10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

A2.25.2 De directe voornaamwoorden

De directe voornaamwoorden "lo, la, las, los" worden gebruikt om een zelfstandig naamwoord te vervangen dat direct de actie van het werkwoord ondergaat.

Gramática: Los pronombres de objeto directo

A2 Spaans Voornaamwoorden van het lijdend voorwerp

Niveau: A2

Module 4: Trabajar y estudiar (Werk en studie)

Les 25: Contrátame (Huur mij in)

Leergeschiedenis

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Audio with translations
Audio with translations

  1. Het lijdend voornaamwoord wordt aan de infinitief verbonden: "Quiero aplicarlo"
  2. Met de voltooid tegenwoordige tijd wordt het lijdend voornaamwoord geplaatst voor het hulpwerkwoord "haber".
  3. Het lijdend voornaamwoord moet in geslacht en aantal overeenkomen met het zelfstandig naamwoord dat het vervangt.
ReglaEjemplo
Uso con verbos conjugadosElla envió el currículum ayer.  (Zij stuurde het curriculum gisteren.)
Ella lo envió ayer. (Zij heeft het gisteren gestuurd.)
Uso con infinitivosQuiero aplicar el certificado hoy. (Ik wil vandaag het certificaat aanvragen.)
Quiero aplicarlo hoy. (Ik wil heter vandaag toepassen.)
Uso con el pretérito perfectoHe enviado el diploma por correo. (Ik heb het diploma per post verzonden.)
Lo he enviado por correo. (Het heb ik per post verzonden.)
ConcordanciaElla tiene experiencia (Zij heeft ervaring.)
Ella la tiene. (Zij heeft het.)
Él tiene los certificados preparados.  (Hij heeft de certificaten klaarliggen.)
Él los tiene preparados. (Hij heeft ze klaar.)

Oefening 1: De directe voornaamwoorden

Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling

Lo, Las, lo, La, los, la, Los, las

1. Las cartas de presentación: Tengo que enviar... junto con el currículum.

Tengo que enviarlas junto con el currículum.
(Ik moet ze samen met het curriculum opsturen.)

2. Las experiencias: ... organizo de una manera clara en mi currículum.

Las organizo de una manera clara en mi currículum.
(Ik organiseer ze op een duidelijke manier in mijn cv.)

3. La carta de presentación: ... he recibido por el correo electrónico.

La he recibido por el correo electrónico.
(Ik heb het per e-mail ontvangen.)

4. Los diplomas: ... selecciono como parte de mi currículum.

Los selecciono como parte de mi currículum.
(Ik kies ze uit als onderdeel van mijn curriculum.)

5. El perfil: ... revisas para ver si está completo.

Lo revisas para ver si está completo.
(Je controleert het om te zien of het compleet is.)

6. El currículum: ... han revisado varias veces antes de enviarlo.

Lo han revisado varias veces antes de enviarlo.
(Ze hebben het meerdere keren herzien voordat ze het verzonden.)

7. El diploma: ... preparas para la entrevista.

Lo preparas para la entrevista.
(Je bereidt hem voor op het interview.)

8. Los certificado: Ella quiere aplicar... en su perfil profesional.

Ella quiere aplicarlos en su perfil profesional.
(Zij wil ze in haar professionele profiel toepassen.)

9. El puesto de trabajo: Me ... han ofrecido después de la entrevista.

Me lo han ofrecido después de la entrevista.
(Ze hebben het me na het interview aangeboden.)

10. La experiencia: Ella ... tiene en este trabajo.

Ella la tiene en este trabajo.
(Zij heeft het in dit werk.)

Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Vertaal en spreek het woord hardop uit. Gebruik het woord in een zin.

Toon vertaling
1. Lo
(Het)
2. Los
(Ik selecteer ze als onderdeel van mijn cv.)
3. La
(Ik heb het ontvangen via e-mail.)
4. La
(Ze)
5. Las
(Ze)
6. Los
(Ze)
7. Lo
(Het)
8. Las
(Ik organiseer ze op een duidelijke manier in mijn cv.)