10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

A2.24.2 Het positieve en het negatieve uitdrukken

Wanneer we willen uitdrukken of iets positief of negatief is in het Spaans, gebruiken we uitdrukkingen zoals "está bien" of "es bueno" voor het positieve en "está mal" of "es malo" voor het negatieve.

Gramática: Expresar lo positivo y lo negativo

A2 Spaans Positief en negatief uiten

Niveau: A2

Module 4: Trabajar y estudiar (Werk en studie)

Les 24: Hacer un intercambio (Op uitwisseling gaan)

Leergeschiedenis

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Audio with translations
Audio with translations

  1. Gebruik "está bien" of "está mal" om oordelen te uiten over specifieke situaties of acties.
  2. Gebruik "es bueno" of "es malo" om algemene meningen over iets uit te drukken.
  3. Gebruik deze uitdrukkingen gevolgd door een infinitief of een bijzin.
ExpresiónEjemplo
está bienHacer un intercambio está bien porque tienes la oportunidad de estudiar un nuevo idioma. (Een uitwisseling doen is goed omdat je de kans hebt om een nieuwe taal te leren.)
está malEstá mal mandar documentos importantes sin leerlos primero. (Het is verkeerd om belangrijke documenten te versturen zonder ze eerst te lezen.)
es buenoEs bueno mandar los documentos a tiempo. (Het is goed om de documenten op tijd te versturen.)
es maloEs malo no usar oportunidades importantes. (Het is slecht om geen belangrijke kansen te benutten.)

Uitzonderingen!

  1. We kunnen het werkwoord "ser" niet gebruiken met "bien" of "mal" noch het werkwoord "estar" met "bueno" of "malo".

Oefening 1: Het positieve en het negatieve uitdrukken

Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling

Es bueno, Está mal, Es malo, Está bien

1. Positivo (estar): ... aprovechar cada oportunidad de hacer nuevos amigos durante tu aventura en el extranjero.

Está bien aprovechar cada oportunidad de hacer nuevos amigos durante tu aventura en el extranjero.
(Het is goed om elke kans te benutten om nieuwe vrienden te maken tijdens je avontuur in het buitenland.)

2. Positivo (estar): ... mandar un correo de agradecimiento después de recibir la beca.

Está bien mandar un correo de agradecimiento después de recibir la beca.
(Het is goed om een bedankmail te sturen nadat je de beurs hebt ontvangen.)

3. Positivo (ser): ... confirmar todos los detalles de viaje antes de salir al extranjero.

Es bueno confirmar todos los detalles de viaje antes de salir al extranjero.
(Het is goed om alle reisdetails te bevestigen voordat je naar het buitenland gaat.)

4. Negativo (estar): ... no comunicarte con tus compañeros de intercambio sobre los planes de la aventura.

Está mal no comunicarte con tus compañeros de intercambio sobre los planes de la aventura.
(Het is slecht om niet met je uitwisselingspartners te overleggen over de plannen voor het avontuur.)

5. Negativo (estar): ... viajar sin confirmar la reserva de tu alojamiento.

Está mal viajar sin confirmar la reserva de tu alojamiento.
(Het is slecht om te reizen zonder de reservering van je accommodatie te bevestigen.)

6. Positivo (estar): ... aprender un nuevo idioma antes de participar en un intercambio cultural.

Está bien aprender un nuevo idioma antes de participar en un intercambio cultural.
(Het is goed om een nieuwe taal te leren voordat je aan een culturele uitwisseling deelneemt.)

7. Positivo (ser): ... probar nuevas comidas cuando estás en un intercambio cultural.

Es bueno probar nuevas comidas cuando estás en un intercambio cultural.
(Het is goed om nieuwe gerechten te proberen tijdens een culturele uitwisseling.)

8. Positivo (estar): ... aprovechar la oportunidad de la beca para estudiar en el extranjero.

Está bien aprovechar la oportunidad de la beca para estudiar en el extranjero.
(Het is goed om de kans van de beurs te benutten om in het buitenland te studeren.)

9. Negativo (ser): ... no aprovechar la oportunidad de practicar el idioma durante tu intercambio.

Es malo no aprovechar la oportunidad de practicar el idioma durante tu intercambio.
(Het is slecht om de kans niet te benutten om tijdens je uitwisseling de taal te oefenen.)

10. Negativo (estar): ... no prepararse antes de una aventura en un país extranjero.

Está mal no prepararse antes de una aventura en un país extranjero.
(Het is verkeerd om zich niet voor te bereiden op een avontuur in een vreemd land.)

Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Vertaal en spreek het woord hardop uit. Gebruik het woord in een zin.

Toon vertaling
1. Está mal
(Het is fout)
2. Está bien
(Het is goed)
3. Es malo
(Het is slecht)
4. Es bueno
(Het is goed)