- We gebruiken de pretérito indefinido om te praten over de acties die in het verleden zijn afgerond.
- Om de pretérito indefinido van de regelmatige werkwoorden die eindigen op "-ar" te vormen, worden de uitgangen toegevoegd: "-é, -aste, -ó, -amos, -asteis, -aron".
- Voor werkwoorden die eindigen op "-er" en "-ir", worden de uitgangen: "-í, -iste, -ió, -imos, -isteis, -ieron" toegevoegd.
Persona | Verbo -AR: Preguntar | Verbo -IR: Vivir |
---|---|---|
Yo | Pregunté al reportero algunas noticias | Viví en esa casa |
Tú | Preguntaste del programa | Viviste en Madrid |
Él/Ella | Preguntó sobre su trabajo | Vivió con sus padres |
Nosotros/as | Preguntamos del pasado | Vivimos en Valencia |
Vosotros/as | Preguntasteis las noticias actuales | Vivisteis cerca del parque |
Ellos/Ellas | Preguntaron ver un programa | Vivieron preocupados |
Uitzonderingen!
- De klemtoon is belangrijk in de eerste en derde persoon enkelvoud omdat het het verschil tussen de tegenwoordige tijd en de onvoltooid verleden tijd laat zien.
Oefening 1: El pretérito indefinido: Los verbos regulares
Instructie: Vul het juiste woord in.
pregunté, navegamos, preguntasteis, volvió, volvimos, vieron, volviste, reaccionamos
1.
Después del reportaje, nosotros ... con sorpresa.
(Na het verslag reageerden we verrast.)
2.
¿Tú ... a ver ese programa anoche?
(Heb je dat programma gisteravond weer gezien?)
3.
Los estudiantes ... un programa.
(De studenten zagen een programma.)
4.
Vosotros ... cuándo verían las noticias actuales.
(Jullie vroegen wanneer ze het actuele nieuws zouden zien.)
5.
Después de cenar, nosotros ... a ver las noticias.
(Na het avondeten keken we opnieuw naar het nieuws.)
6.
Nosotros ... por internet tras el noticiero.
(Wij surften op het internet na het journaal.)
7.
Yo ... sobre el reportaje en la televisión.
(Ik vroeg naar de reportage op de televisie.)
8.
Mi padre ... tarde tras ver el programa.
(Mijn vader kwam laat terug na het programma te hebben gezien.)
Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
volviste
keek je
2
vieron
zagen zij
3
reaccionamos
reageerden we
4
volvimos
gingen we