Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

  1. Werkwoorden zoals zeggen, herinneren, vragen in pretérito indefinido + "que" + werkwoord in pretérito imperfecto.
  2. Wanneer we werkwoorden in de verleden tijd gebruiken, vinden er veranderingen plaats in de indirecte rede. Bijvoorbeeld: "No me gusta la negociación." - "Ella me dijo que no le gustaba la negociación." presente --> pretérito imperfecto.
Estilo Directo (Directe Stijl)Estilo Indirecto (Indirecte Rede)
Juan: "Me gusta negociar la oferta."Juan me dijo que le gustaba negociar la oferta.
Ana: "Creo que la oferta es positiva."Ana me dijo que creía que la oferta era positiva.
Pedro: "¿Vas a rechazar la contraoferta?"Pedro me preguntó si iba a rechazar la contraoferta.
Eva: "Sin duda, la oferta es excelente."Eva me dijo que, sin duda, la oferta era excelente.

Uitzonderingen!

  1. De voornaamwoorden kunnen veranderen afhankelijk van de context, zoals me, le, les. Bijvoorbeeld: Me gusta esta oferta. - Ella dijo que le gusta esta oferta.

Oefening 1: Estilo indirecto con pretéritos simples

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

dijo que, iba a rechazar, tenía, preguntó, negociaban, era, es

1. Decir que + ser:
Juan: La negociación es exitosa. : Juan me ... la negociación ... exitosa.
(Juan zei tegen me dat de onderhandelingen succesvol waren.)
2. Decir que + ser:
Marta: La contraoferta ... interesante. : Marta me ... la contraoferta ... interesante.
(Marta: Het tegenbod is interessant. : Marta vertelde me dat het tegenbod interessant was.)
3. Decir que + negociar:
Juan: Nosotros negociamos con ellos. : Juan me ... ellos ... con ellos.
(Juan: Wij onderhandelen met hen. : Juan vertelde me dat zij met hen onderhandelden.)
4. Decir que + ser:
Eva: Sin duda, la oferta es excelente. : Eva me dijo que, sin duda, la oferta ... excelente.
(Eva: Zonder twijfel is het aanbod uitstekend. : Eva vertelde me dat zonder twijfel het aanbod uitstekend was.)
5. Decir que + negociar:
Ana: Nosotros negociamos una buena oferta. : Ana me ... ellos ... una buena oferta.
(Ana: Wij onderhandelden een goede deal. : Ana vertelde me dat zij een goede deal onderhandelden.)
6. Decir que + tener:
Eva: Tengo el compromiso con ellos. : Eva me ... ... el compromiso con ellos.
(Eva: Ik heb de afspraak met hen. : Eva vertelde me dat ze de afspraak met hen had.)
7. Preguntar + rechazar:
Pedro: ¿Vas a rechazar la oferta? : Pedro me ... si ... la oferta.
(Pedro: Ga je het aanbod afslaan? : Pedro vroeg me of ik het aanbod ging afslaan.)
8. Decir que + ser:
Ana: El compromiso es importante. : Ana me ... el compromiso ... importante.
(Ana: Verantwoordelijkheid is belangrijk. : Ana vertelde me dat verantwoordelijkheid belangrijk was.)

Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

era


was

2

es


is

3

iba a rechazar


ik het ging afslaan

4

dijo que


hij zei dat