Spaanse grammatica: A2 (oefeningen en audio lessen)

A2.1.2: Las preposiciones "Por" y "Para" (De voorzetsels "Por" en "Para")

Type: Voorzetsels
Hoofdstuk: Planes de vacaciones (Vakantieplannen)
Module 1 (A2): Viajar: ¡A lo desconocido! (Reizen: op avontuur!)

A2.2.3: Para + infinitivo (Para + infinitivo)

Type: Zinnen / woordcombinaties
Hoofdstuk: Empacar tu equipaje (Je bagage pakken)
Module 1 (A2): Viajar: ¡A lo desconocido! (Reizen: op avontuur!)

A2.3.3: Los comparativos irregulares: Mejor, Peor, Mayor, Menor (De onregelmatige vergelijkingen: Mejor, Peor, Mayor, Menor)

Type: Bijvoeglijke naamwoorden
Hoofdstuk: Reserva tu alojamiento (Boek uw accommodatie)
Module 1 (A2): Viajar: ¡A lo desconocido! (Reizen: op avontuur!)

A2.4.2: Adjectives: "Bonito", "Feo", "Bueno", "Malo", etc ... (Bijvoeglijke naamwoorden: "Bonito", "Feo", "Bueno", "Malo", enzovoort ...)

Type: Bijvoeglijke naamwoorden
Hoofdstuk: En el aeropuerto y en el avión. (Op het vliegveld en in het vliegtuig.)
Module 1 (A2): Viajar: ¡A lo desconocido! (Reizen: op avontuur!)

A2.5.1: La diferencia entre "Mucho" y "Muy" (Het verschil tussen "Mucho" en "Muy")

Type: Bijwoorden
Hoofdstuk: Alquila tu transporte (Transport huren)
Module 1 (A2): Viajar: ¡A lo desconocido! (Reizen: op avontuur!)

A2.6.3: Los pronombres de objeto directo: "Lo", "La", "Los", "Las" (De directe voornaamwoorden: "Lo", "La", "Los", "Las")

Type: Voornaamwoorden
Hoofdstuk: En el hotel (Op hotel)
Module 1 (A2): Viajar: ¡A lo desconocido! (Reizen: op avontuur!)

A2.6.4: Los pronombres de objeto indirecto: "Me, Te, Le, Nos, Os, Les" (De indirecte voornaamwoorden: "Me, Te, Le, Nos, Os, Les")

Type: Voornaamwoorden
Hoofdstuk: En el hotel (Op hotel)
Module 1 (A2): Viajar: ¡A lo desconocido! (Reizen: op avontuur!)

A2.7.1: La diferencia entre "Por qué" y "Porque" (Het verschil tussen "Por qué" en "Porque")

Type: Voegwoord
Hoofdstuk: Como turista en la ciudad (Als toerist in de stad)
Module 1 (A2): Viajar: ¡A lo desconocido! (Reizen: op avontuur!)

A2.8.2: "Lo" + adjectivo ("Lo" + adjectief)

Type: Bijvoeglijke naamwoorden
Hoofdstuk: ¿Un desastre de vacaciones? (Vakantieramp?)
Module 1 (A2): Viajar: ¡A lo desconocido! (Reizen: op avontuur!)

A2.9.1: Verbos irregulares en el pretérito perfecto (Onregelmatige werkwoorden in de voltooid tegenwoordige tijd)

Type: Werkwoorden
Hoofdstuk: Papeleo y burocracia (Papierwerk en bureaucratie)
Module 2 (A2): Sociedad y gobierno (Maatschappij en overheid)

A2.10.1: El pretérito indefinido: Los verbos regulares (De onvoltooid verleden tijd: De regelmatige werkwoorden)

Type: Werkwoorden
Hoofdstuk: ¿Oíste las noticias? (Heb je het nieuws gehoord?)
Module 2 (A2): Sociedad y gobierno (Maatschappij en overheid)

A2.10.2: El pretérito indefinido: Los verbos irregulares (De pretérito indefinido: Onregelmatige werkwoorden)

Type: Werkwoorden
Hoofdstuk: ¿Oíste las noticias? (Heb je het nieuws gehoord?)
Module 2 (A2): Sociedad y gobierno (Maatschappij en overheid)

A2.11.1: El pretérito imperfecto de verbos regulares (De onvoltooid verleden tijd van regelmatige werkwoorden)

Type: Werkwoorden
Hoofdstuk: Servicios de emergencia (Hulpdiensten)
Module 2 (A2): Sociedad y gobierno (Maatschappij en overheid)

A2.11.2: El pretérito imperfecto de verbos irregulares (De onvoltooid verleden tijd van onregelmatige werkwoorden)

Type: Werkwoorden
Hoofdstuk: Servicios de emergencia (Hulpdiensten)
Module 2 (A2): Sociedad y gobierno (Maatschappij en overheid)

A2.12.1: ¿El pretérito imperfecto o el pretérito indefinido? (De onvoltooide verleden tijd of de voltooid verleden tijd?)

Type: Werkwoorden
Hoofdstuk: Mi tiempo en la escuela (Mijn tijd op school)
Module 2 (A2): Sociedad y gobierno (Maatschappij en overheid)

A2.13.1: Expresiones temporales: "Hace un rato", "Esta semana", "Este mes",etc... (Tijdelijke uitdrukkingen: "Hace un rato", "Esta semana", "Este mes", enzovoort...)

Type: Zinnen / woordcombinaties
Hoofdstuk: En el banco (Bij de bank)
Module 2 (A2): Sociedad y gobierno (Maatschappij en overheid)

A2.14.3: Expresiones con los tiempos del pasado: "Ayer", "De repente" , "El mes pasado" , etc... (Uitdrukkingen met verleden tijd: "Ayer", "De repente", "El mes pasado", enzovoort...)

Type: Zinnen / woordcombinaties
Hoofdstuk: Título universitario (Universitaire opleiding)
Module 2 (A2): Sociedad y gobierno (Maatschappij en overheid)

A2.15.2: Los tiempos del pasado (resumen) (Overzicht van de verleden tijden)

Type: Werkwoorden
Hoofdstuk: El gobierno y las elecciones (De regering en verkiezingen)
Module 2 (A2): Sociedad y gobierno (Maatschappij en overheid)

A2.16.2: El futuro simple: Los verbos regulares (El futuro simple: De regelmatige werkwoorden)

Type: Werkwoorden
Hoofdstuk: Ir a un concierto (Naar een concert gaan)
Module 3 (A2): Planes para el fin de semana (Weekendplannen)

A2.16.3: El futuro simple: Los verbos irregulares (El futuro simple: Onregelmatige werkwoorden)

Type: Werkwoorden
Hoofdstuk: Ir a un concierto (Naar een concert gaan)
Module 3 (A2): Planes para el fin de semana (Weekendplannen)

A2.17.2: Superlative absolute: -ísimo/-ísima (Superlatief absoluut: -ísimo/-ísima)

Type: Bijvoeglijke naamwoorden
Hoofdstuk: Visitando amigos (Vrienden bezoeken)
Module 3 (A2): Planes para el fin de semana (Weekendplannen)

A2.18.1: Los pronombres reflexivos: "Conmigo", "Contigo", "Mí", "Ti', "Sí" (De reflexieve voornaamwoorden: "Conmigo", "Contigo", "Mí", "Ti", "Sí")

Type: Voornaamwoorden
Hoofdstuk: Visita el campo (Bezoek het platteland)
Module 3 (A2): Planes para el fin de semana (Weekendplannen)

A2.18.2: El "se" impersonal (De "se" impersonal)

Type: Werkwoorden
Hoofdstuk: Visita el campo (Bezoek het platteland)
Module 3 (A2): Planes para el fin de semana (Weekendplannen)

A2.19.2: Las conjunciones: "Y, Pero, O, Así que, Entonces" (De voegwoorden: "Y, Pero, O, Así que, Entonces")

Type: Voegwoord
Hoofdstuk: En el camping (Op de camping)
Module 3 (A2): Planes para el fin de semana (Weekendplannen)

A2.21.4: Expresar lo positivo y lo negativo: "Bien/ Bueno, Mal/ Malo" (Het positieve en het negatieve uitdrukken: "Bien/ Bueno, Mal/ Malo")

Type: Bijvoeglijke naamwoorden
Hoofdstuk: Caminar el domingo. (Op zondag een wandeling maken.)
Module 3 (A2): Planes para el fin de semana (Weekendplannen)

A2.22.1: Usos de "Antes", "Antes de", "Después", "Después de", "Cuando" (Usos de "Antes", "Antes de", "Después", "Después de", "Cuando")

Type: Zinnen / woordcombinaties
Hoofdstuk: Higiene personal (Persoonlijke hygiëne)
Module 4 (A2): Estilo de vida (Levensstijl)

A2.23.3: Las preposiciones: "Desde" y "Hasta" (De voorzetsels: "Desde" en "Hasta")

Type: Voorzetsels
Hoofdstuk: Clases de pasatiempos (Hobbylessen)
Module 4 (A2): Estilo de vida (Levensstijl)

A2.24.4: "Acabar de", "empezar a" , "volver a" + infinitivo ("Acabar de", "empezar a", "volver a" + infinitief)

Type: Werkwoorden
Hoofdstuk: Comida para llevar (Afhaalmaaltijden)
Module 4 (A2): Estilo de vida (Levensstijl)

A2.25.4: El relativo "que" (De betrekkelijke "que")

Type: Bijwoorden
Hoofdstuk: Comida y hábitos saludables (Gezonde voeding en gewoontes)
Module 4 (A2): Estilo de vida (Levensstijl)

A2.26.4: Usos de "Poco", "Mucho", "Bastante", "Nada", "Nadie" (Gebruik van "Poco", "Mucho", "Bastante", "Nada", "Nadie")

Type: Voornaamwoorden
Hoofdstuk: Transporte (sostenible) ((Duurzaam) vervoer)
Module 4 (A2): Estilo de vida (Levensstijl)

A2.27.2: Las preposiciones de lugar: "Fuera de", "Bajo", "Alrededor de",etc... (De voorzetsels van plaats: "Fuera de", "Bajo", "Alrededor de", etc...)

Type: Voorzetsels
Hoofdstuk: Estilos de ropa y moda (Kledingstijlen en mode)
Module 4 (A2): Estilo de vida (Levensstijl)

A2.28.4: Los adjetivos posesivos: "Mío", "Tuyo", "Suyo", ... (De bezittelijke voornaamwoorden: "Mío", "Tuyo", "Suyo", ...)

Type: Bijvoeglijke naamwoorden
Hoofdstuk: Ejercicio y estilo de vida (Oefening en levensstijl)
Module 4 (A2): Estilo de vida (Levensstijl)

A2.29.1: El condicional simple (El condicional simple)

Type: Werkwoorden
Hoofdstuk: En la inmobiliaria (Bij de makelaar)
Module 5 (A2): Labores domésticas diarias (Dagelijks huishouden)

A2.29.2: Condicional tipo 1 (Voorwaardelijke zin type 1)

Type: Werkwoorden
Hoofdstuk: En la inmobiliaria (Bij de makelaar)
Module 5 (A2): Labores domésticas diarias (Dagelijks huishouden)

A2.31.4: Condicional: Los verbos irregulares (Voorwaardelijke wijs: De onregelmatige werkwoorden)

Type: Werkwoorden
Hoofdstuk: Lista de deseos (Bucketlist)
Module 5 (A2): Labores domésticas diarias (Dagelijks huishouden)

A2.32.4: Expresar deseos, cortesía y sugerencias: "Me gustaría", "Debería", "Querría" (Wensen, beleefdheid en suggesties uitdrukken: "Me gustaría", "Debería", "Querría")

Type: Werkwoorden
Hoofdstuk: Planes familiares (Gezinsplannen)
Module 5 (A2): Labores domésticas diarias (Dagelijks huishouden)

A2.32.5: Dar consejos con el condicional simple (Adviezen geven met de condicional simple)

Type: Werkwoorden
Hoofdstuk: Planes familiares (Gezinsplannen)
Module 5 (A2): Labores domésticas diarias (Dagelijks huishouden)

A2.33.1: El gerundio, las tres conjugaciones (De gerundio, de drie vervoegingen)

Type: Werkwoorden
Hoofdstuk: Mi propio negocio (Mijn eigen bedrijf)
Module 5 (A2): Labores domésticas diarias (Dagelijks huishouden)

A2.34.3: Los verbos "Llevar/Seguir" + Gerundio (De werkwoorden "Llevar/Seguir" + Gerundio)

Type: Werkwoorden
Hoofdstuk: Estar jubilado (Met pensioen gaan)
Module 5 (A2): Labores domésticas diarias (Dagelijks huishouden)

A2.35.1: Las conjunciones: "Ni... Ni...", "Así Como" (De voegwoorden: "Ni... Ni...", "Así Como")

Type: Voegwoord
Hoofdstuk: Servicios y comercios locales (Lokale diensten en winkels)
Module 5 (A2): Labores domésticas diarias (Dagelijks huishouden)

A2.36.2: El presente de subjuntivo: Los verbos regulares (El presente de subjuntivo: De regelmatige werkwoorden)

Type: Werkwoorden
Hoofdstuk: De la oficina de correos al correo electrónico (Van postkantoor naar e-mail)
Module 6 (A2): En el trabajo (Op het werk)

A2.37.4: El imperativo con pronombres: directos, indirectos y combinados (De gebiedende wijs met voornaamwoorden: direct, indirect en gecombineerd)

Type: Werkwoorden
Hoofdstuk: Buscando trabajo (Op zoek naar een baan)
Module 6 (A2): En el trabajo (Op het werk)

A2.38.4: Imperativo afirmativo informal: "Tú" y "Vosotros" (Informele bevestigende imperatief: "Tú" en "Vosotros")

Type: Werkwoorden
Hoofdstuk: Entrevista de trabajo (Sollicitatiegesprek)
Module 6 (A2): En el trabajo (Op het werk)

A2.39.3: El imperativo negativo (De negatieve imperatief)

Type: Werkwoorden
Hoofdstuk: Trabajo en equipo (Teamwerk)
Module 6 (A2): En el trabajo (Op het werk)

A2.40.4: Los imperativos: Mira, Oye, ¿Diga? (De imperatieven: Mira, Oye, ¿Diga?)

Type: Werkwoorden
Hoofdstuk: Oficina y reuniones (Kantoor en vergaderingen)
Module 6 (A2): En el trabajo (Op het werk)

A2.41.4: Estilo indirecto con pretéritos simples (Indirecte rede met verleden tijdvormen)

Type: Zinnen / woordcombinaties
Hoofdstuk: Opiniones y negociaciones (Meningen en onderhandelingen)
Module 6 (A2): En el trabajo (Op het werk)

A2.42.4: Expresar acuerdo y desacuerdo (Uitdrukken van overeenstemming en onenigheid)

Type: Zinnen / woordcombinaties
Hoofdstuk: Organización y delegación (Organisatie en delegatie)
Module 6 (A2): En el trabajo (Op het werk)

A2.43.4: ¿Cómo expresar opiniones? (Hoe geef je je mening?)

Type: Zinnen / woordcombinaties
Hoofdstuk: ¿Teletrabajo u oficina? (Thuiswerken of op kantoor?)
Module 6 (A2): En el trabajo (Op het werk)