Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

  1. Bien / mal worden gebruikt om handelingen of toestanden te beschrijven. Ze worden gebruikt met het werkwoord estar.
  2. Bueno / malo worden gebruikt met het werkwoord ser. Ze kunnen vergezeld gaan van een zelfstandig naamwoord voor algemene of permanente kenmerken.
  3. ¡Qué bien! / ¡Qué mal! drukken emoties of reacties uit op situaties.
Expresión (Uitdrukking)Ejemplo (Voorbeeld)
Está bien + infinitivoSubir la montaña está bien para hacer ejercicio. (De berg beklimmen is goed om te sporten.)
Está mal + infinitivoEstá mal caminar sin botas de montaña. (Het is slecht om zonder bergschoenen te lopen.)
Sustantivo + es buenoCaminar es bueno para la salud. (Wandelen is goed voor de gezondheid.)
Es malo + infintivoEs malo hacer senderismo con mochila pesada. (Het is slecht om te wandelen met een zware rugzak.)
¡Qué bien! + infinitivo¡Qué bien estar junto al lago con amigos! (¡Wat fijn om bij het meer te zijn met vrienden!)
¡Qué mal! + infinitivo¡Qué mal olvidar las botas de montaña! (Wat vervelend om de bergschoenen te vergeten!)

 

Oefening 1: Expresar lo positivo y lo negativo: "Bien/ Bueno, Mal/ Malo"

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

¡Qué mal!, es malo, Está bien, está mal, es bueno, Es bueno

1. Negativo :
El senderismo era peligroso y eso ....
(Wandelen was gevaarlijk en dat is slecht.)
2. Positivo:
: ... relajarse junto al lago después de subir
(Het is goed om te ontspannen bij het meer na het klimmen)
3. Positivo :
Caminar por el bosque ... para relajarse.
(Wandelen in het bos is goed om te ontspannen.)
4. Positivo:
: ... esperar la amanecer aquí en el lago.
(Het is goed om hier bij het meer op te wachten tot de zonsopgang.)
5. Negativo:
: No seguir el camino marcado ....
(Het is slecht om het aangegeven pad niet te volgen.)
6. Positivo:
: ... hacer algo que te guste un domingo por la mañana
(Het is goed om iets te doen wat je leuk vindt op een zondagmorgen.)
7. Negativo :
Subir la montaña sin agua ... para la salud.
(De berg beklimmen zonder water is slecht voor de gezondheid.)
8. Negativo :
... Me olvidé las botas de montaña.
(Wat balen! Ik ben mijn bergschoenen vergeten.)

Oefening 2: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste zin die correct gebruikmaakt van de uitdrukkingen met 'bien/ bueno' en 'mal/ malo' volgens de situatie.

1.
Na 'es' moet het bijvoeglijk naamwoord 'bueno' worden gebruikt, niet het bijwoord 'bien'.
Met het werkwoord 'estar' wordt 'bien' gebruikt voor toestanden of handelingen, niet 'bueno'.
2.
Met 'estar' wordt 'bueno' niet gebruikt om handelingen of permanente kenmerken te beschrijven.
Na 'es' moeten we 'bueno' gebruiken, niet 'bien'.
3.
'Está bien' geeft aan dat iets correct of acceptabel is, maar is geen uitdrukking van emotie.
De juiste uitdrukking voor emoties is 'Qué bien!', niet 'Qué bueno!'.
4.
Met het werkwoord 'ser' wordt 'mal' niet gebruikt voor handelingen, maar 'malo' met zelfstandige naamwoorden.
'Malo' wordt gebruikt met het werkwoord ser voor kenmerken, niet met 'estar' voor handelingen.

Geschreven door

Deze inhoud is ontworpen en beoordeeld door het coLanguage pedagogisch team. Over coLanguage

Profile Picture

Array Array


Laatst bijgewerkt:

zondag, 29/06/2025 16:34