A2.6.2 Het negatieve imperatief: de regelmatige werkwoorden
De negatieve imperatief in het Spaans heeft de functie om bevelen of instructies uit te drukken die aangeven wat niet gedaan moet worden.
Gramática: El imperativo negativo: los verbos regulares
A2 Spaans Imperatieve ontkenning van regelmatige werkwoorden
Niveau: A2
Module 1: Viajar: ¡A lo desconocido! (Reizen: op avontuur!)
Les 6: En el hotel (Op hotel)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten
Audio en video
- Voor de regelmatige werkwoorden in "-ar", verander de "-a" naar "-e".
- Voor de regelmatige werkwoorden in "-er" en "-ir", verander de "-e" in "-a".
- Gebruik het woord 'no' voor het werkwoord.
Pronombre | Verbos acabados en -ar | Verbos acabados en -er/-ir |
---|---|---|
Tú | ¡No hables con Pedro! (Spreek niet met Pedro!) -es | ¡No comas esto! (Eet dit niet!) -as |
Usted | ¡No hable con Pedro! (Spreek niet met Pedro!) -e | ¡No coma esto! (Eet dit niet eten!) -a |
Nosotros/-as | ¡No hablemos con Pedro! (Laten we niet praten met Pedro!) -emos | ¡No comamos esto! (Laten we dit niet eten!) -amos |
Vosotros/-as | ¡No habléis con Pedro! (Spreek niet met Pedro!) -éis | ¡No comáis esto! (Eet dit niet!) -áis |
Ustedes | ¡No hablen con Pedro! (Praat niet met Pedro!) -en | ¡No coman esto! (Eet dit niet!) -an |
Oefening 1: Het negatieve imperatief: de regelmatige werkwoorden
Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.
Toon antwoorden Toon vertalingtoques, busquen, corráis, entremos, compartan, descanses, abramos, discuta, descanséis, deje
1. Abrir (Nosotros): ¡No ... la puerta, hace frío!
2. Correr (Vosotros): ¡No ... en la salida!
3. Dejar (Usted): No ... la llave en la recepción, por favor.
4. Buscar (Ustedes): ¡No ... más problemas!
5. Compartir (Ustedes): ¡No ... nada sobre el servicio en internet!
6. Discutir (Usted): No ... con el recepcionista, por favor.
7. Descansar (Tú): ¡No ... en la entrada!
8. Tocar (Tú): ¡No ... las llaves de otras habitaciones!
9. Descansar (Vosotros): No ... en el sofá de la recepción, por favor.
10. Entrar (Nosotros): No ..., el hotel está cerrado.
Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Vertaal en spreek het woord hardop uit. Gebruik het woord in een zin.
Toon vertaling
1.
Descanses
|
(Rust) |
2.
Corráis
|
(Jullie rennen) |
3.
Abramos
|
(Laten we niet openen) |
4.
Compartan
|
(Deelt) |
5.
Discuta
|
(U moet niet ruziën) |
6.
Entremos
|
(Laten we niet naar binnen gaan) |
7.
Deje
|
(Laat) |
8.
Busquen
|
(Zoek) |