- Voor tú wordt de derde persoon enkelvoud van de tegenwoordige tijd gebruikt.
- Voor vosotros gebruik je de infinitief zonder -r + -d.
- Onregelmatige werkwoorden hebben hun eigen vorm: ten, haz.
Pronombre (Voornaamwoord) | Forma (Vorm) | Ejemplo (Voorbeeld) |
---|---|---|
Tú | Cuenta | Cuenta lo que pasó en la entrevista. |
Vosotros | Contad | Contad lo que hicisteis ayer. |
Tú + pronombre | Preséntate | Preséntate rápido, que ya empezó. |
Vosotros + pronombre indirecto | Presentaos | Presentaos y sed simpáticos. |
Vosotros + pronombre directo | Preparadlo | Preparadlo ya, que no hay tiempo. |
Uitzonderingen!
- Bij vosotros en het indirecte voornaamwoord os, verdwijnt de d: presentaos.
- Vergeet niet! Het voornaamwoord wordt aan het werkwoord vast geschreven zonder spatie: bereid je voor, presenteer je.
Oefening 1: Imperativo afirmativo informal: "Tú" y "Vosotros"
Instructie: Vul het juiste woord in.
Preséntate, Presentaos, Firmad, Memorizad, Contad, Cuenta, Habla, Preparadlo
1.
Contar: vosotros:
... algo gracioso de esta mañana.
(Vertel iets grappigs van vanochtend.)
2.
Presentarse: vosotros:
... al llegar a la sala.
(Stel jezelf voor bij aankomst in de kamer.)
3.
Contar: tú:
... lo que viste en la reunión.
(Vertel wat je zag in de vergadering.)
4.
Firmar: vosotros:
... esto rápido, que tenemos prisa.
(Onderteken dit snel, want we hebben haast.)
5.
Presentarse: tú:
... cuando llegues, sin miedo.
(Stel jezelf voor als je aankomt, zonder angst.)
6.
Memorizar: vosotros:
... lo que os dije antes.
(Onthoud wat ik jullie eerder heb gezegd.)
7.
Preparar: vosotros + pronombre lo:
... bien antes de enviarlo.
(Bereid het goed voor voordat je het verstuurt.)
8.
Hablar: tú:
... sin pensar tanto, dilo directo.
(Praat zonder zoveel te denken, zeg het direct.)
Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
Presentaos
Stel jullie voor
2
Contad
Vertel
3
Habla
Spreek
4
Preséntate
Stel jezelf voor