De onvoltooid verleden tijd van regelmatige werkwoorden

De onvoltooid verleden tijd is een werkwoordstijd die handelingen uit het verleden uitdrukt waarvan begin en einde niet specifiek zijn. Het wordt ook gebruikt om de voortgang van een actie in het verleden te beschrijven.

Gramática: El pretérito imperfecto de verbos regulares

A2 Spaans Onvoltooid verleden regelmatige

Niveau: A2

Module 2: El buen pasado (De goeie oude tijd)

Les 11: Infancia y recuerdos (Jeugd en herinneringen)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Audio met vertalingen
Audio met vertalingen

  1. Voor werkwoorden eindigend op "-ar" voeg je "-aba, -abas, -aba, -ábamos, -abais, -aban" toe.
  2. Voor werkwoorden die eindigen op "-er/-ir" voeg je "-ía, -ías, -ía, -íamos, -íais, -ían" toe.

 

Persona (Persoon)Forma (Vorm)Ejemplo (Voorbeeld)
YoPreguntabaYo preguntaba sobre el reportaje. (Ik vroeg naar het verslag.)
Preguntabaspreguntabas al presentador. (Jij vroeg de presentator.)
Él / EllaPreguntabaÉl preguntaba por las noticias actuales. (Hij vroeg naar het actuele nieuws.)
Nosotros/asPreguntábamosNosotros preguntábamos al reportero sobre los detalles. (Wij vroegen het aan de verslaggever over de details.)
Vosotros/asPreguntabais  Vosotros preguntabais algo al reportero noticias. (Jullie vroegen vroegen iets aan de verslaggever.)
Ellos / ellasPreguntabanLos niños preguntaban sobre las noticias. (De kinderen vroegen vroegen naar het nieuws.)

 

Uitzonderingen!

  1. De eerste en derde persoon enkelvoud zijn hetzelfde.

Oefening 1: El pretérito imperfecto de verbos regulares

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

escuchábamos, preguntaban, veían, preguntaba, escuchaba, veía, leías, hablaba

1.
Mi abuela ... siempre lo mismo sobre el programa.
(Mijn oma vroeg altijd hetzelfde over het programma.)
2.
Tú ... las noticias actuales en el móvil.
(Jij las het actuele nieuws op de mobiele telefoon.)
3.
Las chicas siempre ... el programa por la tarde.
(De meisjes keken altijd 's middags naar het programma.)
4.
Siempre ... las noticias en la radio.
(We luisterden altijd naar het nieuws op de radio.)
5.
Los periodistas ... detalles sobre el accidente.
(De journalisten vroegen naar details over het ongeluk.)
6.
Mi madre ... la radio por la mañana.
(Mijn moeder luisterde 's ochtends naar de radio.)
7.
Yo siempre ... mucho cuando era niño.
(Ik praatte altijd veel toen ik kind was.)
8.
Yo siempre ... un programa después de cenar.
(Ik keek altijd naar een programma na het eten.)

Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

preguntaban


vroegen

2

escuchábamos


wij luisterden

3

reportaba


rapporteerde

4

escuchaba


luisterde