Zijn Show

 Hola: hallo (Spaans)

Hola

Show

Hallo Show

 Buenos días: goedemorgen (Spaans)

Buenos días

Show

Goedemorgen Show

 Buenas tardes: goedemiddag (Spaans)

Buenas tardes

Show

Goedemiddag Show

 Buenas noches: goedenavond (Spaans)

Buenas noches

Show

Goedenavond Show

 ¿Cómo estás?: Hoe gaat het met je? (Spaans)

¿Cómo estás?

Show

Hoe gaat het met je? Show

 ¿Qué tal?: Hoe gaat het? (Spaans)

¿Qué tal?

Show

Hoe gaat het? Show

 Encantado: Aangenaam (Spaans)

Encantado

Show

Aangenaam Show

 Adiós: Vaarwel (Spaans)

Adiós

Show

Vaarwel Show

 Hasta luego: Tot ziens (Spaans)

Hasta luego

Show

Tot ziens Show

 Nos vemos: Tot ziens (Spaans)

Nos vemos

Show

Tot ziens Show

 Estar (zijn) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Estar

Show

Zijn Show

 Gracias: Dank je (Spaans)

Gracias

Show

Dank je Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden
1.
¿Cómo | estás? | ¡Hola!
¡Hola! ¿Cómo estás?
(Hallo! Hoe gaat het met je?)
2.
Pedro. | días, | Buenos | soy
Buenos días, soy Pedro.
(Goedemorgen, ik ben Pedro.)
3.
conocerte. | de | Encantada
Encantada de conocerte.
(Leuk je te ontmoeten.)
4.
por | favor? | ¿Puedes | repetir,
¿Puedes repetir, por favor?
(Kun je dat alsjeblieft herhalen?)
5.
en | clase. | luego! | Nos | vemos | ¡Hasta
¡Hasta luego! Nos vemos en clase.
(Tot ziens! We zien elkaar in de les.)
6.
y | pronto, | ¡adiós! | hasta | Gracias
Gracias y hasta pronto, ¡adiós!
(Bedankt en tot snel, doei!)

Oefening 2: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Hola, ¿cómo estás? Muy bien, gracias. (Hallo, hoe gaat het? Heel goed, dank je.)
Encantado de conocerte, un placer. (Aangenaam je te ontmoeten, een genoegen.)
Nos vemos mañana, ¡hasta luego! (Tot morgen, tot ziens!)
¿Quieres saludarnos? Damos la mano. (Wil je ons begroeten? We geven een hand.)

Oefening 3: Clusteren van woorden

Instructie: Classificeer deze woorden op basis van of ze worden gebruikt om te groeten of om afscheid te nemen in een gesprek.

Saludos

Despedidas

Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Hasta luego


Tot ziens

2

Buenos días


Goedemorgen

3

Despedirse


Zich afscheid nemen

4

Encantado


Aangenaam

5

Buenas tardes


Goedemiddag

Ejercicio 5: Ejercicio de conversación

Instrucción:

  1. Usa el saludo correcto en cada situación y comienza una pequeña charla. (Gebruik de juiste begroeting in elke situatie en begin een praatje.)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

¡Buenos días!

Goedemorgen!

¡Buenas tardes!

Goedemiddag!

¡Buenas noches!

Goedenavond!

¿Cómo estás?

Hoe gaat het met je?

Bien. ¿Y tú?

Prima. En met jou?

¡Hasta luego!

Tot ziens!

Perdona, ¿puedes repetir, por favor?

Sorry, kun je het herhalen alsjeblieft?

No entiendo.

Ik begrijp het niet.

¿Podrías deletrearlo?

Kunt u dat spellen?

Encantado de conocerte.

Aangenaam kennis te maken.

...

Oefening 6: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 7: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Hola, yo ___ Ana, ¿cómo estás?

(Hallo, ik ___ Ana, hoe gaat het met je?)

2. ___ muy bien, gracias por preguntar.

(___ me heel goed, dank je voor het vragen.)

3. Nosotros ___ español en el trabajo.

(Wij ___ Spaans op het werk.)

4. Ellos ___ aquí para aprender el idioma.

(Zij ___ hier om de taal te leren.)

Oefening 8: Begroetingen en afscheid op kantoor

Instructie:

Hoy (Ser - Presente) Pedro, un nuevo empleado en esta empresa. Cuando (Llegar - Presente) a la oficina, siempre (Dar - Presente) la mano a mis compañeros y les (Decir - Presente) : "¡Hola! ¿Cómo (Estar - Presente) ?" María, mi compañera, siempre (Estar - Presente) muy amable y me (Decir - Presente) : "Encantada de conocerte." Después de la reunión, nosotros (Decir - Presente) adiós con un saludo y (Despedirse - Presente) diciendo: "¡Hasta luego! ¡Nos vemos mañana!"


Vandaag ben ik Pedro, een nieuwe medewerker in dit bedrijf. Wanneer ik aankom op kantoor, schud ik altijd de hand van mijn collegan en zeg ik: "Hallo! Hoe gaat het ?" Maria, mijn collega, is altijd erg vriendelijk en zegt tegen me: "Aangenaam kennis te maken." Na de vergadering zeggen wij afscheid met een groet en nemen we afscheid door te zeggen: "Tot ziens! Tot morgen!"

Werkwoordschema's

Ser - Zijn

Presente

  • yo soy
  • tú eres
  • él/ella/usted es
  • nosotros/nosotras somos
  • vosotros/vosotras sois
  • ellos/ellas/ustedes son

Llegar - Aankomen

Presente

  • yo llego
  • tú llegas
  • él/ella/usted llega
  • nosotros/nosotras llegamos
  • vosotros/vosotras llegáis
  • ellos/ellas/ustedes llegan

Dar - Geven

Presente

  • yo doy
  • tú das
  • él/ella/usted da
  • nosotros/nosotras damos
  • vosotros/vosotras dais
  • ellos/ellas/ustedes dan

Decir - Zeggen

Presente

  • yo digo
  • tú dices
  • él/ella/usted dice
  • nosotros/nosotras decimos
  • vosotros/vosotras decís
  • ellos/ellas/ustedes dicen

Estar - Zijn (staan, zich bevinden)

Presente

  • yo estoy
  • tú estás
  • él/ella/usted está
  • nosotros/nosotras estamos
  • vosotros/vosotras estáis
  • ellos/ellas/ustedes están

Despedirse - Afscheid nemen

Presente

  • yo me despido
  • tú te despides
  • él/ella/usted se despide
  • nosotros/nosotras nos despedimos
  • vosotros/vosotras os despedís
  • ellos/ellas/ustedes se despiden

Oefening 9: Los pronombres personales

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: Persoonlijke voornaamwoorden

Toon vertaling Toon antwoorden

Nosotras, Ella, Yo, Vosotros, Él, Tú, Ellos, Nosotros

1.
... es mi amiga.
(Zij is mijn vriendin.)
2.
... eres mi amigo.
(Jij bent mijn vriend.)
3.
... es simpático.
(Hij is aardig.)
4.
... son hermanos.
(Zij zijn broers.)
5.
... hablo español.
(Ik spreek Spaans.)
6.
... hablamos español.
(Wij spreken Spaans.)
7.
... somos amigas.
(Wij zijn vriendinnen.)
8.
... sois estudiantes.
(Jullie zijn studenten.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A1.1.3 Gramática

Los pronombres personales

Persoonlijke voornaamwoorden


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Ser zijn

Presente

Spaans Nederlands
(yo) soy ik ben
(tú) eres jij bent
(él/ella) es hij/zij is
(nosotros/nosotras) somos wij zijn
(vosotros/vosotras) sois jullie zijn
(ellos/ellas) son zij zijn

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Estar zijn

Presente

Spaans Nederlands
(yo) estoy ik ben
(tú) estás jij bent
(él/ella) está hij/zij is
(nosotros/nosotras) estamos wij zijn
(vosotros/vosotras) estáis jullie zijn
(ellos/ellas) están zij zijn

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Hablar spreken

Presente

Spaans Nederlands
(yo) hablo ik spreek
(tú) hablas jij spreekt
(él/ella) habla hij/zij spreekt
(nosotros/nosotras) hablamos wij spreken
(vosotros/vosotras) habláis jullie spreken
(ellos/ellas) hablan zij spreken

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Spaans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏