De onregelmatige vergelijkingen: Mejor, Peor, Mayor, Menor

Onregelmatige vergelijkingen zijn bijvoeglijke naamwoorden die worden gebruikt om eigenschappen zoals kwaliteit, grootte of leeftijd te vergelijken.

Gramática: Los comparativos irregulares: Mejor, Peor, Mayor, Menor

A2 Spaans Onregelmatige comparatieven

Niveau: A2

Module 1: Viajar: ¡A lo desconocido! (Reizen: op avontuur!)

Les 3: Reserva tu alojamiento (Boek uw accommodatie)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Audio met vertalingen

  1. Mejor en peor vergelijken kwaliteit.
  2. Mayor en menor duiden grootte of leeftijd aan.
  3. Ze hebben meer en minder niet nodig voor het bijvoeglijk naamwoord.
Adjetivo (Bijvoeglijk naamwoord)Comparativo (Vergelijking)Ejemplo (Voorbeeld)
Bien (Goed)Mejor (Beter)El servicio del hotel es mejor que antes. (De service van het hotel is beter dan voorheen.)
Mal (Slecht)Peor (Slechter)Este desayuno es peor que el de ayer. (Dit ontbijt is slechter dan dat van gisteren.)
Viejo (Oud)Mayor (Groter)Cuando estás mayor, podemos ir juntos de vacaciones. (Wanneer je ouder bent, kunnen we samen op vakantie gaan.)
JovenMenorCuando eres menor, no puedes viajar solo. (Wanneer je minderjarig bent, mag je niet alleen reizen.)

Oefening 1: Los comparativos irregulares: Mejor, Peor, Mayor, Menor

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

mayor, menor, mejor, peor

1.
Mal: La habitación es ... que la que reservamos.
(De kamer is slechter dan die welke we gereserveerd hebben.)
2.
Joven: Porque eres ... que yo, tienes el descuento.
(Omdat je jonger bent dan ik, krijg je de korting.)
3.
Joven: El recepcionista es ... que en otros hoteles.
(Jongere: De receptionist is beter dan in andere hotels.)
4.
Bien: El hotel tiene un servicio ... que el anterior.
(De service van het hotel is beter dan die van het vorige.)
5.
Bien: La habitación es ... que la que reservamos el año pasado.
(Goed: De kamer is beter dan die we vorig jaar hebben gereserveerd.)
6.
Viejo: Mi hermano es ... que yo, así que no tiene descuentos.
(Mijn broer is ouder dan ik, dus hij krijgt geen kortingen.)
7.
Bien: El alojamiento con desayuno incluido es ... que sin él.
(Het onderkomen met ontbijt inbegrepen is beter dan zonder.)
8.
Bien: El desayuno de este hotel es ... que el de ayer.
(Goed: Het ontbijt van dit hotel is beter dan dat van gisteren.)

Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

peor


slechter

2

menor


kleiner

3

mejor


beter

4

mayor


groter