- "Conmigo", "contigo" en "consigo" worden gebruikt om uit te drukken dat een handeling samen met een andere persoon wordt uitgevoerd. Ze worden gevormd door de voorzetsel "con" te combineren met de voornaamwoorden "mí" (van yo), "ti" (van tú) en sí (él).
- De voornaamwoorden mí, sí en ti staan na de voorzetsels.
Fórmula (Formule) | Frases (Zinnen) |
---|---|
Yo (mí) -> con + mí--> conmigo | Él se fue al campo (Hij ging naar het platteland.) conmigo. |
Tu (ti) -> con + ti -> contigo | Quería ir contigo a alimentar las vacas. (Ik wilde met jou meegaan om de koeien te voeren.) |
Él / Ella (sí) -> con + sí -> consigo | El niño llevó pan consigo en la granja. (De jongen bracht brood mee op de boerderij.) |
Uitzonderingen!
- Deze voornaamwoorden bestaan alleen in het enkelvoud, voor de meervoudige voornaamwoorden wordt gebruikgemaakt van "con nosotros", "con vosotros", "con ellos".
Oefening 1: Los pronombres reflexivos: "Conmigo", "Contigo", "Mí", "Ti', "Sí"
Instructie: Vul het juiste woord in.
conmigo, consigo, contigo
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Selecteer de juiste zin waarin de wederkerige voornaamwoorden 'met mij', 'met jou', 'zichzelf', 'mij' en 'jou' correct worden gebruikt in de context van gedeelde of wederkerige handelingen, om het correcte gebruik in alledaagse situaties gerelateerd aan het platteland en het boerenleven te oefenen.