Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

  1. De betrekkelijke bijzin met "que" is altijd verbonden met het zelfstandig naamwoord waarnaar het verwijst.
  2. "Que" verwijst naar dingen of personen.
  3. Het wordt gevormd met: zelfstandig naamwoord + que + werkwoord + bijzin.
Sustantivo (Zelfstandig naamwoord)Sustantivo = que relativo (Zelfstandig naamwoord = betrekkelijk voornaamwoord que)Ejemplo (Voorbeeld)
La merienda (De tussendoortje)Que + verbo + oración subordinadaLa merienda que comí en el restaurante fue saludable.
El refresco (De frisdrank)Que + verbo + oración subordinadaEl refresco que bebimos ayer estuvo bien.
El menú (Het menu)Que + verbo + oración subordinadaEl menú que queremos tiene verduras.
Mi amiga (Mijn vriendin)Que + verbo + oración subordinada Mi amiga, que me ha recomendado esta dieta también, me ha mostrado unos ejercicios.

 

Oefening 1: El relativo "que"

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

Beber (Yo), Comer (Ellos), Tomar (Nosotros), que ha preparado, Hacer (Tú), que haces, que bebí, Preparar (Ella), Preparar (Vosotros): , Seguir (Yo), que necesito, que comieron, que tomamos, Necesito (Yo), que preparasteis, que sigo

1.
... :La dieta ... me ayuda a sentirme más saludable.
(Het dieet dat ik volg helpt me me gezonder te voelen.)
2.
...: El ejercicio... todos los días te ayuda sentirte mejor.
(Doen (jij): De oefening die je elke dag doet, helpt je je beter te voelen.)
3.
...La comida ... ayer estaba deliciosa.
(Bereiden (Jullie): Het eten dat jullie gisteren bereidden was heerlijk.)
4.
...: La merienda ... a media tarde fue muy ligera.
(De snack die ze halverwege de middag aten was erg licht.)
5.
...: El refresco ... ayer me hizo sentir mal.
(Drinken (ik): De frisdrank die ik gisteren dronk, maakte me ziek.)
6.
...: El menú ... para esta semana tiene muchas verduras.
(Preparar (zij): Het menu dat zij voor deze week heeft voorbereid bevat veel groenten.)
7.
...: La bebida ... después del entrenamiento fue energética.
(Tomar (Wij): Het drankje dat we na de training dronken was energiek.)
8.
...:El ingrediente ... para la receta es aceite de oliva.
(Het ingrediënt dat ik nodig heb voor het recept is olijfolie.)

Oefening 2: Meerkeuze

Instructie: Selecteer de juiste zin die correct het betrekkelijk voornaamwoord 'die/dat' gebruikt om meer informatie over het zelfstandig naamwoord te geven, waarbij veelvoorkomende fouten in het gebruik worden vermeden.

1.
Fout: het werkwoord moet enkelvoudig zijn om te concorderen met 'gerecht'; 'zijn' mag niet in meervoud worden gebruikt.
Fout: het juiste betrekkelijk voornaamwoord is 'die/dat', niet 'diegene', want dat wordt alleen voor personen gebruikt.
2.
Fout: er is een gebrek aan congruentie; het moet 'ligt' (enkelvoud) zijn en niet 'liggen', omdat 'brood' enkelvoudig is.
Fout: het betrekkelijk voornaamwoord moet 'die/dat' zijn, niet 'diegene', omdat het naar een ding verwijst.
3.
Fout: gebrek aan congruentie; 'ingrediënten' is meervoud en vereist 'zijn', niet 'is'.
Fout: het werkwoord moet enkelvoud zijn om te concorderen met 'sap'; 'zijn' mag niet meervoud zijn.
4.
Fout: het juiste voornaamwoord voor dingen is 'die/dat', niet 'diegene'.
Fout: gebrek aan congruentie; 'fruit' is enkelvoud en het werkwoord moet ook enkelvoud zijn, niet meervoud.

Geschreven door

Deze inhoud is ontworpen en beoordeeld door het coLanguage pedagogisch team. Over coLanguage

Profile Picture

Array Array


Laatst bijgewerkt:

zondag, 29/06/2025 16:29