Tiempo verbal (Werkwoordstijd) | Regla (Regel) | Ejemplo (Voorbeeld) |
---|---|---|
Pretérito imperfecto | Acciones en progreso o habituales en el pasado (Handelingen in uitvoering of gewoonlijk in het verleden) | Cuando era joven, el presidente gobernaba con su ministro. (Toen hij jong was, regeerde de president met zijn minister.) |
Pretérito indefinido | Acciones completadas en el pasado (Voltooide handelingen in het verleden) | En 2010, la princesa visitó el parlamento. (In 2010 bezocht de prinses het parlement.) |
Pretérito perfecto | Acciones pasadas que afectan el presente (Handelingen uit het verleden die het heden beïnvloeden) | Esta semana, he votado en las elecciones del gobierno. (Deze week heb ik gestemd bij de overheidsverkiezingen.) |
Oefening 1: Los tiempos del pasado (resumen)
Instructie: Vul het juiste woord in.
hemos reservado, elegí, votaron, fuimos, Visité, trabajaba, votaba, votabas
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste zin die correct een van de verleden tijden in het Spaans gebruikt (onvoltooid verleden tijd, voltooid verleden tijd, voltooid tegenwoordige tijd), rekening houdend met de context en de betekenis van de afgelopen handeling.