Levantar (optillen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van levantar (optillen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Levantar (optillen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A2

Module 4: Estilo de vida (Levensstijl)

Les 28: Ejercicio y estilo de vida (Oefening en levensstijl)

Basiswerkwoordsvormen

Infinitivo (Infinitief) Gerundio (Deelwoord) Participio (Deelwoord)
Levantar (optillen) Levantando (aan het opstaan) Levantado (Opgestaan)

Levantar (optillen): Werkwoordvervoegingstabellen

Indicativo (Aantonende wijs) Subjuntivo (Aanvoegende wijs)

Presente 

Spaans Nederlands
(yo) levanto ik til op
(tú) levantas jij tilt op
(él/ella) levanta hij/zij tilt op
(nosotros/nosotras) levantamos wij tillen op
(vosotros/vosotras) levantáis jullie tillen op
(ellos/ellas) levantan zij tillen op

Pretérito perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) he levantado ik heb opgetild
(tú) has levantado jij hebt opgetild
(él/ella) ha levantado hij/zij heeft opgetild
(nosotros/nosotras) hemos levantado wij hebben opgetild
(vosotros/vosotras) habéis levantado jullie hebben opgetild
(ellos/ellas) han levantado zij hebben opgetild

Subjuntivo presente 

Spaans Nederlands
(yo) levante ik optil
(tú) levantes jij optilt
(él/ella) levante hij/zij optille
(nosotros/nosotras) levantemos wij tillen op
(vosotros/vosotras) levantéis jullie optillen
(ellos/ellas) levanten zij tillen op

Subjuntivo pretérito perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) haya levantado ik heb opgetild
(tú) hayas levantado jij hebt opgetild
(él/ella) haya levantado hij/zij heeft opgetild
(nosotros/nosotras) hayamos levantado wij hebben opgetild
(vosotros/vosotras) hayáis levantado jullie hebben opgetild
(ellos/ellas) hayan levantado zij hebben opgetild

Pretérito imperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) levantaba ik tilde op
(tú) levantabas jij tilde op
(él/ella) levantaba hij/zij tilde op
(nosotros/nosotras) levantábamos wij haalden op
(vosotros/vosotras) levantabais jullie hieven op
(ellos/ellas) levantaban zij hieven op

Pretérito pluscuamperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) había levantado ik had opgetild
(tú) habías levantado jij had opgetild
(él/ella) había levantado hij/zij had opgetild
(nosotros/nosotras) habíamos levantado wij hadden opgetild
(vosotros/vosotras) habíais levantado jullie hadden opgetild
(ellos/ellas) habían levantado zij hadden opgetild

Subjuntivo pretérito imperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) levantara/levantase ik zou optillen
(tú) levantaras/levantases jij optilde
(él/ella) levantara/levantase hij/zij optilde
(nosotros/nosotras) levantáramos/levantásemos wij optillen
(vosotros/vosotras) levantarais/levantaseis jullie zouden optillen
(ellos/ellas) levantaran/levantasen zij zouden optillen

Subjuntivo pluscuamperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) me hubiera/me hubiese levantado ik had opgetild
(tú) te hubieras/te hubieses levantado jij zou zijn opgestaan
(él/ella) se hubiera/se hubiese levantado hij/zij zou zijn opgestaan
(nosotros/nosotras) nos hubiéramos/nos hubiésemos levantado wij hadden opgetild
(vosotros/vosotras) os hubierais/os hubieseis levantado jullie zouden zijn opgestaan
(ellos/ellas) se hubieran/se hubiesen levantado (zij) zouden opgetild hebben

Pretérito indefinido 

Spaans Nederlands
(yo) levanté ik tilde op
(tú) levantaste jij tilde op
(él/ella) levantó hij/zij tilde op
(nosotros/nosotras) levantamos wij hieven
(vosotros/vosotras) levantasteis jullie hieven op
(ellos/ellas) levantaron zij hieven op

Pretérito anterior 

Spaans Nederlands
(yo) hube levantado ik had opgetild
(tú) hubiste levantado jij had opgetild
(él/ella) hubo levantado hij/zij had opgetild
(nosotros/nosotras) hubimos levantado wij hadden opgetild
(vosotros/vosotras) hubisteis levantado jullie hadden opgetild
(ellos/ellas) hubieron levantado zij hadden opgetild

Subjuntivo futuro simple 

Spaans Nederlands
(yo) levantare ik zal optillen
(tú) levantares jij optilt
(él/ella) levantare hij/zij optille
(nosotros/nosotras) levantáremos wij zullen optillen
(vosotros/vosotras) levantareis jullie zullen optillen
(ellos/ellas) levantaren zij zouden optillen

Subjuntivo futuro perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) hubiere levantado ik zou hebben opgetild
(tú) hubieres levantado jij zou hebben opgetild
(él/ella) hubiere levantado hij/zij zou hebben opgetild
(nosotros/nosotras) hubiéremos levantado wij zullen opgetild hebben
(vosotros/vosotras) hubiereis levantado jullie zullen hebben opgetild
(ellos/ellas) hubieren levantado zij zouden hebben opgetild

Futuro simple 

Spaans Nederlands
(yo) levantaré ik zal optillen
(tú) levantarás jij zult optillen
(él/ella) levantará hij/zij zal optillen
(nosotros/nosotras) levantaremos wij zullen optillen
(vosotros/vosotras) levantaréis jullie zullen optillen
(ellos/ellas) levantarán zij zullen optillen

Futuro perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) habré levantado ik zal hebben opgetild
(tú) habrás levantado jij zult hebben opgetild
(él/ella) habrá levantado hij/zij zal opgetild hebben
(nosotros/nosotras) habremos levantado wij zullen hebben opgetild
(vosotros/vosotras) habréis levantado jullie zullen opgeheven hebben
(ellos/ellas) habrán levantado zij zullen hebben opgetild
Imperativo (Imperatief)

Imperativo 

Spaans Nederlands
N/A til op
Levántate! Hij/zij tilt op!
Levántese! Wij optillen
Levantémonos! Laten we ons optillen!
Levantaos! Zij tillen op!

Imperativo negativo 

Spaans Nederlands
No te levantes! Jij tilt niet op!
No se levante! Hij/zij tilt niet op!
No nos levantemos! Laten we ons niet optillen!
No os levantéis! jullie tillen niet op
No se levanten! Zij moeten zich niet optillen!

Condicional simple 

Spaans Nederlands
(yo) levantaría ik zou optillen
(tú) levantarías jij zou optillen
(él/ella) levantaría hij/zij zou optillen
(nosotros/nosotras) levantaríamos wij zouden optillen
(vosotros/vosotras) levantaríais jullie zouden optillen
(ellos/ellas) levantarían zij zouden optillen

Condicional perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) me habría levantado ik zou hebben opgetild
(tú) te habrías levantado jij zou zijn opgestaan
(él/ella) se habría levantado hij/zij zou hebben opgetild
(nosotros/nosotras) nos habríamos levantado wij zouden hebben opgetild
(vosotros/vosotras) os habríais levantado jullie zouden zijn opgestaan
(ellos/ellas) se habrían levantado zij zouden zijn opgestaan

Tegenwoordige en toekomstige tijden: A1

Oefening: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. Jij tilt de eik voorzichtig op.
Tú levantas el roble con cuidado.
2. Jullie optillen de bungalow vroeg.
Vosotros levantáis el bungaló temprano.
3. Zij zullen de dag tot dag optillen elke dag.
Ellos levantarán el día a día a diario.
4. Wij tillen het nachtkastje samen op.
Nosotros levantamos la mesa de noche juntos.
5. Hij tilt de ladekast met kracht op.
Él levanta la cómoda con fuerza.

Basis verleden tijd (A2/B1)

Oefening: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. Wij tilden het beeldhouwwerk op in de tuin.
Nosotros levantábamos la escultura en el jardín.
2. Zij hebben het rek uit de kelder opgetild.
Han levantado la estantería del sótano.
3. jij tilde de onderbroek van de vloer op.
Tú levantaste los calzoncillos del suelo.
4. Jullie tilden het dak van de bungalow op.
Vosotros levantasteis el tejado del bungaló.
5. Jullie hebben de onderbroeken van het nachtkastje opgetild.
Habéis levantado los calzoncillos de la mesita de noche.

Basis subjunctief oefeningen: B1

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies het juiste werkwoord en de juiste tijd.

Toon vertaling Toon antwoorden

levanten, levante, levantéis, levantes

1.
Quiero que ellos ... el ánimo en el valle.
(Ik wil dat zij de stemming in het dal optillen.)
2.
Es posible que él/ella ... la conversación en la reunión.
(Het is mogelijk dat hij de conversatie optilt in de vergadering.)
3.
Quiero que yo ... el ánimo despacio.
(Ik wil dat ik langzaam mijn stemming optil.)
4.
Es probable que vosotros ... el pino cerca del olivo.
(Het is waarschijnlijk dat jullie de den nabij de olijfboom optillen.)
5.
Espero que tú ... la escultura con cuidado.
(Ik hoop dat jij de sculptuur voorzichtig optilt.)

Gevorderde oefeningen: C1/C2

Oefening: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. Hij zou langzaam zijn opgestaan om je niet wakker te maken van de commode.
Se hubiera/se hubiese levantado despacio para no despertarte de la cómoda.
2. Ik hoop dat jullie de olijfboom uit het dal hebben opgeheven.
Ojalá hayáis levantado el olivo del valle.
3. Wij zouden ons veilig hebben opgetild als het niet voor het luidruchtige gesprek was geweest.
Nos hubiéramos/nos hubiésemos levantado seguros si no hubiera sido por la conversación ruidosa.
4. Jullie zouden opgetild zijn uit bed als alles klaar was geweest voor het ontbijt.
Os hubierais/os hubieseis levantado de la cama si hubiera estado todo preparado para el desayuno.
5. Hij had de ladekast langzaam opgetild om deze niet te beschadigen.
Él hubo levantado la cómoda despacio para no dañarla.