- De futuro simple wordt gevormd door de uitgangen "-é, -ás, -á, -emos, -éis, -án" toe te voegen aan het infinitief.
- De uitgangen zijn gelijk voor alle vervoegingen "-ar, -er, -ir".
- Het wordt gebruikt om toekomstige plannen, beloften of verplichtingen, voorspellingen of aannames uit te drukken.
Pronombre | Verbo: ver | Ejemplo |
---|---|---|
Yo | Veré | Yo veré el concierto. |
Tú | Verás | Tú verás la ópera. |
Èl/Ella | Verá | Él verá el musical. |
Nosotros/as | Veremos | Nosotros veremos el festival. |
Vosotros/as | Veréis | Vosotros veréis el concierto. |
Ellos/as | Verán | Ellos verán el espectáculo. |
Oefening 1: El futuro simple: Los verbos regulares
Instructie: Vul het juiste woord in.
Bailarás, escuchará, veremos, escucharán, bailaréis, tocarán, verá, veré
1.
Yo ... el concierto de flamenco este sábado.
(Ik zal dit zaterdag naar het flamencoconcert kijken.)
2.
¿Tú ... salsa en el festival mañana?
(Zul je morgen salsa dansen op het festival?)
3.
Ella ... la canción moderna esta noche.
(Zij zal vanavond het moderne lied luisteren.)
4.
Nosotros ... una ópera clásica la próxima semana.
(Wij zullen volgende week een klassieke opera zien.)
5.
¿Vosotros ... tango en el musical?
(Zullen jullie tango dansen in de musical?)
6.
Los músicos ... la guitarra en el festival.
(De muzikanten zullen gitaar spelen op het festival.)
7.
Mis amigos ... rock en el concierto.
(Mijn vrienden zullen naar rock luisteren op het concert.)
8.
María ... una exposición de instrumentos musicales.
(María zal een tentoonstelling van muziekinstrumenten zien.)
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies de correcte zin in de onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd in elke groep. Let op de vorming van het werkwoord en de context van concerten en festivals.
1.
'Kocht' staat in de verleden tijd, niet in de toekomende tijd. In de toekomende tijd moet 'zal kopen' gebruikt worden.
De uitgang 'ás' hoort bij 'jij', niet bij 'ik'. De juiste vorm voor 'ik' is 'zal kopen'.
2.
Verkeerde uitgang 'én'. De juiste vorm voor 'wij' is 'zullen gaan'.
'Zal' is voor hij/zij, niet voor wij. De correcte vorm is 'zullen gaan'.
3.
Er mogen niet twee vervoegde werkwoorden gebruikt worden. Alleen het hoofdwerkwoord wordt vervoegd in de toekomende tijd.
Er mag geen 'aan' toegevoegd worden na het modale werkwoord in de toekomende tijd. De correcte zin laat de 'aan' weg.
4.
'Doe' staat in de tegenwoordige tijd, niet in de toekomende tijd. Er moet 'zal maken' gebruikt worden.
'Zal' is niet correct voor 'ik' als enkelvoud; 'zal' hoort bij hij/zij.