Reservar (reserveren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van reservar (reserveren) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Reservar (reserveren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A1

Module 5: En casa (Thuis)

Les 35: Vivienda y alojamiento (Huisvesting en accommodatie)

Basiswerkwoordsvormen

Infinitivo (Infinitief) Gerundio (Deelwoord) Participio (Deelwoord)
Reservar (reserveren) Reservando (Reserveren) Reservado (Gereserveerd)

Reservar (reserveren): Werkwoordvervoegingstabellen

Indicativo (Aantonende wijs) Subjuntivo (Aanvoegende wijs)

Presente 

Spaans Nederlands
(yo) reservo ik reserveer
(tú) reservas jij reserveert
(él/ella) reserva hij/zij reserveert
(nosotros/nosotras) reservamos wij reserveren
(vosotros/vosotras) reserváis jullie reserveren
(ellos/ellas) reservan zij reserveren

Pretérito perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) he reservado ik heb gereserveerd
(tú) has reservado jij hebt gereserveerd
(él/ella) ha reservado hij/zij heeft gereserveerd
(nosotros/nosotras) hemos reservado wij hebben gereserveerd
(vosotros/vosotras) habéis reservado jullie hebben gereserveerd
(ellos/ellas) han reservado zij hebben gereserveerd

Subjuntivo presente 

Spaans Nederlands
(yo) reserve ik reserveer
(tú) reserves jij reserveert
(él/ella) reserve hij/zij reserveert
(nosotros/nosotras) reservemos wij reserveren
(vosotros/vosotras) reservéis jullie reserveren
(ellos/ellas) reserven zij reserveren

Subjuntivo pretérito perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) haya reservado Ik heb gereserveerd
(tú) hayas reservado jij hebt gereserveerd
(él/ella) haya reservado hij/zij heeft gereserveerd
(nosotros/nosotras) hayamos reservado wij hebben gereserveerd
(vosotros/vosotras) hayáis reservado jullie hebben gereserveerd
(ellos/ellas) hayan reservado zij hebben gereserveerd

Pretérito imperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) reservaba ik reserveerde
(tú) reservabas jij reserveerde
(él/ella) reservaba hij/zij reserveerde
(nosotros/nosotras) reservábamos wij reserveerden
(vosotros/vosotras) reservabais jullie reserveerden
(ellos/ellas) reservaban zij reserveerden

Pretérito pluscuamperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) había reservado ik had gereserveerd
(tú) habías reservado jij had gereserveerd
(él/ella) había reservado hij/zij had gereserveerd
(nosotros/nosotras) habíamos reservado wij hadden gereserveerd
(vosotros/vosotras) habíais reservado jullie hadden gereserveerd
(ellos/ellas) habían reservado zij hadden gereserveerd

Subjuntivo pretérito imperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) reservara/reservase ik reserveerde
(tú) reservaras/reservases jij zou reserveren
(él/ella) reservara/reservase hij zou reserveren/zij zou reserveren
(nosotros/nosotras) reserváramos/reservásemos wij reserveerden
(vosotros/vosotras) reservarais/reservaseis jullie zouden reserveren
(ellos/ellas) reservaran/reservasen zij reserveren

Subjuntivo pluscuamperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) hubiera/hubiese reservado ik had gereserveerd
(tú) hubieras/hubieses reservado jij had gereserveerd
(él/ella) hubiera/hubiese reservado hij/zij zou gereserveerd hebben
(nosotros/nosotras) hubiéramos/hubiésemos reservado wij hadden gereserveerd
(vosotros/vosotras) hubierais/hubieseis reservado jullie hadden gereserveerd
(ellos/ellas) hubieran/hubiesen reservado zij hadden gereserveerd

Pretérito indefinido 

Spaans Nederlands
(yo) reservé ik reserveerde
(tú) reservaste jij reserveerde
(él/ella) reservó hij/zij reserveerde
(nosotros/nosotras) reservamos wij reserveerden
(vosotros/vosotras) reservasteis jullie reserveerden
(ellos/ellas) reservaron zij reserveerden

Pretérito anterior 

Spaans Nederlands
(yo) hube reservado ik had gereserveerd
(tú) hubiste reservado jij had gereserveerd
(él/ella) hubo reservado hij/zij had gereserveerd
(nosotros/nosotras) hubimos reservado wij hadden gereserveerd
(vosotros/vosotras) hubisteis reservado jullie hadden gereserveerd
(ellos/ellas) hubieron reservado zij hadden gereserveerd

Subjuntivo futuro simple 

Spaans Nederlands
(yo) reservare ik zal reserveren
(tú) reservares jij zou reserveren
(él/ella) reservare hij/zij reserveert
(nosotros/nosotras) reserváremos wij zullen reserveren
(vosotros/vosotras) reservareis jullie reserveren
(ellos/ellas) reservaren zij reserveren

Subjuntivo futuro perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) hubiere reservado ik zou gereserveerd hebben
(tú) hubieres reservado jij zou hebben gereserveerd
(él/ella) hubiere reservado hij/zij zou gereserveerd hebben
(nosotros/nosotras) hubiéremos reservado wij zullen gereserveerd hebben
(vosotros/vosotras) hubiereis reservado jullie zouden gereserveerd hebben
(ellos/ellas) hubieren reservado zij zouden gereserveerd hebben

Futuro simple 

Spaans Nederlands
(yo) reservaré ik zal reserveren
(tú) reservarás jij zult reserveren
(él/ella) reservará hij/zij zal reserveren
(nosotros/nosotras) reservaremos wij zullen reserveren
(vosotros/vosotras) reservaréis jullie zullen reserveren
(ellos/ellas) reservarán zij zullen reserveren

Futuro perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) habré reservado ik zal hebben gereserveerd
(tú) habrás reservado jij zult gereserveerd hebben
(él/ella) habrá reservado hij/zij zal hebben gereserveerd
(nosotros/nosotras) habremos reservado wij zullen gereserveerd hebben
(vosotros/vosotras) habréis reservado jullie zullen gereserveerd hebben
(ellos/ellas) habrán reservado zij zullen gereserveerd hebben
Imperativo (Imperatief)

Imperativo 

Spaans Nederlands
¡Reserva! jij reserveer
¡Reserve! reserveren
¡Reservemos! Laten we reserveren
¡Reservad! jullie reserveren
¡Reservad! jullie reserveren

Imperativo negativo 

Spaans Nederlands
No reserve! wij reserveren niet
No reserves! hij reserveert niet!
No reserve! wij reserveren niet
No reservemos! jullie reserveren niet
No reservéis! zij reserveren niet

Condicional simple 

Spaans Nederlands
(yo) reservaría ik zou reserveren
(tú) reservarías jij zou reserveren
(él/ella) reservaría hij zou reserveren/zij zou reserveren
(nosotros/nosotras) reservaríamos wij zouden reserveren
(vosotros/vosotras) reservaríais jullie zouden reserveren
(ellos/ellas) reservarían zij zouden reserveren

Condicional perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) habría reservado ik zou gereserveerd hebben
(tú) habrías reservado jij zou gereserveerd hebben
(él/ella) habría reservado hij/zij zou gereserveerd hebben
(nosotros/nosotras) habríamos reservado wij zouden gereserveerd hebben
(vosotros/vosotras) habríais reservado jullie zouden gereserveerd hebben
(ellos/ellas) habrían reservado zij zouden gereserveerd hebben

Tegenwoordige en toekomstige tijden: A1

Oefening: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. Wij zullen de evenementenruimte reserveren.
Nosotros reservaremos el salón de eventos.
2. Ik zal een tafel voor twee reserveren.
Yo reservaré una mesa para dos.
3. Wij reserveren een tweepersoonskamer.
Nosotros reservamos una habitación doble.
4. Jij zult het hotel reserveren voor volgende maand.
Tú reservarás el hotel para el próximo mes.
5. Hij zal de kaartjes morgen reserveren.
Él reservará los boletos mañana.

Basis verleden tijd (A2/B1)

Oefening: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. Jullie reserveerden de boeken in de bibliotheek.
Vosotros reservabais los libros en la biblioteca.
2. Ik reserveerde altijd een tafel bij het raam.
Yo siempre reservaba una mesa cerca de la ventana.
3. Jij reserveerde de kamer met zeezicht.
Tú reservabas la habitación con vista al mar.
4. Jullie hebben een kamer met zeezicht gereserveerd.
Vosotros habéis reservado una habitación con vista al mar.
5. Wij reserveerden de kaartjes van tevoren.
Nosotros reservábamos los boletos con anticipación.

Basis subjunctief oefeningen: B1

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies het juiste werkwoord en de juiste tijd.

Toon vertaling Toon antwoorden

reserves, reserven, reserve, reservaran/reservasen

1.
Es importante que tú ... tu billete con antelación.
(Het is belangrijk dat je je ticket van tevoren reserveert.)
2.
Es probable que ellos ... todas las plazas.
(Het is waarschijnlijk dat zij alle plaatsen reserveren.)
3.
Espero que yo ... una mesa para esta noche.
(Ik hoop dat ik een tafel reserveer voor vanavond.)
4.
Si ellos/ellas ... el viaje, se asegurarían un buen precio.
(Als zij de reis zouden boeken, zouden ze een goede prijs verzekeren.)
5.
Quiero que él ... el salón para la fiesta.
(Ik wil dat hij de zaal reserveert voor het feest.)

Gevorderde oefeningen: C1/C2

Oefening: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. Ik betwijfel of je het hotel voor vanavond gereserveerd hebt.
Dudo que tú hayas reservado el hotel para esta noche.
2. Ik zou een kamer met uitzicht op zee hebben gereserveerd.
Yo habría reservado una habitación con vista al mar.
3. Hij/zij zou de kaartjes voor het concert hebben gereserveerd.
Él/ella habría reservado los boletos para el concierto.
4. Ik twijfelde eraan dat jij het hotel op tijd had gereserveerd.
Dudaba que tú hubieras/hubieses reservado el hotel a tiempo.
5. Zij hadden de evenementenzaal gereserveerd.
Ellos hubieron reservado el salón de eventos.