De onvoltooid verleden tijd van onregelmatige werkwoorden Delen Gekopieerd!
Drie werkwoorden zijn onregelmatig in pretérito imperfecto: ser, ir en ver.
Gramática: El pretérito imperfecto de verbos irregulares
A2 Spaans N/A
Niveau: A2
Module 2: El buen pasado (De goeie oude tijd)
Les 11: Infancia y recuerdos (Jeugd en herinneringen)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten
Audio en video
- Ser verandert in era, eras, éramos...
- Ir verandert in iba, ibas, íbamos...
- Ver behoudt de stam met een extra e: veía.
Persona (Persoon) | Conjugación (Vervoeging) | Ejemplos (Voorbeelden) |
---|---|---|
Yo | Era, iba, veía | Era estudiante de periodismo. (Was een journalistiek student.) Iba al canal cada tarde. (Ik ging elke middag naar het kanaal.) Veía documentales en la web. (Keek naar documentaires op het web.) |
Tú | Eras, ibas, veías | Eras fan del presentador. (Je was fan van de presentator.) Ibas a buscar el periódico. (Je ging een krant halen.) Veías siempre las noticias. (Je keek altijd naar het nieuws.) |
Él / ella | Era, iba, veía | Era reportero local. (Hij was een lokale verslaggever.) Iba a la redacción. (Ging naar de redactie.) Veía el noticiero por la noche. (Keek 's avonds naar het nieuws.) |
Nosotros/as | Éramos, íbamos, veíamos | Éramos estudiantes curiosos. (We waren nieuwsgierige studenten.) Íbamos juntos al estudio. (We gingen samen naar de studio.) Veíamos muchos programas. (We zagen veel programma's.) |
Vosotros/as | Erais, ibais, veíais | Erais muy atentos en clase. (Jullie waren heel attent in de klas.) Ibais a la biblioteca. (Jullie gingen naar de bibliotheek.) Veíais los reportajes online. (Zagen jullie de reportages online.) |
Ellos / ellas | Eran, iban, veían | Eran periodistas del canal local. (Ze waren journalisten van de lokale zender.) Iban a cubrir noticias. (Ze waren het nieuws aan het verslaan.) Veían informativos cada día. (Zagen elke dag het nieuws.) |
Oefening 1: El pretérito imperfecto de verbos irregulares
Instructie: Vul het juiste woord in.
veías, eran, veían, ibas, íbamos, era, éramos
Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
ibais
gingen jullie
2
ibas
ging
3
veían
zagen
4
veía
zag