10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

A2.6.2 Het negatieve imperatief: de regelmatige werkwoorden

De negatieve imperatief in het Spaans heeft de functie om bevelen of instructies uit te drukken die aangeven wat niet gedaan moet worden.

Gramática: El imperativo negativo: los verbos regulares

A2 Spaans Imperatieve ontkenning van regelmatige werkwoorden

Niveau: A2

Module 1: Viajar: ¡A lo desconocido! (Reizen: op avontuur!)

Les 6: En el hotel (Op hotel)

Leergeschiedenis

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Audio with translations
Audio with translations

  1. Voor de regelmatige werkwoorden in "-ar", verander de "-a" naar "-e".
  2. Voor de regelmatige werkwoorden in "-er" en "-ir", verander de "-e" in "-a".
  3. Gebruik het woord 'no' voor het werkwoord.
PronombreVerbos acabados en -arVerbos acabados en -er/-ir

¡No hables con Pedro! (Spreek niet met Pedro!)

-es

¡No comas esto! (Eet dit niet!)

-as

Usted

¡No hable con Pedro! (Spreek niet met Pedro!)

-e

¡No coma esto! (Eet dit niet eten!)

-a

Nosotros/-as

¡No hablemos con Pedro! (Laten we niet praten met Pedro!)

-emos

¡No comamos esto! (Laten we dit niet eten!)

-amos

Vosotros/-as

¡No habléis con Pedro! (Spreek niet met Pedro!)

-éis

¡No comáis esto! (Eet dit niet!)

-áis

Ustedes

¡No hablen con Pedro! (Praat niet met Pedro!)

-en

¡No coman esto! (Eet dit niet!)

-an

Oefening 1: Het negatieve imperatief: de regelmatige werkwoorden

Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling

toques, busquen, corráis, entremos, compartan, descanses, abramos, discuta, descanséis, deje

1. Abrir (Nosotros): ¡No ... la puerta, hace frío!

¡No abramos la puerta, hace frío!
(Laten we de deur niet openen, het is koud!)

2. Correr (Vosotros): ¡No ... en la salida!

¡No corráis en la salida!
(Ren niet bij de uitgang!)

3. Dejar (Usted): No ... la llave en la recepción, por favor.

No deje la llave en la recepción, por favor.
(Laat de sleutel niet bij de receptie, alstublieft.)

4. Buscar (Ustedes): ¡No ... más problemas!

¡No busquen más problemas!
(Zoek geen problemen meer!)

5. Compartir (Ustedes): ¡No ... nada sobre el servicio en internet!

¡No compartan nada sobre el servicio en internet!
(Deel niets over de dienst op internet!)

6. Discutir (Usted): No ... con el recepcionista, por favor.

No discuta con el recepcionista, por favor.
(Discusieer niet met de receptionist, alstublieft.)

7. Descansar (Tú): ¡No ... en la entrada!

¡No descanses en la entrada!
(Rust niet uit bij de ingang!)

8. Tocar (Tú): ¡No ... las llaves de otras habitaciones!

¡No toques las llaves de otras habitaciones!
(Raak de sleutels van andere kamers niet aan!)

9. Descansar (Vosotros): No ... en el sofá de la recepción, por favor.

No descanséis en el sofá de la recepción, por favor.
(Rust niet uit op de bank in de ontvangsthal, alstublieft.)

10. Entrar (Nosotros): No ..., el hotel está cerrado.

No entremos, el hotel está cerrado.
(Laten we niet naar binnen gaan, het hotel is gesloten.)

Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Vertaal en spreek het woord hardop uit. Gebruik het woord in een zin.

Toon vertaling
1. Descanses
(Rust)
2. Corráis
(Jullie rennen)
3. Abramos
(Laten we niet openen)
4. Compartan
(Deelt)
5. Discuta
(U moet niet ruziën)
6. Entremos
(Laten we niet naar binnen gaan)
7. Deje
(Laat)
8. Busquen
(Zoek)