Levantar (optillen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van levantar (optillen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Levantar (optillen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A2

Module 4: Estilo de vida (Levensstijl)

Les 31: Ejercicio y estilo de vida (Oefening en levensstijl)

Basiswerkwoordsvormen

Infinitivo (Infinitief) Gerundio (Deelwoord) Participio (Deelwoord)
Levantar (optillen) Levantando (aan het opstaan) Levantado (Opgestaan)

Levantar (optillen): Werkwoordvervoegingstabellen

Indicativo (Aantonende wijs) Subjuntivo (Aanvoegende wijs)

Presente 

Spaans Nederlands
yo levanto ik til op
tú levantas jij tilt op
él/ella levanta hij/zij tilt op
nosotros/nosotras levantamos wij tillen op
vosotros/vosotras levantáis jullie tillen op
ellos/ellas levantan zij tillen op

Pretérito perfecto 

Spaans Nederlands
yo he levantado ik heb opgetild
tú has levantado jij hebt opgetild
él/ella ha levantado hij heeft opgetild
nosotros/nosotras hemos levantado wij hebben opgetild
vosotros/vosotras habéis levantado jullie hebben opgetild
ellos/ellas han levantado zij hebben opgetild

Subjuntivo presente 

Spaans Nederlands
yo levante ik till op
tú levantes jij optilt
él/ella levante hij/zij tilt op
nosotros/nosotras levantemos wij tillen op
vosotros/vosotras levantéis jullie tillen op
ellos/ellas levanten zij tillen op

Subjuntivo pretérito perfecto 

Spaans Nederlands
yo haya levantado ik heb opgetild
tú hayas levantado jij hebt opgetild
él/ella haya levantado hij/zij heeft opgetild
nosotros/nosotras hayamos levantado wij zouden hebben opgetild
vosotros/vosotras hayáis levantado jullie hebben opgetild
ellos/ellas hayan levantado zij hebben opgetild

Pretérito imperfecto 

Spaans Nederlands
yo levantaba ik tilde op
tú levantabas jij tilde op
él/ella levantaba hij/zij tilde op
nosotros/nosotras levantábamos wij tilden op
vosotros/vosotras levantabais jullie tilden op
ellos/ellas levantaban zij tilden op

Pretérito pluscuamperfecto 

Spaans Nederlands
yo había levantado ik had opgetild
tú habías levantado jij had opgetild
él/ella había levantado hij/zij had opgetild
nosotros/nosotras habíamos levantado wij hadden opgetild
vosotros/vosotras habíais levantado jullie hadden opgetild
ellos/ellas habían levantado zij hadden opgetild

Subjuntivo pretérito imperfecto 

Spaans Nederlands
yo levantara/levantase ik zou optillen
tú levantaras/levantases jij zou optillen
él/ella levantara/levantase hij/hef op
nosotros/nosotras levantáramos/levantásemos wij zouden optillen
vosotros/vosotras levantarais/levantaseis jullie zouden optillen
ellos/ellas levantaran/levantasen zij zouden optillen

Subjuntivo pluscuamperfecto 

Spaans Nederlands
yo me hubiera/me hubiese levantado ik zou opgeheven hebben
tú te hubieras/te hubieses levantado jij zou hebben opgetild
él/ella se hubiera/se hubiese levantado hij zou hebben opgetild
nosotros/nosotras nos hubiéramos/nos hubiésemos levantado wij zouden hebben opgetild
vosotros/vosotras os hubierais/os hubieseis levantado jullie zouden opgetild hebben
ellos/ellas se hubieran/se hubiesen levantado zij zouden opgetild hebben

Pretérito indefinido 

Spaans Nederlands
yo levanté ik tilde op
tú levantaste jij tilde op
él/ella levantó hij/zij tilde op
nosotros/nosotras levantamos wij tilden op
vosotros/vosotras levantasteis jullie tilden op
ellos/ellas levantaron zij tilden op

Pretérito anterior 

Spaans Nederlands
yo hube levantado ik had opgetild
tú hubiste levantado jij had opgetild
él/ella hubo levantado hij had opgetild
nosotros/nosotras hubimos levantado wij hadden opgetild
vosotros/vosotras hubisteis levantado jullie hadden opgetild
ellos/ellas hubieron levantado zij hadden opgetild

Subjuntivo futuro simple 

Spaans Nederlands
yo levantare ik zal optillen
tú levantares jij zou optillen
él/ella levantare hij/zij zal optillen
nosotros/nosotras levantáremos wij zullen optillen
vosotros/vosotras levantareis jullie zullen optillen
ellos/ellas levantaren zij zouden optillen

Subjuntivo futuro perfecto 

Spaans Nederlands
yo hubiere levantado ik zou opgetild hebben
tú hubieres levantado jij zou hebben opgetild
él/ella hubiere levantado hij/zij zal hebben opgetild
nosotros/nosotras hubiéremos levantado wij zouden hebben opgetild
vosotros/vosotras hubiereis levantado jullie zullen hebben opgetild
ellos/ellas hubieren levantado zij zouden zullen hebben opgetild

Futuro simple 

Spaans Nederlands
yo levantaré ik zal optillen
tú levantarás jij zal optillen
él/ella levantará hij/zij zal optillen
nosotros/nosotras levantaremos wij zullen optillen
vosotros/vosotras levantaréis jullie zullen optillen
ellos/ellas levantarán zij zullen optillen

Futuro perfecto 

Spaans Nederlands
yo habré levantado ik zal opgetild hebben
tú habrás levantado jij zult hebben opgetild
él/ella habrá levantado hij/zij zal hebben opgetild
nosotros/nosotras habremos levantado wij zullen hebben opgetild
vosotros/vosotras habréis levantado jullie zullen hebben opgetild
ellos/ellas habrán levantado zij zullen hebben opgetild
Imperativo (Imperatief)

Imperativo 

Spaans Nederlands
N/A til op
Levántate! Hij/zij tilt op!
Levántese! Wij optillen
Levantémonos! Laten we ons optillen!
Levantaos! Zij tillen op!

Imperativo negativo 

Spaans Nederlands
No te levantes! Jij tilt niet op!
No se levante! Hij/zij tilt niet op!
No nos levantemos! Laten we ons niet optillen!
No os levantéis! jullie tillen niet op
No se levanten! Zij moeten zich niet optillen!

Condicional simple 

Spaans Nederlands
yo levantaría ik zou optillen
tú levantarías jij zou optillen
él/ella levantaría hij/zij zou optillen
nosotros/nosotras levantaríamos wij zouden optillen
vosotros/vosotras levantaríais jullie zouden optillen
ellos/ellas levantarían zij zouden optillen

Condicional perfecto 

Spaans Nederlands
yo me habría levantado ik zou opgetild hebben
tú te habrías levantado jij zou hebben opgetild
él/ella se habría levantado hij/zij zou zijn opgetild
nosotros/nosotras nos habríamos levantado wij zouden ons hebben opgetild
vosotros/vosotras os habríais levantado jullie zouden opgetild hebben
ellos/ellas se habrían levantado zij zouden opgetild hebben

Tegenwoordige en toekomstige tijden: A1

Oefening: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. Jij tilt de eik voorzichtig op.
Tú levantas el roble con cuidado.
2. Jullie optillen de bungalow vroeg.
Vosotros levantáis el bungaló temprano.
3. Zij zullen de dag tot dag optillen elke dag.
Ellos levantarán el día a día a diario.
4. Wij tillen het nachtkastje samen op.
Nosotros levantamos la mesa de noche juntos.
5. Hij tilt de ladekast met kracht op.
Él levanta la cómoda con fuerza.

Basis verleden tijd (A2/B1)

Oefening: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. Wij tilden het beeldhouwwerk op in de tuin.
Nosotros levantábamos la escultura en el jardín.
2. Zij hebben het rek uit de kelder opgetild.
Han levantado la estantería del sótano.
3. jij tilde de onderbroek van de vloer op.
Tú levantaste los calzoncillos del suelo.
4. Jullie tilden het dak van de bungalow op.
Vosotros levantasteis el tejado del bungaló.
5. Jullie hebben de onderbroeken van het nachtkastje opgetild.
Habéis levantado los calzoncillos de la mesita de noche.

Basis subjunctief oefeningen: B1

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies het juiste werkwoord en de juiste tijd.

Toon vertaling Toon antwoorden

levanten, levante, levantéis, levantes

1.
Quiero que ellos ... el ánimo en el valle.
(Ik wil dat zij de stemming in het dal optillen.)
2.
Es posible que él/ella ... la conversación en la reunión.
(Het is mogelijk dat hij de conversatie optilt in de vergadering.)
3.
Quiero que yo ... el ánimo despacio.
(Ik wil dat ik langzaam mijn stemming optil.)
4.
Es probable que vosotros ... el pino cerca del olivo.
(Het is waarschijnlijk dat jullie de den nabij de olijfboom optillen.)
5.
Espero que tú ... la escultura con cuidado.
(Ik hoop dat jij de sculptuur voorzichtig optilt.)

Gevorderde oefeningen: C1/C2

Oefening: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. Hij zou langzaam zijn opgestaan om je niet wakker te maken van de commode.
Se hubiera/se hubiese levantado despacio para no despertarte de la cómoda.
2. Ik hoop dat jullie de olijfboom uit het dal hebben opgeheven.
Ojalá hayáis levantado el olivo del valle.
3. Wij zouden ons veilig hebben opgetild als het niet voor het luidruchtige gesprek was geweest.
Nos hubiéramos/nos hubiésemos levantado seguros si no hubiera sido por la conversación ruidosa.
4. Jullie zouden opgetild zijn uit bed als alles klaar was geweest voor het ontbijt.
Os hubierais/os hubieseis levantado de la cama si hubiera estado todo preparado para el desayuno.
5. Hij had de ladekast langzaam opgetild om deze niet te beschadigen.
Él hubo levantado la cómoda despacio para no dañarla.