Het positieve en het negatieve uitdrukken (bien/bueno, mal/malo)

Wanneer we willen uitdrukken of iets positief of negatief is in het Spaans, gebruiken we uitdrukkingen zoals "está bien" of "es bueno" voor het positieve en "está mal" of "es malo" voor het negatieve.

Gramática: Expresar lo positivo y lo negativo (bien/bueno, mal/malo)

A2 Spaans Positieve en negatieve uitingen

Niveau: A2

Module 3: Planes para el fin de semana (Weekendplannen)

Les 24: Caminar el domingo. (Op zondag een wandeling maken.)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Audio met vertalingen
Audio met vertalingen

  1. Bien / mal worden gebruikt om handelingen of toestanden te beschrijven. Ze worden gebruikt met het werkwoord estar.
  2. Bueno / malo worden gebruikt met het werkwoord ser. Ze kunnen worden vergezeld door een zelfstandig naamwoord voor algemene of permanente kenmerken.
  3. ¡Qué bien! / ¡Qué mal! drukken emoties of reacties uit in situaties.
ExpresiónEjemplo
Está bien + infinitivoSubir la montaña está bien para hacer ejercicio. (De berg beklimmen is goed voor het doen van lichaamsbeweging.)
Está mal + infinitivoEstá mal caminar sin botas de montaña. (Het is slecht om zonder bergschoenen te wandelen.)
Sustantivo + es buenoCaminar es bueno para la salud. (Wandelen is goed voor de gezondheid.)
Es malo + infintivoEs malo hacer senderismo con mochila pesada. (Het is slecht om te wandelen met een zware rugzak.)
¡Qué bien! + infinitivo¡Qué bien estar junto al lago con amigos! (Wat is het fijn om samen met vrienden aan het meer te zijn!)
¡Qué mal! + infinitivo¡Qué mal olvidar las botas de montaña! (Wat slecht om de bergschoenen te vergeten!)

 

Oefening 1: Expresar lo positivo y lo negativo (bien/bueno, mal/malo)

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

¡Qué mal!, es malo, Está bien, está mal, es bueno, Es bueno

1. Negativo :
El senderismo era peligroso y eso ....
(Wandelen was gevaarlijk en dat is slecht.)
2. Positivo:
: ... relajarse junto al lago después de subir
(Het is fijn om te ontspannen aan het meer na het klimmen.)
3. Positivo :
Caminar por el bosque ... para relajarse.
(Wandelen in het bos is goed om te ontspannen.)
4. Positivo:
: ... esperar la amanecer aquí en el lago.
(Het is goed om hier bij het meer op de zonsopgang te wachten.)
5. Negativo:
: No seguir el camino marcado ....
(Het niet volgen van de gebaande paden is slecht.)
6. Positivo:
: ... hacer algo que te guste un domingo por la mañana
(Het is goed om iets te doen dat je leuk vindt op een zondagmorgen)
7. Negativo :
Subir la montaña sin agua ... para la salud.
(De berg beklimmen zonder water is slecht voor de gezondheid.)
8. Negativo :
... Me olvidé las botas de montaña.
(Wat jammer! Ik ben mijn bergschoenen vergeten.)

Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

es malo


is slecht

2

Es bueno


Het is goed

3

¡Qué mal!


Wat erg!

4

es bueno


is goed