10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

A2.8.2 Het verschil tussen "por qué" en "porque"

Leer het verschil tussen "por qué" en "porque" in het Spaans.

Gramática: La diferencia entre "por qué" y "porque"

A2 Spaans Verschil tussen "por qué" en "porque"

Niveau: A2

Module 2: Naturaleza y medio ambiente (Natuur en milieu)

Les 8: Animales de granja (Boerderijdieren)

Leergeschiedenis

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Audio with translations
Audio with translations

  1. "¿Por qué?" wordt gebruikt om directe of indirecte vragen te stellen. Het wordt apart geschreven, met accent en vraagtekens.
  2. "Por qué" wordt gebruikt om indirecte vragen te stellen. Het wordt los en met accent geschreven.
  3. "Porque" wordt gebruikt om een antwoord te geven of om iets uit te leggen. Het wordt aan elkaar geschreven.
  4. "Porque" kan de reden of de oorzaak van iets aangeven.
ExpresiónFunciónEjemplo
Por quéPregunta directa¿Por qué el cerdo corre por la granja? (Waarom rent het varken door de boerderij?)
Pregunta indirectaNo sé por qué la vaca no quiere comer hoy. (Ik weet niet waarom de koe vandaag niet wil eten.)
PorqueResponder a una pregunta

¿Por qué alimentas a la gallina? (Waarom geef je de kip te eten?)

Porque tiene hambre. (Omdat hij honger heeft.)

Dar una razón o causaEl caballo está tranquilo porque lo han alimentado. (Het paard is rustig omdat het gevoerd is.)

Oefening 1: Het verschil tussen "por qué" en "porque"

Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling

por qué, Por qué, porque

1. ¿... el pato no come hoy?

¿Por qué el pato no come hoy?
(Waarom eet de eend vandaag niet?)

2. El cerdo duerme mucho ... está cansado después de correr.

El cerdo duerme mucho porque está cansado después de correr.
(Het varken slaapt veel omdat het moe is na het rennen.)

3. No entiendo ... la vaca está en el campo sola.

No entiendo por qué la vaca está en el campo sola.
(Ik begrijp niet waarom de koe alleen op het veld staat.)

4. Alimentamos al gallo tarde ... no tiene hambre ahora.

Alimentamos al gallo tarde porque no tiene hambre ahora.
(We voeden de haan later, omdat hij nu geen honger heeft.)

5. No sé ... las ovejas siempre están con las cabras.

No sé por qué las ovejas siempre están con las cabras.
(Ik weet niet waarom de schapen altijd bij de geiten zijn.)

6. Alimentamos al caballo primero ... tiene hambre.

Alimentamos al caballo primero porque tiene hambre.
(We voeden het paard eerst omdat het honger heeft.)

7. El toro está fuerte ... come mucho.

El toro está fuerte porque come mucho.
(De stier is sterk omdat hij veel eet.)

8. ¿... la gallina no está fuera?

¿Por qué la gallina no está fuera?
(Waarom is de kip niet buiten?)

9. ¿... la cabra no bebe agua hoy?

¿Por qué la cabra no bebe agua hoy?
(Waarom drinkt de geit vandaag geen water?)

10. Los patos no vienen ... quieren estar en el agua.

Los patos no vienen porque quieren estar en el agua.
(De eenden komen niet omdat ze in het water willen zijn.)

Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Vertaal en spreek het woord hardop uit. Gebruik het woord in een zin.

Toon vertaling
1. Por qué
(Waarom)
2. Porque
(Omdat)
3. Por qué
(Waarom)