A2.27.2 De imperatief + het indirect object
Uitleg over het gebruik van de gebiedende wijs met indirect object in het Spaans.
Gramática: El imperativo + objeto indirecto
A2 Spaans Imperatieven en meewerkend voorwerp
Niveau: A2
Module 4: Trabajar y estudiar (Werk en studie)
Les 27: Trabajo en equipo (Teamwerk)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten
Audio en video
- Met de bevestigende imperatief verbinden we het indirecte voornaamwoord "me, te, le, nos, os, les" met het werkwoord.
- Bij de negatieve gebiedende wijs plaatsen we het indirect object voor de werkwoord.
- We vormen de gebiedende wijs voor "jij, u, jullie, u".
Uso con | + Objeto indirecto | Ejemplo |
---|---|---|
Imperativo afirmativo | le les | Pídele ayuda a tu compañero para no cometer un error. (Vraag hem om hulp aan je klasgenoot om geen fout te maken.) Pídales ayuda con organizar el evento, Señora Rodríguez. (Vraag haar om hulp bij het organiseren van het evenement, mevrouw Rodríguez.) |
Imperativo negativo | me nos | No me pidáis ayuda todos los días, por favor. (Vraag me niet elke dag om hulp, alsjeblieft.) No nos pidan más ayuda, señoras. (Vraagt u ons ons niet meer om hulp, dames.) |
Uitzonderingen!
- Bij de bevestigende gebiedende wijs is het soms nodig een accent toe te voegen. Voorbeeld: "Pídele".
Oefening 1: De imperatief + het indirect object
Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.
Toon antwoorden Toon vertalingExplicadles, me envíes, Envíales, Pedidles, Dale, Ayúdale, Pídele, les pidáis, Explícales, nos comuniquéis
1. Comunicarse (vosotros, a nosotros): No ... nada malo sin pensarlo antes.
2. Explicar (vosotros): ... a vuestros compañeros cómo ser más flexible y solidario.
3. Ayudar (tú, a ella): ... a ser más creativa.
4. Dar (tú): ... nuevas ideas al equipo para trabajar mejor en el proyecto.
5. Enviar (tú, a mí): No ... esto, por favor. Ya lo tengo.
6. Enviar (tú): :... algo a los compañeros para ayudarles.
7. Explicar (tú): ... tus ideas a tus compañeros, la comunicación es muy importante en el equipo.
8. Pedir (vosotros): ... a vuestros compañeros mejor comunicación.
9. Pedir (vosotros, a ellas): No ... más ayuda. Os ayudan mucho.
10. Pedir (tú): ... ayuda a tu compañero.
Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Vertaal en spreek het woord hardop uit. Gebruik het woord in een zin.
Toon vertaling
1.
Explicadles
|
(Leg het uit) |
2.
Pídele
|
(Vraag het hem) |
3.
Explícales
|
(Leg het ze uit) |
4.
Me envíes
|
(Je me stuurt) |
5.
Dale
|
(Geef hem) |
6.
Les pidáis
|
(Hen vragen) |
7.
Nos comuniquéis
|
(Jullie ons meedelen) |
8.
Ayúdale
|
(Help hem) |