Luister- en leesmateriaal
Oefen woordenschat in context met echte materialen.
A2.33.1 Lectura
¿Qué necesitas saber para montar tu propio negocio?
Wat moet je weten om je eigen bedrijf te starten?
Woordenschat (22) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
Adivinar
Raden
2
Tener un negocio
Een bedrijf hebben
3
La clienta
De klant
4
El impuesto
De belasting
5
El socio
De zakenpartner
Ejercicio 2: Ejercicio de conversación
Instrucción:
- ¿Diriges tu propio negocio? ¿Tienes un socio? (Heeft u een eigen bedrijf? Heeft u een partner?)
- ¿Alguna vez tuviste una idea para tu propio negocio? (Heb je ooit een idee gehad voor je eigen bedrijf?)
- ¿Qué dudas tenías? (Welke twijfels had je?)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
No llevo mi propio negocio. Es demasiada responsabilidad para mí. Ik run mijn eigen bedrijf niet. Het is te veel verantwoordelijkheid voor mij. |
Tengo una tienda de ropa en la ciudad. Tengo un socio y nos va genial. Ik run een kledingwinkel in de stad. Ik heb een partner en het gaat geweldig. |
Cuando tenía veintitantos, quería abrir una cafetería. Toen ik begin twintig was, wilde ik een koffiezaak openen. |
Nunca tuve una idea para mi propio negocio. Prefiero trabajar para otra persona. Ik heb nooit een idee gehad voor mijn eigen bedrijf. Ik werk liever voor iemand anders. |
Decidí no tener mi propio negocio porque es menos agotador. Ik besloot tegen mijn eigen bedrijf omdat het minder vermoeiend is. |
Todavía estoy pensando en abrir mi propio negocio. Es menos seguro, por eso aún no lo he hecho. Ik denk er nog steeds over na om mijn eigen bedrijf te starten. Het is echter minder veilig, dat is de reden waarom ik het nog niet heb gedaan. |
... |
Oefening 3: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 4: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Si __________ un negocio, organizaría reuniones para encontrar socios.
(Als ik __________ een bedrijf zou starten, zou ik vergaderingen organiseren om partners te vinden.)2. Me gustaría __________ la tarjeta de visita a la reunión de mañana.
(Ik zou graag __________ het visitekaartje naar de vergadering van morgen meenemen.)3. Si __________ a la gestoría, te explicaré cómo cumplir con los impuestos.
(Als je __________ naar het administratiekantoor komt, zal ik je uitleggen hoe je aan de belastingen moet voldoen.)Oefening 5: Mijn eigen bedrijf
Instructie:
Werkwoordschema's
Empezar - Beginnen
Futuro simple
- yo empezaré
- tú empezarás
- él/ella/Ud. empezará
- nosotros/-as empezaremos
- vosotros/-as empezaréis
- ellos/ellas/Uds. empezarán
Desarrollar - Ontwikkelen
Futuro simple
- yo desarrollaré
- tú desarrollarás
- él/ella/Ud. desarrollará
- nosotros/-as desarrollaremos
- vosotros/-as desarrollaréis
- ellos/ellas/Uds. desarrollarán
Cumplir - Uitkomen
Presente
- yo cumplo
- tú cumples
- él/ella/Ud. cumple
- nosotros/-as cumplimos
- vosotros/-as cumplís
- ellos/ellas/Uds. cumplen
Ir - Gaan
Futuro simple
- yo iré
- tú irás
- él/ella/Ud. irá
- nosotros/-as iremos
- vosotros/-as iréis
- ellos/ellas/Uds. irán
Oefening 6: Diferencia entre ir, venir, llevar y sus formas reflexivas
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: Verschil tussen ir, venir, llevar en hun wederkerende vormen
Toon vertaling Toon antwoordenllevamos, me voy, se fueron, voy, vienes, se llevan, Se viene, viene
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
A2.33.2 Gramática
Diferencia entre ir, venir, llevar y sus formas reflexivas
Verschil tussen ir, venir, llevar en hun wederkerende vormen
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Empezar beginnen Delen Gekopieerd!
Futuro simple
Spaans | Nederlands |
---|---|
(yo) empezaré | ik zal beginnen |
(tú) empezarás | jij zult beginnen |
(él/ella) empezará | hij/zij zal beginnen |
(nosotros/nosotras) empezaremos | wij zullen beginnen |
(vosotros/vosotras) empezaréis | jullie zullen beginnen |
(ellos/ellas) empezarán | zij zullen beginnen |
Desarrollar ontwikkelen Delen Gekopieerd!
Futuro simple
Spaans | Nederlands |
---|---|
(yo) desarrollaré | ik zal ontwikkelen |
(tú) desarrollarás | jij zult ontwikkelen |
(él/ella) desarrollará | hij/zij zal ontwikkelen |
(nosotros/nosotras) desarrollaremos | wij zullen ontwikkelen |
(vosotros/vosotras) desarrollaréis | jullie zullen ontwikkelen |
(ellos/ellas) desarrollarán | zij zullen ontwikkelen |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Spaans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.