Usos de "poco", "mucho", "bastante", "nada", "nadie"

We gebruiken "poco", "mucho", "bastante", "nada" en "nadie" om over hoeveelheden te praten.

Gramática: Usos de "poco", "mucho", "bastante", "nada", "nadie"

A2 Spaans Onbepaalde voornaamwoorden die zelfstandige naamwoorden vervangen

Niveau: A2

Module 4: Estilo de vida (Levensstijl)

Les 29: Transporte (sostenible) ((Duurzaam) vervoer)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Audio met vertalingen

  1. "Poco, mucho, bastante, demasiado" geven een niet exacte hoeveelheid aan.
  2. "Nada, nadie" verwijzen naar de afwezigheid van iets of iemand.
  3. "Todo, otro" hebben het over de totaliteit of verwijzen naar iets bijkomstigs.
  4. "Tanto" benadrukt een grote hoeveelheid.
FunciónCuantificadoresEjemplo (Voorbeeld)
Cantidad no exacta Poco, Mucho, Bastante, Demasiado (Weinig, Veel, Voldoende, Te veel)

Hay poco transporte público en mi barrio. (Er is weinig openbaar vervoer in mijn buurt.)

Hay mucho tráfico por esta zona. (Er is veel verkeer in dit gebied.)

Esperé demasiado tiempo para el tren (Ik heb te veel tijd gewacht op de trein)

Hay bastante gente en el autobús. (Er zijn tamelijk veel mensen in de bus.)

Ausencia

Nada (Niets)

Nadie (Niemand)

No hay nada en el carril bici, está vacío. (Er is niets op het fietspad, het is leeg.)

Nadie quiere viajar en coche. (Niemand wil met de auto reizen.)

Totalidad o Adición

Todo (Alles)

Otro (Een ander)

Hoy el tráfico está bien, todo va rápido. (Vandaag is het verkeer goed, alles gaat snel.)

Este autobús no llega. Esperamos a otro. (Deze bus komt niet. We wachten op een andere.)

Cantidad grandeTanto (Zoveel)Hay tanto tráfico en la ciudad hoy. (Er is vandaag zoveel verkeer in de stad.)

Oefening 1: Usos de "poco", "mucho", "bastante", "nada", "nadie"

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

poco, bastante, tanto, Nadie, otro

1. Ausencia:
: ... ha usado el transporte público esta mañana.
(Niemand heeft vanmorgen het openbaar vervoer gebruikt.)
2. Totalidad o Adición:
: Voy a tomar ... tren porque el primero está lleno.
(Ik neem een andere trein omdat de eerste vol is.)
3. Totalidad o adición:
: Voy a tomar ... taxi, el primero no estaba disponible.
(Ik ga een andere taxi nemen, de eerste was niet beschikbaar.)
4. Cantidad pequeña:
: Hoy hay ... tráfico en la calle. A lo mejor es un día festivo.
(Vandaag is er weinig verkeer op straat. Misschien is het een feestdag.)
5. Cantidad grande:
: He esperado ... tiempo para el autobús.
(Ik heb zo lang op de bus gewacht.)
6. Cantidad grande:
: Hay ... tráfico hoy, mejor voy en tren.
(Er is vandaag nogal veel verkeer, ik ga beter met de trein.)
7. Cantidad pequeña:
: Hay ... espacio en este autobús. Hay mucha gente.
(Er is weinig ruimte in deze bus. Er zijn veel mensen.)
8. Ausencia:
: ... usa el carril bici esta mañana.
(Niemand gebruikt het fietspad deze ochtend.)

Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

poco


weinig

2

otro


andere

3

bastante


veel

4

demasiado


teveel