A2.23.2 Overzicht van de verleden tijden
Een korte samenvatting over de verleden tijden in het Spaans: pretérito indefinido, imperfecto en perfecto.
Gramática: Los tiempos del pasado (resumen)
A2 Spaans Samenvatting verleden tijd
Niveau: A2
Module 3: El buen pasado (De goeie oude tijd)
Les 23: El pasado: ¿una parte del presente o del pasado? (Het verleden: onderdeel van het heden of voorbij?)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten
Audio en video
- De pretérito indefinido wordt gebruikt voor acties die op een specifiek moment in het verleden plaatsvonden en werden afgerond.
- De onvoltooid verleden tijd wordt gebruikt om gewoonten, situaties en toestanden in het verleden te beschrijven.
- De voltooid tegenwoordige tijd wordt gebruikt voor verleden acties die relevant zijn in het heden of nog actueel zijn.
Tiempo verbal | Ejemplo |
---|---|
Pretérito indefinido | El año pasado gané el premio al mejor trabajador. (Vorige jaar wona ik de prijs voor beste werknemer.) |
Pretérito imperfecto | Cuando era joven siempre ganaba premios por ser el mejor trabajador. (Toen ik jong was, won ik altijd prijzen omdat ik de beste werknemer was.) |
Pretérito perfecto he/has/ha/hemos/habéis/han + participio | Este año he ganado el premio al mejor trabajador. (Dit jaar heb ik de prijs voor beste werknemer gewonnen.) |
Oefening 1: Overzicht van de verleden tijden
Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.
Toon antwoorden Toon vertalinghan premiado, pensaba, gané, habéis sido, has tenido, han ganado, dieron, estaba, ganábamos, ha ganado
1. Tener (Tú): Ya ... éxito en tu carrera.
2. Ser (Vosotras): Desde siempre ... artistas talentosas.
3. Ganar (Nosotras): Antes siempre ... el premio a los estudiantes más talentosos.
4. Estar (Yo): A lo mejor ... ocupado cuando me llamó.
5. Ganar (Ellos): Este mes ... premios por sus carreras.
6. Premiar (Ellos): Esta semana ... a Julia por su buen trabajo.
7. Ganar (Ella): María ... muchos amigos por ser una persona trabajadora.
8. Dar (Vosotro): Ayer os ... el premio por vuestro proyecto, ¿verdad?
9. Ganar (Yo): Hace un año ... un curso de educación.
10. Pensar (Yo): En el pasado ... que algún día iba a ser famoso.
Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Vertaal en spreek het woord hardop uit. Gebruik het woord in een zin.
Toon vertaling
1.
Has tenido
|
(Je hebt gehad) |
2.
Gané
|
(Ik won) |
3.
Estaba
|
(Was ik) |
4.
Dieron
|
(Zij gaven) |
5.
Ha ganado
|
(Heeft gemaakt) |
6.
Pensaba
|
(Ik dacht) |
7.
Han ganado
|
(Hebben gewonnen) |
8.
Ganábamos
|
(Wij wonnen) |