Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

  1. De pretérito indefinido wordt gebruikt voor acties die op een specifiek moment in het verleden plaatsvonden en werden afgerond.
  2. De onvoltooid verleden tijd wordt gebruikt om gewoonten, situaties en toestanden in het verleden te beschrijven.
  3. De voltooid tegenwoordige tijd wordt gebruikt voor verleden acties die relevant zijn in het heden of nog actueel zijn.
Tiempo verbal (Werkwoordstijd)Regla (Regel)Ejemplo (Voorbeeld)
Pretérito imperfectoAcciones en progreso o habituales en el pasado (Acties in uitvoering of gebruikelijk in het verleden)Cuando era joven, viajaba cada verano a la playa.
Pretérito indefinidoAcciones completadas en el pasado (Voltooide acties in het verleden)El mes pasado, compré un billete de avión.
Pretérito perfectoAcciones pasadas que afectan el presente (Verleden handelingen die het heden beïnvloeden)Hoy, he visitado el museo y me ha encantado.

Oefening 1: Los tiempos del pasado (resumen)

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

hemos reservado, elegí, votaron, fuimos, Visité, elegía, votaba, votabas

1. Votar:
Tú ... cada año en las elecciones.
(Je stemde elk jaar bij de verkiezingen.)
2. Elegir:
El año pasado, ... a mi representante en el parlamento.
(Vorige jaar heb ik mijn vertegenwoordiger in het parlement gekozen.)
3. Ir:
Nosotros ... a la sede electoral el domingo pasado.
(Wij gingen afgelopen zondag naar het stembureau.)
4. Elegir:
Yo ... siempre la opción correcta.
(Ik koos altijd de juiste optie.)
5. Votar:
Cuando era joven, ... por diferentes partidos políticos.
(Toen ik jong was, stemde ik op verschillende politieke partijen.)
6. Visitar (yo):
... varias oficinas electorales en la ciudad la semana pasada.
(Ik heb vorige week verschillende stembureaus in de stad bezocht.)
7. Votar:
Ellos ... en las últimas elecciones.
(Zij stemden bij de laatste verkiezingen.)
8. Reservar (nosotros):
Hoy, ... el lugar para votar.
(Vandaag hebben we de locatie gereserveerd om te stemmen.)

Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

fuimos


gingen

2

elegí


koos

3

Visité


Ik bezocht

4

hicieron


zij hielden